Masha Gessen, De toekomst is geschiedenis. De terugkeer van het
totalitaire Rusland. Uitgeverij De Bezige Bij, A’dam; Standaard
Uitgeverij, Antwerpen, 2018. 576 p., noten, register. ISBN 978
94 031 0610 6; € 34,99.
De toekomst is geschiedenis
Masha Gessen (°1967) is een Joods-Russische journaliste, die
al in 1981 emigreerde naar de VSA. In 1990 kwam ze terug naar
haar moederland, tot 2013, toen ze zich als lesbische ongelukkig
voelde met de nieuwe wet die “homoseksuele propaganda” verbood en
toen ze met haar partner en hun adoptiekinderen terug naar New
York verhuisde.
Ze is al jaren een succesvolle auteur van boeken over Rusland.
Daarin beschuldigt zij Poetin van een allesomvattende politieke
repressie, van de inval in Georgië en van het annexeren van
“uitgestrekte gebieden van Oekraïne”. Bij mijn weten is enkel de
Krim geannexeerd en niet Oost-Oekraïne en bij de oorlog met
Georgië gingen de Georgiërs ook niet vrijuit.
Inhoud
De toekomst is geschiedenis: De terugkeer van het totalitaire Rusland
Voor
dit alarmerend boek interviewde zij zeven Russische
intellectuelen, die geboren werden in de jaren ’80, het einde
van de USSR meemaakten, opgroeiden in de jaren ’90 en hun
volwassen leven doorbrachten tijdens Poetin. Zij vertellen over
hun (vooral negatieve) ervaringen met het Rusland van Jeltsin en
Poetin. Daarin gelijkt het boek een beetje op dat van
Nobelprijswinnares Svetlana Aleksijevitsj, “Het einde van de
rode mens” uit 2014.
De getuigen groeiden op in “een land dat openging” en werden
volwassen in “een maatschappij die weer dichtging”: hun leven
veranderde drastisch door de repressie die in 2012 begon, aldus
Gessen(p.13).
In deel I komt eerst Masja (°1984) aan het woord. Als kleuter
mocht ze naar een eliteschool. Haar moeder runde een bureau met
repetitoren, waar ze Joodse scholieren voorbereidde op het voor
hen extreem-moeilijke toelatingsexamen voor de universiteit.
Sovjet-universiteiten lieten ofwel helemaal geen Joden toe ofwel
een zeer klein aantal. En op dat examen kregen Joodse studenten
dan een “doodskist”: een vraag die eigenlijk niet te
beantwoorden was(22). Masja was korte tijd lid van de punkgroep
Pussy Riot en wijkt dus af van de traditionele Russische
maatschappij.
Zjanna(°1984) is ook Joods, dochter van superintelligente
ouders, nl. van Boris Nemtsov en zijn niet genoemde vrouw. Ze
was geen lid van de Komsomol en kreeg dus op haar diploma de
vermelding: “politiek onbetrouwbaar”. Ze woonden in
Gorki(“bitter”), een bitter ballingsoord op een nacht reizen van
Moskou. Ook de Joodse dissidenten Amalrik en Galitsj kenden die
stad, idem voor Sacharov die daar noodgedwongen woonde van 1980
tot 1987. Lenin had al in 1922 het voorbeeld gegeven door ruim
200 intellectuelen op een schip naar het buitenland te
deporteren.
In hfst. 2 gaat het over filosofie, over Joeri Levada(1930-2006)
die met veel tegenwerking de sociologie introduceerde in de SU,
zijn medewerker en opvolger Lev Goedkov(°1947), die de homo
sovieticus bestudeerde en zijn behoefte aan een sterke leider en
aan “dubbeldenk” : tegelijkertijd twee tegenovergestelde geloven
aanhangen: de idealen van de Revolutie en het zich conformeren
om te overleven tijdens zuiveringen.
