Janine Jager, Hoe komen wij heelhuids uit deze hel? Nederlanders in revolutionair Rusland. Uitgeverij Atlas Contact, A’dam / VBK, Antwerpen, 2017. 245 p., foto’s, literatuur, register. ISBN 978 90 4503436 2; € 19,99.

 

Nederlanders in Rusland 1917-1920  

Nederlanders zijn wereldburgers, al minstens sinds de 17° eeuw. Toen 100 jaar geleden de Russische revolutie uitbrak, woonden en werkten enkele honderden Nederlanders in Rusland. Velen hadden er een bedrijf of vertegenwoordigden de Nederlandse regering. De meesten woonden in Sint-Petersburg, waar ook vele Duitsers, Zwitsers, Engelsen, Fransen woonden. De Belgen worden helaas niet vermeld.
Vanaf de communistische revolutie zaten ze in de problemen. Janine Jager beschrijft hun zorgen, angsten en honger aan de hand van hun brieven, dagboeken, memoires. .

 Nederlanders in Rusland 1917-1920

 

De banden tussen Rusland en Nederland dateren al van de 17° eeuw: ieder jaar voeren handelsvloten uit de Republiek naar Archangelsk en na 1703 naar Sint-Petersburg, met vuurwapens en andere producten, die geruild werden tegen hout, huiden en graan. Tsaar Peter nam een voorbeeld aan het rijke Holland, kwam er op bezoek, kende een beetje Nederlands en bouwde zijn nieuwe hoofdstad naar het voorbeeld van Amsterdam. In 1816 trouwde Willem II met Anna Paulowna, zus van tsaar Alexander I en in de 19° eeuw investeerden Nederlanders (en andere West-Europeanen) in de opkomende Russische industrie. De Russische bevolking steeg toen van 35 naar 133 miljoen door veroveringen. De 56 miljoen Russisch-orthodoxen waren de grootste groep in dit multi-etnisch land.


In de kosmopolitische hoofdstad sprak de elite ook Duits en/of Frans. De 200 à 300 Nederlanders hadden er winkels aan de Nevski Prospekt en verkochten er textiel, haring, kaas, jenever, koloniale waren etc. Ze trouwden met Russische of Duitse meisjes.



Vanaf 1870 industrialiseerde Rusland zeer snel en vanaf 1880 werd het onrustig. In 1881 werd tsaar Alexander II vermoord. Een broer van Lenin, student van Mendeljev, was daarbij betrokken. De Nederlander Egbert Engberts, afkomstig uit Vriezenveen(bij Almelo, Twente), was in die buurt en hoorde de explosies. Hij vond het leven in SPB zeer mooi, had weinig last van de censuur en van de autocratie, en verliet met tegenzin het land na de Oktoberrevolutie.


In 1914 produceerden de Russische fabrieken al meer dan de Franse, dank zij West-Europees geld en technische kennis, binnengehaald door Sergej Witte, die zelf Nederlandse roots had. Rusland leek voor Nederlandse ondernemers het land van de toekomst en Nederland was in 1918 de grootste schuldeiser na Frankrijk.

Vanaf 1901 waren er onlusten van studenten en studentinnen in Charkov, Kiev, SPB, Moskou en Kazan: zij protesteerden tegen het gebrek aan vrijheden, tegen de censuur, tegen het verdwijnen van mensen. Kazakken onderdrukten de protesten met geweld.

In 1904 brak de oorlog uit tussen Japan en Rusland over gebieden in Korea en Mantsjoerije. In Rusland werd betoogd en gebeden. Op 9 januari 1905 wilden 100.000 arbeiders en anderen een petitie bezorgen aan de tsaar om een parlement te krijgen en de noden van de arbeiders te verlichten. De betoging werd uiteen geschoten, met vele doden, ook vrouwen en kinderen, vandaar de naam “Bloedige zondag”. Het hele jaar 1905 was roerig, er werd veel gestaakt, er vielen duizenden doden. Bovendien verloor Rusland de oorlog. Tsaar Nicolaas II beloofde in oktober 1905 een parlement. Toch begon het plebs te plunderen en studenten en joden te vermoorden, zodat de politie ingreep. In december 1905 werd in Moskou een gewapende opstand door soldaten met kanonnen uiteen geschoten: er vielen ruim 1.000 doden. De arbeiderswijk Presnja was verwoest.


