John Reed,Tien dagen die de wereld deden wankelen. Reportage.
Uitgeverij Schokland, De Bilt / EPO, Antwerpen, 2017. 320 p.,
woordenlijst.ISBN 978 94 626710 3 4; € 24.
.
Tien dagen die de wereld deden wankelen
Op 7 november 1917 vond de Oktoberrevolutie plaats in
Petrograd / nu Sint-Petersburg en daarna in de rest van Rusland.
Dat is 100 jaar geleden en dus verschijnen er dit jaar een pak
boeken daarover.
Eén daarvan is geschreven op het moment zelf, door de jonge
Amerikaanse reporter John Reed, die met zijn vrouw Louise Bryant
in de toenmalige Russische hoofdstad was en daar zeer genoot van
de omwentelingen.
Reed (1887-1920) was een Amerikaans communist van 30 jaar,
enthousiast fellow traveller. In 1910 had hij de Mexicaanse
revolutie verslagen, dan de Eerste Wereldoorlog en in 1917
de Russische revolutie, waar hij een grote bewonderaar was van
Lenin en Trotski, wat hem later door Stalin kwalijk werd
genomen.
Inhoud
Tien dagen die de wereld deden wankelen
Zijn
verslag “Ten days that shook the world” werd uitgegeven met een
voorwoord van Lenin, maar dat is hier vervangen door het
voorwoord van Reed, gedateerd te New York op 1/1/1919. Zijn
meesterwerk verschijnt nu in Nederlandse vertaling, bij EPO voor
24 € en in augustus nog eens bij Walburg Pers, voor 29,95 €.
Het boek begint met een overzicht van de vele politieke partijen
en partijtjes, die actief waren in 1917 en de acht
volksorganisaties zoals de sovjets, vakbonden, fabriekscomités.
Opmerkelijk is dat Stalin hier nergens genoemd wordt.
Reed begint zijn verhaal in maart 1917, toen de Voorlopige
Regering heel veel vrijheden invoerde, o.a. de persvrijheid en
de amnestie voor verbannen revolutionairen zoals Lenin en
Stalin, wat Reed vergeet te vermelden. Maar ze probeerde
vruchteloos om van Rusland een georganiseerd land te maken. En
in haar kort bestaan veranderde ze drie keer van samenstelling:
de eerste werd geleid door Lvov, de tweede en de derde door
Kerenski.
De oorlog, de chaos en de honger bleven voortduren en voor
levensmiddelen moest men uren in de rij staan. Reed beschrijft
het allemaal ingrijpend en doordat hij bij een gezin inwoonde,
kende hij de reële toestand. Ook de soldaten aan het front leden
honger.
In september 1917 probeerde generaal Kornilov zich uit te roepen
tot dictator van Rusland, maar hij werd gearresteerd door
soldatencomités. De bolsjewieken veroverden de meerderheid in de
sovjets van Petrograd, Moskou, Kiev, Odessa en andere steden.
Het oude Rusland viel snel uiteen: Oekraïne, Finland, Polen,
Wit-Rusland eisten autonomie; soldaten deserteerden met
honderdduizenden; er werd gestaakt en honger geleden in het
leger en in de grote steden. In het Smolny-instituut in
Petrograd kwamen de bolsjewieken bijeen en Reed interviewde hen
daar. Trotski was zijn geliefde gesprekspartner. Er ontstond een
conflict tussen de sovjet en de Voorlopige Regering van
Kerenski.
Op 7 november vond dan de revolutie plaats, in volle chaos, die
nog maanden zou aanslepen. De ministers van de Voorlopige
Regering werden gearresteerd in het Winterpaleis en gemarteld in
de Petrus- en Paulusgevangenis. Enkel Kerenski kon ontsnappen.
Overal werden zegevierende affiches aangeplakt door de sovjet,
o.a. met de oproep om Kerenski te arresteren en uit te leveren
aan een volksrechtbank. Langs de radio riep het “Comité voor de
redding van het land” dan weer uit dat de misdadige bolsjewieken
een burgeroorlog ontketend hadden. Ook andere groepen en
partijen protesteerden tegen de bolsjewistische staatsgreep.
