Irina Zacharova, Dmitri Ljoebin, Jelena Solomacha, Sergej Mironenko, Alexander Münninghoff,  1917. Romanovs en Revolutie. Het einde van een monarchie. Uitgeverij Hermitage en WBOOKS, Amsterdam, 2017. 200 p., foto’s, chronologie, stamboom, prenten, foto’s, noten. ISBN 978-90-78653-66-0; € 29,95.


 

Romanovs en Revolutie

In de Amsterdamse Hermitage loopt van 4 februari tot 17 september 2017 een briljante tentoonstelling genaamd “1917.Romanovs en Revolutie”. Deze is verdeeld over meerdere grote zalen, die allemaal om te mooier ingericht en heel didactisch opgesteld zijn. Overal kun je duidelijke teksten lezen en beluisteren. Ze brengt de geschiedenis in kaart, chronologisch, stap voor stap, vanaf 1881 tot 1919 en in zekere zin tot vandaag.

Romanovs en Revolutie


Bij die tentoonstelling is ook een prachtige catalogus. Deze begint met een toelichting over het verschil in datering tussen de Juliaanse kalender van de Russen en de Gregoriaanse van West-Europa: de Juliaanse liep in de 19° eeuw 12 dagen achter op de onze en in de 20° eeuw 13, tot Lenin op 1 februari 1918 besliste om 13 dagen over te slaan en er 14 februari 1918 van te maken. De Oktoberrevolutie van 25 oktober 1917 wordt dus herdacht op 8 november. Maar de herdenkingen zijn al jaren heel wat soberder dan in de periode van 1918 tot 1990.
In het voorwoord wordt verteld over de vondsten van de toegetakelde lijken: pas in 1991 vonden amateurs de tsaar, tsarina, drie dochters, twee bedienden, één lijfarts. DNA-testen bevestigden de authenticiteit. Ze werden bijgezet in de Peter en Paul kathedraal van Sint-Petersburg, waarbij president Jeltsin pleitte voor verzoening, ook met die pijnlijke episode uit de Russische geschiedenis.


Dat deed ook de Russische ambassadeur Alexander Tokovinin bij zijn toespraak in Leuven op 21 maart 2017. Pas in 2007 vond men de restanten van de bijna 14-jarige Aleksej en zijn zus Maria. Die moeten nog bijgezet worden.
Na het voorwoord volgt een nuttige tijdlijn met de belangrijkste gebeurtenissen van 1881 tot 1919. Het jaar 1917 is zeer gedetailleerd weergegeven. Dan krijgen we een indrukwekkende stamboom van de Romanovs en hun aanverwanten, van 1825 tot 1919/ 2007, het jaar waarin de allerlaatste stierf: een zekere Jekaterina, die leefde van 1915 tot 2007. Bij alle 58 familieleden staat een foto. Daarna krijgen we nog een kaart van Rusland anno 1917, met bijna alle plekken die in het boek genoemd worden, van Sint-Petersburg tot Vladivostok.


De catalogus zelf begint met een prachtig portret van Nicolaas II, door Ilja Repin(1844-1930). Dan volgen afbeeldingen van volkeren in Rusland: het grootste land ter wereld telde 125 miljoen inwoners en ca. 200 etnische groepen. We krijgen ook uitleg over de allesomvattende macht van de tsaar en over zijn zeer degelijke opleiding door professoren van de universiteiten van Kiev, Moskou, Sint-Petersburg en Charkov. Hij kreeg ook een militaire opleiding, kende perfect Frans, Duits en Engels en reisde door wel tien landen plus Siberië. Hij leefde vrij sober, deed veel aan liefdadigheid, maar was eerder een huisvader dan een goed bestuurder.