In april 1906 werd in SPB de eerste Doema geopend. Later volgden een tweede en derde. De bevolking eiste amnestie voor 70.000 gevangenen. De Doema’s en de tsaar kwamen niet tot akkoorden. In 1911 werd premier Stolypin door een terrorist doodgeschoten.

Op 1 augustus 1914 verklaarde Duitsland de oorlog aan Rusland, dat de kant van het orthodoxe Servië gekozen had. Het volk stond ineens weer achter de tsaar. Door de anti-Duitse emoties veranderde SPB in Petrograd, dat minder Duits klonk. De Nederlanders moesten oppassen, want vele Russen maakten geen onderscheid tussen Nederlanders en Duitsers. Nederland schonk dan veldhospitalen aan Rusland om bij Rusland in de gunst te blijven. De Duitse zakenlui werden verjaagd en vervangen door Nederlandse. In 1916 werden twee banken opgericht voor de handel met Rusland: Nedrus en Holrus(43). Philips verkocht 2 miljoen gloeilampen, Nederlandse kledingzaken boekten recordwinsten. Maar in de tweede helft van 1916 sloeg de armoede toe, er waren tekorten aan alles, brood en suiker werden gerantsoeneerd, het leven werd duurder, er sneuvelden teveel soldaten, de onrust nam toe, velen stierven aan vlektyfus. Gevolg: op 23 februari 1917 brak in Petrograd een spontane revolutie uit. Duizenden vrouwen en arbeiders protesteerden tegen de broodrijen, de honger en de koude. Ze riepen: “Wij willen brood! Weg met de oorlog ! Weg met de tsaar ! Leve de revolutie !” Op 24 februari waren ze met meer dan 200.000. Politie en leger joegen hen uiteen. Er vielen tientallen doden. De soldaten liepen over naar de betogers.

Op 2 maart 1917 trad tsaar Nicolaas II af. De nieuwe regering noemde zichzelf “Voorlopig” : ze wou dat bij algemeen kiesrecht een grondwetgevende vergadering gekozen zou worden, die de nieuwe staatsvorm moest bepalen. De Voorlopige Regering had een concurrent: de sovjet van arbeiders en soldaten controleerde haar.
De Nederlanders in Petrograd namen niet deel aan de vreedzame revolutie, maar juichten ze wel toe. De Regering zorgde voor de meest vrije periode in Rusland: ze schafte de doodstraf af, ze liet de gevangenen vrij, de ballingen mochten terugkeren uit Siberië, Europa en Amerika, er was persvrijheid. Het zou van oktober 1917 tot 1985/90 duren voordat de Russen deze luxe weer kenden.


Op 23 maart werden honderden slachtoffers van de revolutie begraven in een gemeenschappelijk graf. Maar Rusland zat in een neerwaartse spiraal en de Nederlanders werden pessimistisch.
Op 3 april kwam Lenin met Duitse hulp en Duits geld aan in Petrograd. Door zijn agitatie dreef hij de chaos ten top. De sovjet kwam in conflict met de regering. In juli vielen er tientallen doden onder de betogers. Hoewel er algemeen kiesrecht was, ook voor vrouwen en er vrouwen in de gemeenteraden zaten, hield de revolutie niet meer op.

In juli probeerde generaal Kornilov een einde te maken aan de chaos, maar Kerenski liet hem arresteren. Er kwam nog meer chaos, er werd geplunderd en gemoord.
Op 25 oktober begon de bolsjewistische revolutie met één schot van de kruiser Aurora, het signaal voor de bestorming van het Winterpaleis, waar de regering gearresteerd werd. Kerenski ontsnapte. Het moorden en plunderen ging verder. In februari 1918 annuleerde Lenin alle buitenlandse schulden, tot grote spijt van de spaarders in Nederland, België, Frankrijk, Engeland.