Hfst.3 gaat over Alexander Jakovlev(1923-2005), econoom en
ontwerper van Gorbatsjovs perestrojka. Hij pleitte voor
markteconomie, eigendomsrecht, recht op verkiezingen en
glasnost. We krijgen hier ook een (onvolledig) lijstje van de
vele voorrechten die de bolsjewieken zichzelf bezorgd hadden:
datsja’s, aparte wegen, mooie auto’s met nummerplaten van het
Kremlin en zwaailichten, ruime appartementen in het Huis van de
Regering, luxe eten, aparte scholen. We lezen ook dat er al in
1984 twee keer zoveel abortussen waren als geboortes. De
bevolking ging toen al achteruit. Er was ook extreme armoede,
vaak een gevolg van het alcoholisme. Hfst. 4 gaat over de homo
sovieticus, waarvan Levada het portret had opgesteld. In het
systeem zat ingebakken dat velen de perestrojka zouden saboteren
om hun eigen macht te behouden. Die perestrojka bracht de wens
tot zelfbestuur weer naar boven in de Baltische republieken,
Oekraïne, Georgië. En dissidenten gaven voordrachten over
gebeurtenissen die de Sovjetburgers niet mochten weten. Ook het
antisemitische Pamjat herleefde. Socioloog Levada noemde de
Sovjetstaat totalitair, omdat ze het individu geen enkele ruimte
liet en totaal onderdanig maakte. En hij beweerde dat de homo
sovieticus aan het uitsterven was, waardoor de SU zou
imploderen. Hij toonde met enquêtes aan dat niemand nog geloofde
in een “stralende communistische toekomst”.
Deel II heet revolutie en begint met lege winkels in Moskou in
1991 en het neponderwijs dat de kinderen kregen. Dan volgt de
afscheiding van het “buitenrijk”, Oost-Europa, dat de SU teveel
geld kostte(90). Tussen Armenië en Azerbeidzjan brak in augustus
1990 een bloedige oorlog uit over Nagorno-Karabach, een Armeense
enclave in Azerbeidzjan. En op 23 augustus 1989, 50 jaar na het
Hitler-Stalin-pact, vormden 2 miljoen Balten een menselijke
keten. De Communistische Partij van Litouwen was de eerste die
zich in 1989 onafhankelijk verklaarde van Moskou. Estland en
Letland volgden in 1990. In januari 1991 vielen het leger en de
KGB binnen om de Baltische staten terug bij de SU te voegen. Er
vielen 15 doden in Vilnius en 4 in Riga. In het referendum van
maart 1991 was nog 76% van de bevolking voor het behoud van de
Unie, maar de Baltische staten en Armenië hadden niet
meegestemd.
Op 12 juni 1991 werd Jeltsin verkozen tot president van Rusland.
Op 20 augustus zou het nieuwe unieverdrag getekend worden. Maar
op 19 augustus 1991 vond de staatsgreep plaats tegen Gorbatsjov.
Jeltsin leidde het verzet vanuit het Witte Huis (parlement) en
van op een tank. Op 22 augustus was de coup) voorbij. Op 23-25
augustus maakte Jeltsin een einde aan de CPSU en de CPR. Het
standbeeld van Dzerzjinski, oprichter van de geheime dienst,
werd verwijderd van het beruchte Loebjankaplein. Op 7 december
1991 werd de USSR ontbonden door de leiders van Rusland,
Oekraïne en Wit-Rusland, zonder Gorbatsjov. Deze trad dan ook af
op 25 december 1991: dit was het definitieve einde van de SU.
In hfst. 6 wordt gezocht naar verklaringen voor dit einde: het
verdwijnen van de homo sovieticus, wanbeheer, de economie die
niet functioneerde. De grote winnaar was Jeltsin. Hij claimde
voor zijn Rusland het leger, de centrale bank en de Sovjetzetel
bij de V.N. Het Westen stemde hiermee in. Jeltsins vertrouweling
Boris Nemtsov begon met de privatisering van de winkels en
andere eigendommen. Er kwamen rantsoenkaarten, maar de
rantsoenen waren ontoereikend. Rusland had geen reserves aan
valuta of goud. Op 2 januari 1992 werden de prijzen en de
privéhandel vrijgelaten. Het aanbod nam ineens toe, de prijzen
ook: met 352 % ! Functionarissen maakten zich snel heel rijk met
de privatiseringen. Het parlement kwam in verzet tegen de
hervormingen, het riep Roetskoj uit tot tegen-president, maar
Jeltsin en Gajdar hielden vol. In oktober 1993 doodden
aanhangers van het Parlement o.l.v. Roetskoj bijna 100 mensen.