Rusland hoorde rond 1900 tot de vijf grootste industrielanden ter wereld, in tegenstelling met wat de communisten later zouden beweren, nl. dat zij van niets moesten beginnen. De industrialisatie was voor een groot deel te danken aan de economische hervormingen van minister Sergej Witte en aan Westerse investeerders. Rusland nam ook het initiatief tot de vredesconferenties van Den Haag in 1899 en 1907 en sloot in 1912 een verdrag met Mongolië, dat zich losgemaakt had van China. Ook op cultureel vlak presteerde het zeer goed en de tsaar liet twee grote musea bouwen: één in Sint-Petersburg en één in Moskou. En in 1913 vierde het nog enthousiast het driehonderdjarig bestaan van de Romanov dynastie.


De twintigste eeuw begon wel met een wereldwijde economische recessie, die ook in Rusland leidde tot 3.000 failliete bedrijven en 100.000 werklozen. De kleine boeren waren er zeer arm. De sociaal-revolutionaire partij pleegde dodelijke aanslagen op ministers en gouverneurs.


De Japanse vloot viel de Russische aan en versloeg hem in 1904. Japan versloeg ook het Russisch garnizoen in Port Arthur en in 1905 deed het ook de Baltische vloot zinken, die ter hulp was gekomen. Die oorlog had ook de economie en de overheidsfinanciën ondermijnd.


Gevolg: op 9 (22) januari 1905 trok een menigte van 140.000 arbeiders o.l.v. priester Gapon naar het Winterpaleis met een petitie voor de tsaar over de noden van de arbeiders. De keizerlijke troepen schoten een groot aantal arbeiders dood. Die gebeurtenis ondermijnde het geloof in de “goede tsaar” en luidde een revolutie in die doorging tot in “1907”(p. 32). Wellicht bedoelt de auteur : tot 1917. Tot de dood van Stalin in 1953 zou ook juist zijn : pas dan kwam er een einde aan de terreur.


Onder druk stemde Nicolaas II in met een Doema, een verkozen volksvertegenwoordiging. Hij dacht aan zijn grootvader Alexander II, die vele hervormingen had doorgevoerd en toch vermoord werd. Nicolaas’ eerste ontmoeting met de volksvertegenwoordiging was voor hem een grote schok. In 1907 ontbond hij de Doema (tijdelijk). Minister Stolypin voerde wel een nuttige landbouwhervorming door, waardoor 2,5 miljoen boerengezinnen zelfstandig werden tegen 1916 en ook meer produceerden. Toch werden ook op deze man elf aanslagen gepleegd, waarvan de laatste in 1911 zijn doel bereikte.


Toen de 1° W.O. uitbrak, zorgde dat in heel het land voor een uitbarsting van patriottisme . Maar er sneuvelden teveel soldaten en officieren, de bevoorrading liep vast, de bevolking leed honger en werd revolutionair. Ernstige voedseltekorten leidden tot de Februarirevolutie van 1917. De voorzitter van de Doema en de generaals van de fronten vroegen de tsaar om troonsafstand. Dat deed hij op 2 (15) maart 1917. In zijn dagboek schreef hij: Ik zie rondom mij overal verraad, lafheid en bedrog.


Dat werd 75 jaar later de titel van het briljante boek van Elisabeth Heresch over de moord op de tsarenfamilie.
Er kwam een Voorlopige Regering, eerst o.l.v. Georgi Lvov, later van Alexander Kerenski. Nicolaas en zijn gezin kregen huisarrest, eerst in het nabije Tsarskoje Selo, daarna in Tobolsk, achter de Oeral, uiteindelijk in Jekaterinenburg (Oeral). De regering wou hen naar Engeland laten vertrekken, maar premier Lloyd George weigerde dat.


Het land was acht maanden lang in crisis: stakingen, geen treinen, prijsstijgingen met 340 %, massale desertie van soldaten. De teruggekeerde bolsjewisten kregen steeds meer aanhangers: in oktober telden ze 350.000 leden. Lenin jutte hen op tot gewapende opstand.