Reed ontkent de verhalen over geweld en terreur door Rode
Gardisten, maar ze klopten wel: de ministers van de Voorlopige
Regering werden vermoord.
De revolutionairen stelden aan alle oorlogvoerende naties voor
om de strijd te beëindigen, maar daar kwam geen reactie op.
Vervolgens vaardigde Lenin een decreet uit over de opheffing van
het privé- en grootgrondbezit.
Op 8 november werden de leden van de Raad van Commissarissen,
d.w.z. de bolsjewistische regering, bekend gemaakt. Lenin stond
op kop. Hier komt de naam Stalin voor het eerst voor: als
minister van Nationaliteiten, helemaal onderaan op de
lijst(141). Tijdens de eindeloze debatten had hij blijkbaar
nooit het woord genomen.
Op 9 november verklaarden de kozakkenregering en Kerenski dat de
bolsjewistische regering onwettig was. Ook de spoorwegen,
telegraafdiensten en de post wilden niet met haar meewerken.
Het land was meer verdeeld dan ooit en verkeerde in staat van
ontbinding. De Rode Gardisten verboden de “bourgeoiskranten”,
zodat alleen zij nog nieuws konden verspreiden.
Op 10 november schreef de sociaal-revolutionaire krant Delo
Naroda(De zaak van het volk): “Dit is geen opstand van het hele
volk, maar van een handvol arme dwazen, die door Lenin en
Trotski misleid zijn. Hun decreten zullen verdwijnen in het
museum van de historische curiositeiten”. Dat gebeurde dus pas
in 1990. En de krant van de volkssocialisten schreef: “Geen
enkel land zal deze regering erkennen”. Daarop verbood Lenin
alle kranten die tegen zijn regering durfden te schrijven.
Op 11 november waren er de hele dag schermutselingen tussen Rode
Gardisten en jonkers(jonge lagere officieren), met vele doden.
De contrarevolutie van de jonkers werd onderdrukt in Petrograd,
maar in Moskou hadden jonkers en kozakken de sovjettroepen
ontwapend en verdreven uit de buurt van het Kremlin.
Op 12 november staakten de bankbedienden in heel Rusland tegen
de grote geldopeisingen door Lenin. Die liet dan de kluizen van
de staatsbank opblazen met dynamiet. Vanuit het front kwam het
bericht dat Kerenski verslagen was door revolutionaire troepen.
Op 13 november vonden in Moskou weer verschrikkelijke gevechten
plaats tussen jonkers en revolutionairen. Overal vlamde de
burgeroorlog op. In vele steden waren de straten bedekt met
bloed.
Op 14 november constateerde Kerenski in Gatsjina dat de kozakken
hem wilden arresteren en uitleveren. Hij vluchtte in het uniform
van een matroos. Het Militair Revolutionair Comité wou hem voor
een volksrechtbank brengen. Ondertussen ging de wrede
burgeroorlog verder met duizenden doden en massale verwoestingen
van kerken en kathedralen, vooral in Moskou. Loenatsjarski,
minister van Onderwijs en Opvoeding, nam ontslag uit protest
tegen de bombardementen op en de zinloze “vernieling van al die
schoonheid door de bolsjewistische artillerie” en tegen de
“beestachtige wreedheden die duizenden slachtoffers
veroorzaakten”(230).
Op 14 november gaven de jonkers zich over en kregen de
bolsjewisten Moskou, het echte Rusland, in handen, na zes dagen
bloedige strijd.
Op 15 november kondigden Stalin en Lenin af dat de volkeren van
Rusland recht hadden op afscheiding en op een onafhankelijke
staat(242). Gevolg: in Oekraïne, Finland, Polen, delen van
Siberië en van de Kaukasus vormden de “bezittende klassen”(aldus
Reed) meteen antibolsjewistische regeringen.
Lenin
begon nu aan de verovering van de feitelijke macht over de
economie, de banken en de ambtenarij. Want al die instellingen
waren tegen de bolsjewieken en weigerden met hen mee te werken.
