Hester den Boer. Onderdrukt door de Verlosser. Een zoektocht naar Stalins erfenis in het Rusland van nu. Uitgeverij Atlas Contact, A’dam/Antwerpen, januari 2019. 271 p., paperback, 21 x 13 cm, kaart, foto’s, noten, bibliografie. ISBN 978-90-450-3345-7. € 22

Onderdrukt door de Verlossser

Dit aangrijpende boek gaat over de concentratie- en werkkampen in de ex-Sovjet-Unie. Volgens de schrijfster begon Stalin hiermee (p.11), maar Courtois zegt in zijn ‘Lénine’ dat Trotski al op 4 juni 1918 het eerste kamp inrichtte, wat de schrijfster nadien (p. 32) ook toegeeft. Ongeveer 18 miljoen mensen hebben in zo’n slavenkamp gezeten, van wie er ca. 4,5 miljoen ter plekke gestorven zijn. Daarnaast zijn er miljoenen geëxecuteerd of omgekomen door hongersnoden of verbannen naar onbewoonde gebieden waar ze zichzelf moesten redden.

Onderdrukt door de Verlosser. Een zoektocht naar Stalins erfenis in het Rusland van nu  

De schrijfster wou uitzoeken in hoeverre Stalin nog leeft in de hoofden en harten van de Russen en dat is dus meer dan ze dacht. Ze baseert haar onderzoek op tientallen memoires en dagboeken van ex-gevangenen, gesprekken met directeurs van musea en gedenkplekken, archieven van Memorial, de honderden massagraven die tijdens Gorbatsjov gevonden werden en die zij bezocht heeft.
Een opmerkelijk verschil tussen Duitsland, dat zijn denazificatie snel doorgevoerd heeft en de SU is wel dat hier geen onderzoek kwam naar de daders, dat niemand bestraft werd en dat de SU noch Rusland zich verontschuldigd hebben bij de Balten, Oekraïners en andere volkeren die door Stalin mishandeld zijn. De Chinese Communistische Partij zal zich ook niet snel verontschuldigen voor de meer dan 45 miljoen doden van Mao.


De onthullingen krenken de trots van de Russen, die zo al genoeg treuren over het uiteenvallen van de SU. En in de jaren 90 hadden ze nog andere zorgen: hyperinflatie, werkloosheid, lege winkels, maffia, … Memorial (NGO die het verleden onderzoekt) krijgt steeds meer tegenwerking in zijn zoektocht naar het verleden, vooral sinds 2012 en heeft de stigmatiserende stempel ‘buitenlands agent’ gekregen. En tijdens de SU was contact met een buitenlander een misdaad (p. 79).
De schrijfster bezocht dus goelagkampen en andere ballingsoorden. In hoofdstuk I begint ze met Kolpasjevo, ten noorden van Tomsk, waar in 1979 een groot massagraf werd gevonden, waarover niemand durfde en durft te praten. De vele duizenden doden waren aristocraten, ‘bourgeois’, koelakken, met heel hun gezin, ook hun kinderen. De meeste huidige bewoners stammen af van koelakken of andere ‘volksvijanden’. De meesten willen niet dat buitenlanders publiceren dat Russen door hun eigen mensen gefolterd en gedood werden.

Het volgende kampgebied (Hoofdstuk II-III) is Karelië en Solovjetski. Dit laatste ligt op een eiland in de Witte Zee, nabij de poolcirkel. In 1923, dus tijdens Lenin, bouwden de bolsjewieken hier een strafkamp. In het oude klooster (1436) en in het kerkje werden de gevangenen opgesloten en zwaar gemarteld. Pas in 1990 werd het weer een klooster.