Op 25 oktober 1917 werd het Winterpaleis veroverd. De regering werd gearresteerd, Kerenski kon ontkomen in een auto met Amerikaanse vlag. Uit protest tegen de staatsgreep, verlieten de socialisten-revolutionairen en de mensjewieken het Congres van Sovjets, waardoor Lenin alle macht naar zich kon toetrekken. Zijn propaganda en beloftes van land, vrede en brood hadden gewerkt.


In april-mei 1918 brachten de bolsjewieken het tsarengezin van Tobolsk naar Jekaterinenburg, om ze daar te liquideren. Die stad was het rode centrum van de Oeral en daar bestond weinig sympathie voor de ex-tsaar. En ze lag zo ver weg, dat zijn bondgenoten (de Witten) hem niet konden bevrijden. In de nacht van 16-17 juli 1918 werden ze allen uitgemoord. In de catalogus staan twee telegrams van daar naar Lenin : in het eerste staat dat ze de tsaar vermoord hebben, in het tweede dat “het hele gezin hetzelfde lot heeft ondergaan als het hoofd” , maar dat “officieel het gezin is omgekomen tijdens de evacuatie” (p. 194). Nicolaas’ broer Michail was al op 12-13 juni vermoord en de meeste andere Romanovs ondergingen hetzelfde vreselijke lot in 1918. De pers vertelde allerlei leugens bij elke executie. Ook in Oostenrijk-Hongarije en in Duitsland kwam een einde aan de keizerrijken, maar dan zonder moordpartijen.


In januari 1919 werden in Sint-Petersburg nog vier andere Romanovs vermoord, “als vergelding voor de moord op Karl Liebknecht en Rosa Luxemburg in Duitsland”. Slechts één Romanov kon ontsnappen: vorst Gavriil Konstantinovitsj(p.42). Maar in de stamboom (p. 15) staan er nog enkelen die langer dan tot 1919 geleefd hebben. Het uitmoorden van andersdenkenden en “vijanden van het volk” duurde nog tot na de dood van Stalin.
Het tweede hoofdstuk, ook van Irina Zacharova, gaat over de Russische keizerlijke familie rond 1900, de grote omvang van de familie, hun rijkdom aan kinderen, hun minder groot budget, hun vele liefdadigheidsacties, de intriges binnen de familie, de ziektes, de langverwachte zoon Aleksej(°1904). Zijn hemofilie werd angstvallig geheim gehouden voor het volk. En men haalde de rare Raspoetin binnen om zijn bloedingen te stoppen.

Hoofdstuk III gaat over de Romanovs aan het front. Velen vochten mee en er was een rivaliteit voor het oppergezag tussen grootvorst Nikolaj Nikolajevitsj en de tsaar. Die Nikolaj verliet Rusland in 1919 en werd de leider van de emigratie. De tsaar leidde het leger van 1915 tot 1917.
De vrouwen zorgden voor de gewonden en vele paleizen werden legerhospitalen. Eén Romanov sneuvelde : Oleg Konstantinovitsj. Ze waren met vijf broers mee gaan strijden, de andere vier overleefden de oorlog, twee werden in 1918 afgemaakt door de bolsjewieken in Alapajevsk.

Hoofdstuk IV gaat over het Winterpaleis en de Hermitage, twee gebouwen naast en aan elkaar gelegen. Het Winterpaleis was de officiële residentie van de tsaar, hoewel hij met zijn gezin meestal in Tsarskoje Selo buiten Sint-Petersburg woonde.


Vanaf 21 februari (6 maart) 1917 braken broodoproeren uit. Op 27 februari (12 maart) leidde een algemene staking tot een gewapende opstand.


Op 1 (14) maart koos het hele militaire garnizoen van de stad de kant van de stakende arbeiders. Het Winterpaleis, het laatste bolwerk van het wankele tsaristische regime, werd nog verdedigd door een klein regiment dat de tsaar trouw bleef. Het grootste deel van het paleis was al sinds 1915 omgevormd tot militair chirurgisch hospitaal, waar zich meer dan 500 hulpeloze gewonde soldaten bevonden. In één vleugel zat de Voorlopige Regering.
De Hermitage was een zelfstandig museum, dat tijdens de opstand gesloten was. In de nacht van 1 maart viel een bende gewapende soldaten dronken binnen in het museum. Van dan af kreeg het museum ook bewaking, maar dan van soldaten met bolsjewistische sympathieën.