Maar het leger koos de kant van Jeltsin: tanks beschoten het
parlement. Er vielen 146 doden en meer dan duizend gewonden !
Bovendien werden meer dan 2.000 mensen gearresteerd. Bij de
verkiezingen van december 1993 werd de partij van Zjirinovski
nummer 1 met 23%, die van Jeltsin nummer 2 met 15,5 %, de C.P.
3° met 12,4 %(133).
Hfst. 7 gaat over miljonair worden en de privatiseringen. Boris
Nemtsov realiseerde die in Nizjni Novgorod, dat van 1932 tot
1991 Gorki had geheten. Zelfs Thatcher kwam op bezoek en werd er
enthousiast ontvangen. De jaren ’90 waren ook de tijd dat mensen
hun spaargeld kwijtspeelden aan piramidespelen. Vanaf de jaren
’90 gingen meer Russen op reis (tijdens het Sovjetbewind mochten
ze niet! ) , in 1995 was 17% in het buitenland geweest. De
welvaart was hoger dan ooit voordien, maar toen ze zagen dat het
Westen veel welvarender was, voelden ze zich weer arm(146).
Hfst. 8 (we zitten dan in Deel III) gaat over onverwerkt
verdriet. Concreet: treurige familiegeschiedenissen uit de
Stalintijd, waarin o.a. de Wolga-Duitsers en andere minderheden
verbannen werden. En de periode van de ongenadige en
willekeurige zuiveringen, met 1937-1938 als hoogtepunt. De
naziterreur doodde de Joden, de Sovjetterreur het eigen volk. In
1938 werden zelfs 42.000 medewerkers van de zuiveringen zelf
geëxecuteerd, met Jezjov, baas van de geheime politie, als
bekendste. Toen Gorbatsjov zelf in 1989 de archieven van
1937-1938 ging bekijken en bij de slachtoffers zijn twee
grootvaders vond, kon hij zijn ogen niet geloven. Hij stelde de
Rehabilitatiecommissie aan, die in haar eerste jaar 367.690
namen van onschuldigen of 2 % van de 20 miljoen slachtoffers in
eer herstelde, helaas postuum(162). De laatste terreurgolf was
die van 1953 met duizenden Joodse slachtoffers, die in de
gevangenis gefolterd werden. Beria was toen de laatste
topmoordenaar die zelf doodgeschoten werd. De abonnees op de
Grote Sovjet Encyclopedie moesten de vier pagina’s over Beria
eruit snijden en vervangen door 4 over de Beringstraat(170-17).
Hfst. 9 begint met de oorlog van Jeltsin tegen het
separatistische Tsjetsjenië in 1994-1996. Dan volgen
opiniepeilingen: 75 % van de Russen betreurde (en betreurt) het
uiteenvallen van de SU. De homo sovieticus was nog niet
uitgestorven en verlangde(en verlangt) nog altijd naar een
sterke leider. Bij de verkiezingen van 1996 wensten de Russen
een einde aan de economische instabiliteit, aan de oorlog in
Tsjetsjenië en herstel van de grootsheid van Rusland. Jeltsin
sloot dan snel vrede met de Tsjetsjenen. De andere twee doelen
bereikte hij niet. Toch werd hij verkozen. De schrijfster geeft
geen verklaring, Fedorovski doet dat wel in zijn “Au coeur du
Kremlin”: steun van Clinton, Soros en miljoenen dollars van
oligarchen (Berezovski, Chodorkovski e.a.) plus geknoei met de
uitslagen.
Op 17 juli 1998 sprak Jeltsin bij de herbegrafenis van de
laatste tsaar en zijn familie: “De slachting in Jekaterinenburg
is één van de beschamendste bladzijden uit onze geschiedenis.
Wij hebben deze misdaad 80 jaar verborgen gehouden” . Hij
benadrukte ook de noodzaak van nationaal berouw voor de misdaden
van het Sovjettijdperk(194).