Fabrieken moesten sluiten door gebrek aan brandstof en overal
was er honger. De vakbond van de spoorwegarbeiders vormde een
nieuwe regering met de sociaal-revolutionair Tsjernov als
premier en zonder Lenin en Trotski, maar ze was geen lang leven
beschoren. Bij de bolsjewisten was er ruzie over het opheffen
van de persvrijheid. Op 18 november traden daarom Kamenev en
Zinovjev uit het centraal comité en drie anderen uit de
regering; ze werden beschouwd als deserteurs. Daarna vond de
wijnpogrom plaats: de wijnkelders werden vernietigd. De grote
hotels werden omsingeld door Rode Gardisten en de
“speculanten”(wie dat ook mochten zijn) werden in de gevangenis
gegooid.
Op 22 november liet het leger weten dat hun brood op was en dat
de soldaten uitgehongerd waren. De ambtenaren van de staatsbank
protesteerden tegen het geweld en staakten tegen de
geldopeisingen van de bolsjewieken. Ook de Doema protesteerde
tegen de decreten van de bolsjewistische regering. Daarop beval
de regering de ontbinding van de Doema van Petrograd. De nieuwe
Doema die op 9 december “gekozen” werd, bestond bijna volledig
uit bolsjewieken. Ondertussen werden Oekraïne en Finland erkend
door de geallieerde regeringen, die beide landen “enorme
geldsommen leenden”, aldus Reed(263). De opstand van de
militaire staf tegen de regering werd neergeslagen: generaal
Doechonin werd afgezet en doodgeslagen.
Reed zegt: de bolsjewieken veroverden de macht, niet door een
compromis met de bezittende klassen, maar door de hulp van de
onderste lagen van de bevolking, die met hen het oude
vernietigden en nieuwe structuren opbouwden(268).
Op 18 november kwam het boerencongres bijeen in Petrograd. De
meeste boeren waren de regering vijandig gezind. Toen Lenin hen
toesprak, riep de zaal tien minuten lang: “Weg met hem”. Pas na
11 dagen, op 29 november, ging het boerencongres akkoord met de
revolutie en sloten ze vrede met de sovjets.
Reed besluit zijn tien dagen (die er 22 zijn geworden) met een
zegevierende resolutie van het Centraal uitvoerend comité en van
het Boerencongres dat het bondgenootschap van alle uitgebuite
werkers de veroverde macht zou behouden(286). Op 29 november
1917 kon Reed nog niet weten hoeveel miljoenen doden er in 1918
en de volgende decennia zouden vallen in de eerste proletarische
arbeidersstaat.
De enthousiaste vertalers Buis en Wijnkoop voegen er nog een
nawoord aan toe (287-297) en zijn daarbij soms even weinig
afstandelijk als Reed zelf. Een voorbeeld: zij geven als
verklaring voor de Amerikaanse deelname aan de 1° W.O. de vrees
dat Engeland zijn Amerikaanse leningen niet zou terugbetalen als
het de oorlog zou verliezen (289), terwijl algemeen wordt
aangenomen dat Amerika besloot deel te nemen omdat een Duitse
onderzeeër hun passagiersschip Lusitania had doen zinken met
1200 doden als gevolg en omdat Duitsland in het
Zimmermann-telegram Mexico en Japan had opgeroepen om de VSA aan
te vallen.
De vertalers geven wel een goede beschrijving van de
Februarirevolutie, die plaats gevonden had zonder de
bolsjewisten: die waren verbannen en keerden pas daarna terug
naar hun land.
Het boek van Reed heeft zijn sterke kanten: een verslag van een
overtuigd bolsjewiek van op de eerste rij, de vele originele
pamfletten en decreten die hij erin weergeeft, de woelige en
eindeloos lange en saaie vergaderingen die hij verslaat, de
commentaren van willekeurige omstanders die hij weergeeft, zijn
duidelijk beeld van hoe een zeer kleine minderheid, die enkel
kon rekenen op gewone arbeiders, matrozen, soldaten en landloze
boeren, er met geweld in slaagde de grote meerderheid van andere
partijen en strekkingen die voor overleg waren, van tafel te
vegen. Reed toont aan dat de staatsgreep zich vooral afspeelde
in vergaderzalen en met geweld(Rode Gardes en Tsjeka), terwijl
de echte Russische revolutie van februari op straat had
plaatsgevonden.