De Februarirevolutie en de troonsafstand van tsaar Nicolaas II werden in Sint-Petersburg en in de Hermitage met enthousiasme begroet. Op 5 (18) maart arresteerde de Sovjet van Petrograd het keizerlijke gezin, confisqueerde hun bezittingen en riep het Winterpaleis en de Hermitage uit tot staatsbezit. Ze werden samengevoegd tot het “Russisch Louvre”.


In de periode tussen de twee revoluties (februari en oktober) werd ook het recht op particulier bezit al afgeschaft, nam het vandalisme tegen cultuur helaas toe en was kunstroof iets alledaags(p.120). Commissies stelden lijsten op en fotografeerden alle zalen en objecten om erger te voorkomen.


In juli 1917 schoten jonge officieren en kozakken op vreedzame demonstranten, met meer dan 700 doden tot gevolg. Lenin vluchtte (tijdelijk) naar Finland. In augustus pleegde Kornilov een mislukte militaire staatsgreep. Het Duitse leger nam Riga in. De museumcollecties werden in september-oktober voor 2/3° naar Moskou geëvacueerd. Het derde transport kon niet meer doorgaan: op 25 oktober/ 7 november pleegden de bolsjewieken hun staatsgreep. Ze zetten de regering af, ontbonden het parlement en arresteerden de regering. Soldaten, matrozen en ander tuig verwoestten veel kostbaarheden, zoals de foto’s in het boek aantonen(136-137) en roofden voor 10 à 15 miljoen roebel kunstvoorwerpen uit het Winterpaleis. De Hermitage werd gespaard, maar ze erkende het Sovjetbewind nooit(123). Directeur Tolstoj en een aantal medewerkers verlieten het land in de zomer van 1918.
In 1919 werd de “Eerste Hermitage Tentoonstelling” gehouden met “De cultus van het hiernamaals in het oude Egypte”. Je zou eerder iets verwachten dat met de revolutie te maken had. In hetzelfde jaar volgde de “Eerste Vrije Tentoonstelling van Kunstwerken”, met o.a. Ilja Repin en Marc Chagall. De auteur vertelt er niet bij dat een aantal van deze kunstenaars kort daarna het land ontvlucht zijn.

Hoofdstuk V handelt over spanningen in de Romanov-familie in de ruime zin, net voor de 1° W.O. Het ontbreken van regels voor de troonsopvolging leidde al in de 18° eeuw tot paleisrevoluties, omdat teveel familieleden aanspraak maakten op de troon. Ook in de 19° eeuw waren er daarom ruzies als de tsaar geen zoon had. In december 1825 was er de dekabristenrevolutie tegen de troonsbestijging van Nicolaas I. Bij de revoluties van 1917, die veroorzaakt waren door sociale, economische en politieke factoren, speelden twisten binnen de familie ook een zekere rol, aldus de auteur. Zo was het conflict tussen Maria Fjodorovna, de moeder van Nicolaas II en Alexandra, zijn vrouw, een factor bij de val van de dynastie. Ook Raspoetin veroorzaakte veel ruzie binnen de familie. Doordat hij Aleksej meermaals wist te “genezen”, verwierf hij grote invloed op de tsaar en de tsarina. Kranten en de Staatsdoema hadden veel kritiek op hem: “Zo’n perverse en smerige man hoort niet thuis aan het hof en bedreigt de dynastie”, schreven en zeiden ze. Maar de tsaar luisterde enkel naar vleiers, niet naar critici. Een andere factor was dat de tsaar in 1915 ook het bevel nam over het leger, hoewel hij daar niet voor geschikt was en hoewel Rodzjanko, de voorzitter van de Doema en sommige Romanovs zoals zijn moeder, hem dat afraadden. Want zo verbond hij de nederlagen met zijn naam. De kranten zagen er de rol van Raspoetin in. In 1916 was de breuk tussen de twee tsarina’s compleet: Maria Fjodorovna zag dat haar schoondochter en Raspoetin een negatieve invloed uitoefenden op haar zoon Nicolaas. Familieleden besloten Raspoetin te vermoorden in december 1916. Maria Fjodorovna was er blij mee, de gehate tsarina niet. Zij liet op eigen houtje een dader (grootvorst Dmitri Pavlovitsj) arresteren, wat verontwaardiging veroorzaakte in de familie.