Hfst. 10 vertelt dat Jeltsin na zijn herverkiezing op zoek ging
naar een opvolger en dat leek toen Boris Nemtsov te worden. Deze
had (te) ver gaande plannen: de oligarchen hun Kremlinpasje
afnemen en hun Kremlinnummerplaten en hun blauwe zwaailichten.
De oligarchen hadden de media aan hun kant, die Nemtsov
belachelijk maakten. En de hoge ambtenaren deden hetzelfde toen
hij voorstelde dat ieder zijn Mercedes zou vervangen door een
Wolga. Zijn populariteit daalde van 50 naar 0 % ! In augustus
1998 was de staat failliet: leraren en anderen kregen een heel
schooljaar geen salaris ! De maffieuze hoofden van de
Sovjetindustrie waren weg met het geld en ook zij keerden zich
tegen Nemtsov. Hij nam ontslag.
In 1999 bombardeerde de NAVO de Russische bondgenoot Servië, dat
aan Kosovo geen onafhankelijkheid gunde. Vele Russen beschouwden
de bombardementen als een aanval op en vernedering voor Rusland.
92 % vond ze illegaal. Kosovo werd in hun ogen een protectoraat
van het Westen(217). In augustus 1999 duidde Jeltsin weer een
nieuwe premier aan: de onopvallende Poetin. Niemand vermoedde
toen dat hij op 7 mei 2018 voor de 4° keer de eed van president
zou afleggen. Maar zijn populariteit steeg snel van 31 naar 80 %
! De bevolking hoopte dat hij een einde zou maken aan de
bomaanslagen, die in dat jaar aan 293 mensen het leven kostten.
Deel IV heet de Wederopstanding. Op 31 december 1999 nam Jeltsin
ontslag en droeg op tv de almacht over aan Poetin, onder
toeziend oog van de patriarch. In augustus 2000 zonk de Koersk.
Noorse hulp werd afgewezen en president Poetin zette zijn
vakantie tijdelijk voort. Alle inzittenden kwamen om.
Dan vertelt de schrijfster over de vijandigheid tegenover homo’s
en aanverwanten en over de Tsjetsjenen die in 2002 een theater
bestormden. Het leger greep in, doodde de Tsjetsjenen, maar ook
129 gijzelaars. Poetin pakte de tv-stations af van Goesinski en
Berezovski, nationaliseerde ze en paste de uitzendingen aan. In
2004 werd Chodorkovski gearresteerd: hij had politieke ambities,
hij gaf geld aan politieke partijen en had kritiek op de
groeiende corruptie. Hij werd veroordeeld voor
“belastingontduiking en corruptie”. De staat pakte zijn bedrijf
Joekos af: het was de grootste olieproducent ter wereld. Dank
zij de stijgende olieprijs kwam er tussen 2000 en 2007 veel geld
binnen in Rusland, dat een consumptie-explosie beleefde.
In hfst. 12 vertelt de schrijfster dat 11 september 2001 in
Rusland voor gevoelens van wrok en angst zorgden: vele Russen
vreesden voor een 3° wereldoorlog. In 2004 verloor de
Poetin-getrouwe Janoekovitsj de verkiezingen in Kiev tegen
Joestsjenko. Boris Nemtsov werd zijn adviseur en noemde Kiev een
voorbeeld voor Rusland: daar vochten de mensen voor hun rechten,
voor waarheid en vrijheid. Moskou gaf de schuld aan de
Amerikanen en aan Soros: zij financierden Oost-Europese
revoluties. In 2010 werd Janoekovitsj wel president, in 2014
weer niet en vluchtte hij naar Rusland.
In hfst. 13 zitten we in 2008, toen Poetin voor 4 jaar premier
werd met de macht van president. Hier gaat het over de negatieve
demografie, de bevolking daalde met 0,7 miljoen per jaar, het
grootste probleem volgens Poetin. Er zijn verklaringen: te
weinig geboortes, roken, wodka, milieu, gebrek aan hoop op een
betere toekomst. Poetin gaf vanaf 2006 een premie van 8.000 $
aan elke vrouw die een tweede kind kreeg(291). Ook in dit
hoofdstuk gaat het weer over de strijd om rechten voor
lhbt-groepen.