In maart 1918 vluchtte Lenin met zijn regering naar Moskou: dat lag verder van de Duitse troepen. Lenin vertrouwde de Duitsers niet, hoewel hij pas met hen de vernederende vrede van Brest-Litovsk had gesloten.

De Nederlandse en andere buitenlandse banken, winkels en bedrijven werden in juni 1918 door Rode Gardisten bezet en onteigend. Het grote gebouw van Lloyds werd omgebouwd tot de geduchte Loebjanka gevangenis. Welgestelde Russen en buitenlanders moesten hun schilderijen, vazen etc. verkopen om te overleven. Gewone Russen crepeerden van de honger. De Nederlanders moesten het stellen met veel te weinig voedsel, ze vermagerden , sommigen stierven aan ondervoeding.


Over de moord op de tsarenfamilie in juli 1918 wordt eigenaardig genoeg geen woord gezegd.
In augustus 1918 overleefde Lenin een aanslag. Hij kondigde de Rode Terreur af : de Tsjeka executeerde een aantal mensen om de bevolking schrik aan te jagen. Dan volgde een aanslag op het hoofd van de Tsjeka in Petrograd: 512 mensen werden als vergelding doodgeschoten en vele tienduizenden volgden in de jaren daarop.
In november 1918 begonnen een aantal Nederlanders Rusland te verlaten : hun bedrijven waren in handen van het personeel en gingen dramatisch achteruit. De buitenlanders probeerden ook hun bezittingen te beveiligen, maar een gewapende bende roofde zelfs het Zwitserse depot leeg in de Noorse ambassade.

In 1919 nam de hongersnood ernstige afmetingen aan. In Petrograd was er nauwelijks nog voedsel en de mensen stierven massaal. De communistische regering verbood het Rode Kruis om voedselpakketten toe te sturen. Twee Nederlandse jongeren reisden met veel geld van de Nederlanders en van de Zwitsers naar Samara aan de Wolga, 1700 km ver, en haalden er vier wagons voedsel. Ze kwamen door gebieden waar niets meer was: geen eten, geen kleren, geen brandstof, wel vlektyfus en verbitterde mensen.

In Moskou en in Petrograd werden alle buitenlandse consulaten door de Tsjeka overvallen, volledig geplunderd, de bewoners aangehouden. Ook het Nederlandse huis in Petrograd onderging dat lot. Het nieuwe regime trok zich niets aan van diplomatieke onschendbaarheid.
In april besliste de regering dat buitenlanders geen uitreisvisum meer kregen: ze zaten dus opgesloten, want de grenzen werden streng bewaakt door gewapende soldaten. In juni begon de jacht op buitenlanders: in de gevangenis van Petrograd zaten er honderden opgesloten, ook vrouwen en kinderen. Verder ook honderden Russen uit de Voorlopige Regering, uit de adel, de burgerij en het leger. Samen met de buitenlanders werden ze overgebracht naar Moskou, waar ze opgesloten werden in leeggeroofde kloosters, die fungeerden als concentratiekampen. Alles was er vies en vuil. Er was maar één WC voor 700 gevangenen, die allerlei ziektes opdeden. Behalve acht Nederlandse, zaten er ook Zwitserse, Zweedse, Deense, Griekse, Franse, Italiaanse en Spaanse diplomaten. De Tsjeka hield overal huiszoekingen, op zoek naar buit en mensen. In november 1919 kwamen de Nederlanders vrij, na 52 dagen gevangenis, dwangarbeid, ondervragingen en doodsangsten. Alles wat ze nog bezaten, verkochten ze om niet te verhongeren.