Hier zegt de schrijfster dat Lenin de bevolking al opriep om ‘bourgeois’ te bestelen, te martelen, levend te verbranden en dat hij door Dzerzjinski kampen liet inrichten om hen op te sluiten. Eind 1919 waren er al 21 kampen van de Tsjeka, 10 jaar later 107 (p. 34). Ze beschrijft dan de wreedheden die in Solovjetski plaatsvonden tegen aristocraten, rijken, geestelijken, intellectuelen (p. 37, 45).
In 1929 werkten er 128.000 dwangarbeiders op dat eiland en op het Karelische vasteland, van wie er 18.000 stierven in 1 jaar tijd. De economische efficiëntie van de kampen was beperkt: ze bleven afhankelijk van staatssubsidies. Dwangarbeid is maar half zo productief als vrije arbeid en de kwaliteit ligt laag. 170.000 dwangarbeiders realiseerden met de hand grote bouwprojecten zoals het Witte Zeekanaal tussen die zee en de Finse golf, 200 km door graniet en rotsen, met grote hoogteverschillen, waarbij 25.000 à 100.000 mannen en vrouwen sneuvelden. Nu is het niet meer geschikt voor vrachtschepen, enkel nog voor toeristenbootjes.

Joeri Dimitriev, de plaatselijke onderzoeker van de massagraven, is in 2016 opgepakt om hem te doen zwijgen. En de overheid vertelt nu dat die doden Sovjetsoldaten zijn die door het Finse leger in 1940 zijn doodgeschoten.
In 1929 zorgde Stalin voor het ‘Grote keerpunt’: de snelle industrialisatie en collectivisatie, waarbij massa’s ‘saboteurs’ en miljoenen koelakken geëxecuteerd of verbannen werden. In 1930 waren ze met 180.000, o.a. 30.000 kinderen en bejaarden en bouwden ze steden zoals Magadan, Norilsk, Vorkoeta, Magnitogorsk.

Hoofdstuk IV gaat over de geheime dienst, nu FSB, die in de jaren 1937-1938 ruim 1,6 miljoen mensen oppakte, folterde en 700.000 van hen executeerde. Den Boer geeft als eerste verklaring voor de zuiveringen de oorlogsdreiging. Ik denk dat het eerder de ziekelijke machtswellust en de paranoia van Stalin waren, die in velen een samenzweerder zag. Zelfs Zinovjev en Kamenev, twee bolsjewieken van het eerste uur, en één derde van de nomenclatura in het Huis van de Regering, werden na maandenlange martelingen en een showproces geëxecuteerd. Boecharin en Jegoda volgden in 1938. Per regio werden lijsten met quota aangelegd: zoveel moesten er gedood worden, zoveel verbannen. Meestal werden die quota ruim overschreden. Stalin tekende persoonlijk duizenden doodsvonnissen en vroeg soms om wreder te martelen. Van de top 767 van het Rode Leger werden er 412 geëxecuteerd of 53,7%! De vrouwen kregen 5 à 8 jaar goelag, de kinderen moesten naar een weeshuis. De koelakken werden dubbel gestraft: eerst in 1929/30 met 8 jaar en na hun vrijlating opnieuw, als ze dan nog leefden. Ook buitenlanders en minderheden werden gedeporteerd of geëxecuteerd. Er kwam geen rechter of advocaat bij te pas. De grootste executieplek was Boetovo, bij Moskou: er liggen minstens 20.662 doden, tussen de datsja’s. Projectontwikkelaars willen daar nu luxe villa’s bouwen boven op het massagraf (p. 75)! Een groot deel van de bevolking geloofde en gelooft dat de gearresteerden echte verraders waren. Dat was een gevolg van indoctrinatie en de Stalin-cultus: hij was de grote verlosser, de vader, de leraar, de vriend.
Ook nu gelooft nog 38% van de Russen dat Stalin de grootste held aller tijden was. En 43% denkt dat zijn repressie nodig was om de orde te handhaven. De groeiende repressie sinds 2012/2013 (herverkiezing Poetin en betogingen in Kiev) en de economische achteruitgang zorgen ervoor dat vele Russen emigreren: van 36.774 in 2011 naar 350.000 in 2015 (p. 82)! Deze cijfers liggen wel veel hoger dan die van Rostatt (12.400 in 2017) en dan die van Eurostat (72.300 in 2017), aldus ‘Raam op Rusland’, 21.01.2019).