Het laatste hoofdstuk is niet door een Rus geschreven, maar door (de Pools-Russische Nederlander) Alexander Münninghoff. Het gaat over de ongemakkelijke relatie tussen de Nederlandse koningin Wilhelmina(1898-1948) en de Romanovs. Wilhelmina was niet blij met de vredesconferenties die Nicolaas II, een ver familielid van haar, in Den Haag organiseerde(1899 en 1907). Zij vond dat Nederla en zijzelf zich daarmee bespottelijk maakten tegenover het buitenland. Maar ambtshalve moest ze doen alsof ze ermee instemde.
De auteur verwijst naar voorgangers: de Heilige Alliantie van tsaar Alexander I (1815-1853), waar een einde aan kwam toen Frankrijk, Engeland en Oostenrijk-Hongarije bij de Krimoorlog van 1853 de Turkse moslims hielpen. En in 1871 vroeg Alexander II tevergeefs aan Kaiser Wilhelm I om geen gebieden van Frankrijk af te pakken.
De vredesconferenties leidden niet tot resultaten, wat Wilhelmina voorspeld had.

Hierna volgt nog een lange lijst met de 393 objecten van de tentoonstelling en met enkele documenten uit het Russische staatsarchief, zoals de akte van troonsafstand van Nicolaas II en de telegrammen van de moordenaars aan Lenin met het bericht van de executie van de tsaar en zijn familie.
Vervolgens een bibliografie met bijna uitsluitend Russische titels. Jammer dat men er niet enkele in het Nederlands vertaalde boeken aan toegevoegd heeft, b.v. Pipes(“De onbekende Lenin”), Merridale(“Lenin in de trein”), Boterbloem (“De Russische Revolutie” en “Revoljoetsija”), Heresch (“Verraad, lafheid en bedrog. Leven en dood van de laatste tsaar”), Montefiore (“De Romanovs”). En eventueel ook de historische roman “Winterpaleis” van John Boyne.


De catalogus is een prachtig boek met veel degelijke historische informatie, duidelijke foto’s, een heldere tijdslijn, een indrukwekkende stamboom die duidelijk toont hoeveel familieleden in 1918 zijn omgebracht. Het boek leest ook heel vlot en geeft een goed beeld van de tsarenfamilie in de 19° en begin 20° eeuw.
Er staat een zeldzame fout in: kroonprins Frans Ferdinand en zijn vrouw werden vermoord, niet “omdat Servië zich wou losmaken van Oostenrijk-Hongarije”(p.35), want dat was al gebeurd in 1878, maar wel omdat ook Bosnië-Herzegowina dat wou doen. En Servië maakte ook aanspraak op Bosnië.
En bij het uitbreken van de 1° W.O. waren niet enkel Oostenrijk-Hongarije en Duitsland schuldig, maar droegen Rusland en de tsaar ook enige verantwoordelijkheid.
De auteurs hadden ook een woordenlijstje mogen toevoegen met enkele Russische begrippen zoals zemtsvo en een register. Een kaart met de plaatsnamen is er gelukkig wel bij.
Het boek is een aanrader, zowel voor wie de expo gaat bezoeken als voor wie hem bezocht heeft.

Jef Abbeel, maart 2017