Hij vermeldt niet dat bij de enige verkiezingen van 12 november
de bolsjewieken slechts 25 % of 175 van de 715 zetels haalden,
terwijl de gematigde Socialisten-Revolutionairen de absolute
meerderheid hadden met 370 zetels, en dat Lenin deze uitslag dus
negeerde. Kees Boterbloem spreekt daar wel over in zijn
“Revoljoetsija”.
Reeds vrouw Louise Bryant keerde als eerste terug naar Amerika
en schreef al in 1918: “Six red months in Russia”. Reed zelf
arriveerde in april 1918, een maand nadat Lenin en Trotski de
vernederende vrede van Brest-Litovsk getekend hadden met
Duitsland en Oostenrijk, waarover hij ook niets zegt. Met die
vrede vereffende Lenin zijn schuld bij de Duitsers, die hem in
Rusland hadden binnengebracht en gefinancierd.
Reed schreef zijn “Ten days” in tien dagen en evenveel nachten,
“met pure vreugde in zijn ogen” (293). Het verscheen in 1919.
George Kennan, anticommunist, prees zijn literaire kracht en
zijn puur idealisme. Het boek verscheen pas in 1966 in het
Nederlands, in volle Koude Oorlog, bij Pegasus, toen de
uitgeverij van de CPN. Toen werd het boek enkel gelezen door de
partijleden. In 1999 plaatste de New York Times het op de 7°
plaats van de top 100 van journalistieke werken. In 2016 deed
The Guardian dat nog eens over.
Wie het boek absoluut niet goed vond, was Stalin. Zijn naam kwam
er maar twee keer in voor, nl. op p. 141 en 242, en dan nog heel
onopvallend, terwijl zijn aartsrivaal Trotski er een prominente
plaats innam als rechterhand en ideale opvolger van strateeg
Lenin. Stalin verbood het boek dan ook in de Sovjet-Unie van
1924 tot 1953 en in het Oostblok van 1945 tot 1953.
In 1926 gaf de Britse communistische partij het uit in verminkte
vorm: zonder de naam Trotski, om Stalin te behagen en zonder
Lenins lovend voorwoord, dat ook in deze uitgave ontbreekt.
Eén van de eerste zaken die Lenin en Trotski afgeschaft hadden,
was de persvrijheid: het communistisch ideaal werd meteen
omgezet in een totalitaire dictatuur en dit tot
Gorbatsjov(1985-1990).
Reed keerde in oktober 1919 terug naar Rusland, omdat hij in
Amerika persona non grata was geworden en ook om geld te krijgen
voor zijn Amerikaanse Communistische Arbeiderspartij. Hij liep
er helaas vlektyfus op en stierf eraan, kort voor zijn 33°
verjaardag. Hij werd als held van de SU begraven bij de
Kremlinmuur, waar een gedenkplaat nog altijd aan hem herinnert.
Zijn vrouw leefde nog tot haar 1936 (en werd maar 51 jaar).
De vertalers besluiten hun nawoord met de volgende wel zeer
lovende woorden: “Een uniek mens, die ons over een unieke
gebeurtenis een uniek boek heeft nagelaten”.
Het boek eindigt met een “register”, d.w.z. een zeer nuttige
verklarende lijst van namen, zowel personen als plaatsen en
begrippen. Een echt register of een index met verwijzingen naar
de pagina’s in het boek ontbreekt helaas. Soms ontbreekt ook een
begrip in dat register, b.v. “de ten”. Een kaart van Rusland met
minder bekende plaatsnamen zoals Gatsjina en Mogiljov had er ook
bij mogen zijn. De visie van de gepassioneerde en betrokken
fellow traveller Reed is dikwijls gekleurd en eenzijdig: wat
niet bolsjewistisch was, noemde hij al snel bourgeois, b.v. de
nationale bewegingen in Oekraïne, Finland, Polen, Wit-Rusland,
die zich in 1917 losmaakten van Rusland.
Zijn verslag is spannend en ingrijpend, maar het boek van
Boterbloem (“Revoljoetsija”) is vollediger en historisch meer
betrouwbaar.
Jef Abbeel, juni 2017