De moord op Nemtsov in 2015 toonde aan dat oppositie voeren tot de dood kan leiden. Het kritische Teatr.doc kreeg de ‘goede raad’ minder kritisch te zijn, maar mag doorgaan omdat het weinig publiek trekt. Maar in 2016 werd een kritische tentoonstelling over de gruwelijke oorlog in Oekraïne onmogelijk gemaakt: de nationale tv hitste de mensen op en de galeriehouder werd op tv door gecamoufleerde mannen bedreigd.

In hoofdstuk V trekt de schrijfster naar Kolyma, het meest beruchte complex van 80 kampen in het verre noordoosten, met temperaturen tot -60° en een permanent bevroren bodem. Er was te weinig eten, werkdagen van 14 à 16 uur zonder pauze, geen aangepaste kleding, de voeten en handen vroren af, het sterftecijfer lag dus heel hoog. Ook nu is er nog geen weg naar Kolyma: de gevangenen gingen per trein tot Vladivostok, dan per boot tot Magadan, dan de resterende 800 km te voet. Bij de slachtoffers waren zeer veel Oekraïners, die na de oorlog als ‘anti-Russische nationalisten’ opgepakt, gemarteld, geëxecuteerd of naar Kolyma verbannen werden voor dwangarbeid in de mijnen. Bij het nieuws van Stalins dood werd ook in Kolyma gehuild door onschuldige mensen. Velen dachten dat Stalin niet op de hoogte was van de goelag (p. 111)! En ook nu denken velen dat Solzjenitsyn en Ginzburg enkel leugens schreven over de kampen. Ook de huidige gidsen ginds verdedigen Stalin.

In hoofdstuk VI geeft de schrijfster nog wat cijfers: in de goelag zaten 18 miljoen mensen. Met de krijgsgevangenen en de ‘speciale ballingen’ (p. 122, ze legt niet uit wie dat waren) erbij zijn het er 28 miljoen. Op 37 miljoen gezinnen is dat bijna 1 per gezin. Van die 28 miljoen is 10% gestorven plus velen kort na hun vrijlating door ziekte en uitputting. Bovendien werden er 800.000 meteen geëxecuteerd tussen 1934 en 1953. In totaal zijn tijdens Stalin 10 à 12 miljoen mensen omgekomen door staatsgeweld (p. 123), aldus ook Applebaum in haar ‘Goelag’ (p. 497). Na die onthullingen liet Poetin de toegang tot de archieven weer moeilijker maken. En de FSB heeft de geheimhouding van vele documenten uit 1917-1991 met 30 jaar verlengd.

De kerk dan. 65% van de Russen zijn orthodox, de kerken zitten vol. Poetin en patriarch Kirill benadrukken dat Stalin de oorlog heeft gewonnen en veel goeds heeft gedaan. De kerk doet wel veel voor de herdenking van de slachtoffers, onder wie vele priesters en gelovigen. Stalin reduceerde het aantal kerken van 50.000 in 1917 naar 500 in 1941. Maar de kerk benadrukt dat berouw en verzoening belangrijker zijn dan schuldigen aan te wijzen. Ze ontwijkt de schuldvraag en zwijgt over de vele daders: Stalin, de geheime dienst, de vele verklikkers, bewakers, folteraars.
Erger nog: de schrijfster zag in enkele kerken iconen met het beeld van Stalin erop !
In 2017 onthulden Poetin en Kirill samen ‘De Muur van Verdriet’, een groot monument voor de slachtoffers van de repressie, als teken van … vergiffenis. Stalin werd niet genoemd. En in 2018 kreeg het Goelagmuseum in Moskou een nieuw gebouw. Het toont de terreur en de slachtoffers, maar doet alsof er na 1953 geen repressie meer was.