En dan gaat de schrijfster (voor de zoveelste keer) een paar
jaar terug in de tijd, naar 2005, toen Poetin verklaarde dat de
implosie van de SU de grootste geopolitieke ramp was van de 20°
eeuw. En naar 2007, toen Poetin in München het arrogante Westen
verweet dat het zich tegen de afspraken in had uitgebreid tot
aan de grenzen van Rusland. Hij zei er niet bij dat die nieuwe
landen zelf om NAVO-bescherming hadden gevraagd. Bovendien waren
er landen zoals Estland : dat nam in 2007 maatregelen tegen de
Russen, die er 25 % van de bevolking vertegenwoordigden en
voortaan examens moesten afleggen over de Estse taal en
geschiedenis om burger te kunnen worden. De Russen beschouwden
dit als discriminatie en actiegroepen zoals de Nasji (“de
onzen”) belegerden de Estse ambassade en pleegden cyberaanvallen
op Estse ministeries, banken, politieke partijen en het
parlement, wat zeer pijnlijk was voor Estlands trots als land
met de verst gevorderde ICT. In 2008 viel Rusland binnen in
Georgië om Zuid-Ossetië en Abchazië te steunen in hun
afscheidingspogingen en om te verhinderen dat Georgië lid zou
worden van de NAVO. De Russen vonden dat ze hetzelfde deden als
de NAVO met Kosovo. De oorlog had succes: de populariteit van
Poetin steeg naar 88 %, die van Medvedev naar 83: voor beiden
een record.
In Deel V wordt de titel van het boek verder verklaard. De
schrijfster vertrekt van wat zij noemt “ de collectieve
aansprakelijkheid” tijdens de Grote Terreur (312-313): dat lijkt
me een rare uitspraak want de slachtoffers waren zeker niet
verantwoordelijk voor hun lot. Ze beweert dan dat het
totalitaire systeem uit de Sovjettijd terug aanwezig is:
centralisering van het bestuur, opheffing van lokale autonomie
en van de onafhankelijkheid van de Wetgevende en de Rechterlijke
macht, militarisering van de partij en van de jeugd, media in
handen van de staat, een heilige leider, geen economische of
sociale vrijheid maar een geleide economie, een ideologie die
alle aspecten van het leven en van de maatschappij controleert,
staatsterreur, één massapartij, strikte censuur.
Toegepast op haar land, geeft ze wel toe dat het nu niet meer
het totalitaire regime van weleer is: de partij is ontmanteld,
de militarisering is verminderd, de terreur is verdwenen, Russen
mogen reizen, een eigen bedrijf hebben etc. Voor vele Russen
eindigde de toekomst toen de SU in elkaar stortte, hoewel het
eerste decennium van Poetin voor welvaart en stabiliteit zorgde.
Maar op 8 augustus 2008, de dag waarop de oorlog tegen Georgië
begon, kwamen de Russische aandelen in vrije val.
Dan springt de auteur weer op iets totaal anders: de oppositie
van Boris Nemtsov tegen Poetin en tegen de Moskouse burgemeester
Loezjkov en op de betogingen van Nemtsov. De reactie bleef niet
uit: hij belandde in de gevangenis en werd op straat aangevallen
door jongeren van de Kremlinjeugd.
In het kader van de klopjacht op pedofielen, belandde een andere
onschuldige in de gevangenis: Vladimir Makarov. Hij zou zijn
dochtertje van 7 aangerand hebben. Er was geen enkel bewijs en
ook geen enkele aanklacht. De wet tegen drugs en homo’s werd
strenger en sommigen riepen zelfs op om homo’s en pedo’s te
vermoorden of chemisch te castreren(355). In dit 16° hfst. duikt
Alexej Navalny voor het eerst op(362). Hij toonde de corruptie
aan van de “Partij van Schurken en Dieven”, waarmee hij de
regering en de ambtenaren bedoelt, die met overheidsgeld
vastgoed en dure auto’s kochten. De politie trad en treedt
keihard op tegen zijn betogingen.