Tijdens de ijskoude winter van 1919-1920 was er geen steenkool meer. De houten huizen werden afgebroken om stookhout te hebben. De hongersnood bleef duren. Ondertussen was er ook nog burgeroorlog, met meer dan 1 miljoen slachtoffers in Oekraïne. Ook daar waren dertig Nederlanders actief, nl. in de zoutmijn van Stoupky. Ook zij waren na de Oktoberrevolutie onder controle geplaatst van ongeletterde arbeiders, die de lonen flink verhoogden. Ze waren al blij dat ze niet door de arbeiders doodgeschoten waren, zoals het geval was met directieleden van andere bedrijven. Hun huizen werden leeggeroofd door bendes.

In november 1918 had Troelstra ook in Nederland een communistisch bewind uitgeroepen, maar dat mislukte. Er werd wel een communistische partij opgericht, die nauwe banen onderhield met Moskou en alle berichten over de wreedheden van hun Russische kameraden ontkende.
Op 22 december 1919 namen de laatste Nederlanders de vlucht uit Stoupky. Pas in maart 1920 bereikten ze Nederland. In juni 1920 werd de zoutmijn officieel genationaliseerd door de Sovjets. Ze raakte snel in verval.

In 1919-1920 probeerden de overgebleven Nederlanders overal in het Russische rijk, inclusief de Baltische landen en Oekraïne, de vlucht te nemen. Reizen lukte niet meer: de Sovjets weigerden visa te geven. Finse mensensmokkelaars vroegen veel geld om mensen ’s nachts over het ijs van de Finse Golf te brengen met paard en slee: 15.000 à 50.000 Finse mark per persoon, voor 15 personen kwam dat neer op 345.000 euro. Dan moest men de reis van Finland naar Nederland nog betalen.


Sebald Rutgers, overtuigd communist, was uit Amerika door Japan en heel Siberië naar Moskou gereisd en door Lenin benoemd tot hoofdingenieur van de Russische waterwegen. Hij was de eerste Nederlandse fellow traveller: hij schreef in de NRC dat de bolsjewieken geen terreur of gruweldaden begaan hadden. Heel Nederland wist beter. Tegelijk zaten er in Nederland 6.000 Russen, die uit Duitse krijgsgevangenschap ontsnapt waren. De meesten zaten in Russenkampen, in armoedige omstandigheden. De CPH nam het op voor hen. In februari 1920 sloten de Britse gezant O’Grady en Litvinov een overeenkomst over uitwisseling van Britse en Nederlandse gevangenen tegen Russen. In mei 1920 mochten eindelijk 57 vermagerde volwassenen en 32 kinderen per stoomboot terug naar Nederland in ruil voor 212 Russen uit Nederland. In de jaren ’20 en ’30 volgden nog enkele Nederlanders. Een schadevergoeding voor de verloren bedrijven is er nooit gekomen.
De teruggekeerde Nederlanders bleven heimwee koesteren naar hun Rusland van voor 1917. In Nederland vonden ze moeilijk werk en moesten ze opboksen tegen de rooskleurige verhalen van communistische propagandisten zoals Henriette Roland Holst en David Wijnkoop, die overal spraken over het rode paradijs. In mei 1940 werden de Joden onder hen dan weer geconfronteerd met de Duitse inval.

Dit boek geeft een bijzonder concreet beeld van hoe het eraan toeging in het Rusland van 1917-1920 en tegelijk van de eerste propaganda voor de Sovjet-Unie in Nederland. De schrijfster laat de getuigen (of meestal hun memoires en brieven ) aan het woord zonder zelf een standpunt in te nemen. Ik mis een kaart met de minder bekende plaatsnamen zoals Jekaterinoslav, Kaloega, Kondrovo en Stoupky. En ik had graag ook iets gelezen over de Belgen in Rusland. Het boek is wel een nuttige aanvulling bij de vele literatuur die verschenen is n.a.v. de honderdste verjaardag van de Russische revoluties.

Jef Abbeel, oktober 2017