Hoofdstuk VII gaat over de betekenis van WO II voor de Russen nu. 25 miljoen Sovjetburgers sneuvelden, van wie 10 miljoen als soldaat en 15 miljoen als burger. 9 mei, hun V-dag, is de belangrijkste feestdag. Pas tijdens Gorbatsjov en Jeltsin raakten deze cijfers bekend in Rusland en pas toen kwam er ook kritiek op de blunders van Stalin tijdens de oorlog. Poetin smoorde deze kritiek, benadrukte weer de patriottische en heroïsche versie van de oorlog en herhaalde (terecht) dat het Westen de grenzen van de EU en van de NAVO opgeschoven heeft naar Rusland, wat bij vele Russen tot frustraties heeft geleid, samen met de bombardementen op hun bondgenoot Servië in 1995.
Nu willen ze niet meer bij het Westen horen, ze ergeren zich als westerse landen hun een reisvisum weigeren en zoeken ze hun eigen identiteit bij Stalin. Ze kopen wel Duitse auto’s en kijken naar Amerikaanse films. Democratie associëren ze met Jeltsin, die in Washington dronken op tv verscheen met Clinton en die een inflatie veroorzaakte van 2.000% en het verlies van hun spaargeld.
De meeste Russen beschouwen 1941 nog altijd als het begin van de oorlog en vergeten de veroveringen en de collaboratie van Stalin in 1939-1941. Een boek van Antony Beevor over de verkrachting van Duitse vrouwen door Russische soldaten in 1944-45 werd uit de bibliotheken gehaald.

In hoofdstuk VIII lezen we dat in 2015 het laatste onafhankelijk tv-station gesloten werd op vraag van de FSB en dat onafhankelijke kranten zoals de Novaja Gazeta het moeilijk hebben. Wie voor een buitenlandse zender durft te werken, wordt met foto in de krant een spion genoemd.
Hoofdstuk IX gaat over de Wolga-Duitsers. Zij waren vanaf 1762 (Catharina de Grote) naar de Wolga gelokt om het gebied te ontwikkelen. Maar in augustus 1941 werden ze door Stalin allemaal beschuldigd van spionage en met 1,2 miljoen gedeporteerd naar werkkampen rondom Krasnojarsk. 40% stierf tijdens de uitputtende treinreis van twee maanden of in Krasnojarsk, waar ze in de winter op straat moesten leven en doodvroren. Pas in 1972 mochten ze terugkeren naar de Wolga en in de jaren 90 naar Duitsland, maar velen bleven in de regio Krasnojarsk, want aan de Wolga waren al hun huizen ingenomen door Russen. Ze zijn daar nu met 23.000.

Hoofdstuk X gaat over de speech van Chroesjtsjov in 1956. Hij liet de standbeelden van Stalin verwijderen, 617.000 gevangenen rehabiliteren en een aantal kampen sluiten. Maar toen Solzjenitsyn zijn boek over het lijden van onschuldige mensen in de kampen publiceerde, gingen de tegenstanders in de aanval en in 1964 werd Chroesjtsjov afgezet (vooral om andere redenen, n.v.d.r.). Brezjnev stopte met de rehabilitatie van slachtoffers: tussen 1964 en 1987 werden er slechts 24 in ere hersteld, 1 per jaar dus. Rond 1975 waren er nog 1 miljoen gevangenen, van wie 10.000 politieke: dissidenten, intellectuelen, samizdat-schrijvers, kunstenaars. Pas in 1987 zorgde Gorbatsjov voor kritiek op de Stalin-terreur en kwamen velen vrij en werden ze gerehabiliteerd. In 1991 pleegden zijn tegenstanders een staatsgreep, maar Jeltsin hield hen tegen en zorgde voor de verdere rehabilitatie. Toch beweert de gids van een kamp bij Perm nu nog steeds dat al die politieke gevangenen terroristen en spionnen waren en het niet slecht hadden (p. 225).
Het laatste hoofdstuk gaat over de regio Vorkoeta, een noordelijke mijnstad die ontstaan is als goelagkamp, waar nu nog nomadische volkeren rondtrekken met hun rendierkuddes op zoek naar gras. Tijdens Stalin moesten ze hun kuddes afstaan en op de sovchozen en kolchozen werken. Ze leven gescheiden van de Russen die er veel later zijn komen wonen. De geweien van de dieren worden er afgezaagd en verkocht aan China om er medicijnen van te maken (p. 247).