Op 10 december 2011, “dag van de wederopstanding”, waren er
protesten van honderdduizenden in alle Russische steden, waarbij
men o.a. eiste: einde aan de stemfraude, vrijlating van de
politieke gevangenen. Op 21 februari 2012 trad Pussy Riot dan
uitdagend op in de Christus-Verlosserkathedraal. Twee weken
later werden twee van hen gearresteerd.
In de laatste hoofdstukken lijkt het alsof er enkel nog betoogd
werd tegen de “totalitaire essentie van de maatschappij”(411).
De schrijfster geeft wel toe dat sociale wetenschappers zeer
twijfelen of Rusland totalitair is. Zij gebruikt voor het
Rusland van Jeltsin en Poetin de term “hybride regime”: er zijn
geheime verkiezingen, maar de kiezer heeft weinig te zeggen:
gouverneurs en senatoren worden benoemd, de president heeft
volgens haar geen tegenstander (hoewel er telkens minstens 4
tegenkandidaten zijn). Anderen spreken van een
postcommunistische maffiastaat(415): de elites komen voort uit
de oude nomenclatura; zij hebben zich meester gemaakt van de
macht en van de rijkdom. Hfst. 19 gaat over het verbod op
homoseksuele propaganda, dat sinds 2013 bestaat. Niemand mag
beweren dat homorelaties gelijkwaardig zijn aan het traditionele
gezin.
De homoproblematiek krijgt in dit boek zoveel aandacht dat je
bijna gaat denken dat er in Rusland enkel homo’s en anti-homo’s
zijn. En die tweede groep heeft de neiging om homofilie gelijk
te schakelen met pedofilie. Volgens Levada keurde 73 % dat
verbod goed (433).
In hfst. 20 vernemen we dat Poetin amnestie schonk aan
Chodorkovski en anderen om de Winterspelen van Sotsji binnen te
halen. Daarvoor had hij ook Jacques Rogge uitgenodigd op het
Kremlin en zijn beklag gedaan dat zijn land sinds de val van de
SU geen bergen meer bezit. De schrijfster rept met geen woord
over de georganiseerde doping, waarvoor Rusland gestraft werd.
Dan gaat het weer over Oekraïne. In Kiev waren er demonstraties
in januari-februari 2014. Russische journalisten trokken er naar
toe, ze merkten dat iedereen er Russisch sprak en snapten niet
waarom dit land zich losgemaakt had van Moskou. Er vielen meer
dan 100 doden. President Janoekovitsj vluchtte naar Rusland.
Masja, één van de hoofdpersonages, trok naar de Krim en
constateerde daar dat Russische soldaten het schiereiland kwamen
redden van de Majdan-revolutie. De bevolking straalde van geluk.
Er viel geen enkel schot. Op 16 maart 2014 koos 96,7 % voor de
aansluiting bij Rusland(459). De Krim was volgens Masja het
symbool van de Russische zomervakantie, van hun
jeugdherinneringen(en van hun ontmaagding). Levada peilde in
Rusland zelf: 88 % was voor de annexatie, ook alle
presidentskandidaten van 2018, inclusief Navalny, slechts 1 %
was absoluut tegen. In het parlement stemde één man tegen. Die
moest het land verlaten. Nu was Nemtsov de enige bekende
tegenstander van de annexatie. De ultra-conservatieve ideoloog
Doegin verkondigde dan dat verraders zoals Navalny en Nemtsov
uitgeroeid moesten worden, want “ze waren in dienst van de
Amerikanen”(472). Gessen beweert dat Doegin de ideoloog van
Poetin is, maar deze inspireert zich veel meer op Ivan
Iljin(1883-1953), een zeer gelovige anti-bolsjewist, voorstander
van orthodoxie, nationalisme en autocratie. Hij wordt niet eens
vernoemd in dit boek.
Op 7 april 2014 was met Russische steun in Oost-Oekraïne de
Volksrepubliek Donetsk opgericht. Vanaf mei werd er gevochten
tussen rebellen en het Oekraïense leger. Westerse sancties en
Russische tegensancties volgden.