In haar nawoord concludeert Den Boer dat vele Russen weinig weten over het Stalinistisch verleden, zelfs niet dat hun ouders in een kamp zaten en dat zij daar geboren zijn. Erger is nog dat velen om patriottische redenen de misdaden van Stalin ontkennen, weinig belang hechten aan vrijheid en aan de zoektocht naar het verleden. Overal wordt Memorial tegengewerkt en de archieven zijn moeilijker toegankelijk dan in de jaren 1987-2012. Alle scholen hebben hetzelfde handboek. Daarin staat dat Stalin een goede manager was, het land groot gemaakt heeft en dat de slachtoffers noodzakelijk waren om de oorlog te kunnen winnen (62).

De vergelijking gaat niet op, maar in Vlaanderen zijn al wel honderd boeken verschenen over de collaboratie, in Wallonië twee: dat van Flore Plisnier in 2007 en van Eddy De Bruyne in 2016. Daar denken de meesten dat de collaboratie een Vlaamse zaak was.

Dit boek is zeer de moeite waard om te lezen. Het toont vooral aan hoe moeilijk de Russen kunnen afrekenen met hun misdadig verleden. Er is een collectief trauma: ze herdenken de slachtoffers, maar geen enkele dader is gestraft en Stalin blijft de grote held. En de overwinning in WO II lijkt wel het enige element dat de Russen samenhoudt en dient om de echte problemen weg te moffelen: de economische problemen, de grote kloof tussen de miljardairs en de 19 miljoen armen, het gebrek aan persvrijheid en de zwakke rechtsstaat. Hopelijk komt er ook een vertaling in het Russisch. Maar misschien durft of wil geen enkele Russische uitgeverij die op de markt brengen.

Een paar details. Bij de verovering van Polen in 1939 werden volgens de schrijfster 428.000 Polen gedeporteerd. Volgens de Poolse historica Beata de Robien-Nowak waren dat er 1,8 miljoen, vooral uit de bovenlaag. Het kaartje vooraan mist enkele plaatsnamen: Jakoetsk (p. 115), Steplag en Vjatlag (p.209) , Komi (p. 232+242). In de bibliografie (p. 269-271) staat vaak de Engelse versie, ook als er een Nederlandse beschikbaar is. Op p. 41-42 spreekt ze over een boek van Joeri Brodski, die vele oud-gevangenen interviewde, maar ze vermeldt dat boek niet in haar noten noch in haar bibliografie. Wellicht bedoelt ze: ‘Solovki. Dvatsat let osobjennovo naznatsjenija’ of ‘Solovki. 20 jaar kampleven’ uit 2008. Er staat één drukfoutje in: neergelsagen (p. 90). Soms duikt er een woord op dat niet uitgelegd wordt: werkkolonies (p. 95), speciale ballingen (p. 122). Soms spreekt de schrijfster zich tegen: eerst zegt ze dat Stalin de eerste kampen inrichtte, daarna dat er al een hoop waren tijdens Lenin. Op p. 100 zegt ze dat nergens een gedenkteken herinnert aan een kamp, op p. 108 spreekt ze over een 15 m hoog monument uit 1996. Oleg Chlevnjoek noemt ze een Rus (p. 67), maar eigenlijk is hij een Oekraïner.
Maar deze details doen niet af aan de grote waarde van het boek.

Hester den Boer. Onderdrukt door de Verlosser. Een zoektocht naar Stalins erfenis in het Rusland van nu. Uitgeverij Atlas Contact, A’dam/Antwerpen, januari 2019. 271 p., paperback, 21 x 13 cm, kaart, foto’s, noten, bibliografie. ISBN 978-90-450-3345-7. € 22

Jef Abbeel, februari 2019