Nemtsov ging hevig te keer tegen Poetins oorlog in Oekraïne. Hij
sprak over “broedermoord door een onstabiele geheim agent, een
zieke, cynische en oneerlijke man”(482-486). Hij ging ook een
rapport opstellen over corruptie bij de Winterspelen, over de
oorlog in Oekraïne en over het neerschieten van het Maleisische
vliegtuig in juli 2014 door een Russische raket(491). Nemtsov
kreeg steeds meer tegenstanders en werd op spandoeken een
verrader genoemd(491-492). Gevolg: op 27 februari 2015 werd hij
vermoord op een brug bij het Kremlin. De dag daarna trok een
treurmars van 50.000 mensen door Moskou. Zijn dochter Zjanna zei
aan de BBC dat ze Poetin persoonlijk verantwoordelijk hield voor
de moord. Kort daarna werd nog een andere activist vergiftigd.
In het laatste hoofdstuk vernemen we dat het Levada Center in
september 2016 geklasseerd werd als “buitenlandse agent”, een
verschrikkelijk scheldwoord in Rusland. En bij elke enquête
moeten de sociologen dit etiket vermelden.
Het boek eindigt als volgt: “Rusland en de Russen waren al een
eeuw aan het sterven, in oorlogen, in de goelag en in de
geringschatting van het menselijk leven”(508). De epiloog is een
opsomming van pijnlijke feiten. Levada hield in 2017 een enquête
over de belangrijkste persoon van alle tijden in heel de wereld:
Stalin won opnieuw, zoals in 2012. Poetin werd 2°, samen met
Poesjkin.
Beoordeling
Dit boek heb ik met wisselende aandacht gelezen. De hoofdstukken
over politiek, economie en dagelijks leven zijn zeer boeiend,
maar de volgorde is niet altijd chronologisch, vaak zelfs
chaotisch. De vele stukken over holebi’s, over filosofie,
psychologie en psychoanalyse eisen veel geduld van de lezer. De
schrijfster interviewt 7 intellectuelen, die allemaal
anti-Poetin zijn en dus niet representatief zijn voor heel de
bevolking en ze verweeft hun persoonlijke belevenissen met de
politieke problemen.
Ze geeft duidelijk weer dat een deel van de Russen hoegenaamd
niet van Poetin houdt, terwijl 75% hem op handen draagt. Rusland
een “totalitaire staat” noemen, lijkt mij ook een brug te ver:
er zijn meerdere politieke partijen, minstens 5 kandidaten bij
elke presidentsverkiezing, er is minder censuur dan in echte
totalitaire staten, Russen mogen onbeperkt reizen, wat ze 70
jaar lang niet mochten. De oppositie en de betogers worden
helaas wel hardhandig aangepakt en de houding tegenover wie
afwijkt van de lijn (homo’s, drugsgebruikers, …) is verre van
tolerant.
En het feit dat 2664 Russen, vooral jonge mensen, in 2017 asiel
aanvroegen in de VSA, een verdubbeling tegenover 2012, is geen
goed teken. Het heeft wel meer met economie dan met politiek te
maken.
Het boek schetst dus een erg negatief beeld van Rusland, dat de
meeste Russen niet zullen delen. Terloops toont het ook aan hoe
groot de rol van de Joden is, een constante sinds minstens 1917
en in de Russische kunst en literatuur al veel langer. Nemtsov,
Chodorkovski, de meeste oligarchen, de schrijfster zelf plus
enkele geïnterviewden zijn Joden.
Nog een paar details: er staan veel Russische begrippen in
(pirosjki, vybory,bogema, sjasliek, …) die één keer uitgelegd
worden, maar niet opgenomen zijn in een verklarende woordenlijst
en ook niet herhaald worden in het register: daar staat geen
enkel van die woorden in. Drukfouten zijn zeldzaam; vele
pagina’s heb ik zelf moeten nummeren; aan het uitvoerig register
heb ik zelf een 20-tal ontbrekende begrippen en namen van
personen toegevoegd; het viel me op hoeveel de hoofdpersonages,
toch allemaal intellectuelen, roken en drinken. Het
notenapparaat is zeer uitgebreid (38 pagina’s) en bewijst dat de
schrijfster haar werk grondig gedaan heeft. De zwakste kant in
haar betoog is dat ze enkel tegenstanders van Poetin aan het
woord laat.
Jef Abbeel, april-mei 2018