Iaroslav Lebedynsky. Ukraine. Une histoire en questions.
Uitgeverij L’Harmattan, Paris, mei 2019.
232 pagina’s, tabellen, kaarten, paperback, 21 x 13 cm, € 30.
ISBN 978-2 -343-17778-6
Ukraine. Une histoire en questions
Dit boek maakt deel uit van de collectie ‘Présence
Ukrainienne’, waarin historicus Lebedynsky e.a. Oekraïners de
geschiedenis en cultuur van hun land meer bekend willen maken in
West-Europa.
De auteur (°Parijs, 1960) komt uit een Russischtalige familie
die in 1921 via België naar Parijs emigreerde. Zijn boek bestaat
uit vragen en antwoorden, maar het is gelukkig wel chronologisch
geordend in tien hoofdstukken, die allemaal beginnen met een
chronologische tabel. De laatste tabel eindigt helaas al in
1991. En de eerste begint niet met de stichting van Kiev (882
n.C.), maar al rond 1 miljoen jaar v.C. (p. 21).
Inhoud
Ukraine. Une histoire en questions
Het
boek begint met de verklaring van de naam Oekraïne en allerlei
gegevens over de oppervlakte, de inwoners (78% Oekraïners, 17%
Russen), de talen (67% Oekraïens, 24% Russisch). Een wet uit
2017 bevordert het Oekraïens en benadeelt de andere talen (p.
20).
Het historisch overzicht start dus in de prehistorie, maar het
is vooral herkenbaar vanaf de Oudheid, met de Scythen, Grieken,
Sarmaten, Goten, Hunnen. Na 455 verdwenen de Hunnen, maar in
1223-1241 kwamen ze terug als Mongolen (p. 52). De Slavische
volkeren arriveerden in de 6de eeuw. In de 9de eeuw kwamen de
Varagen (Zweedse Vikingen) erbij en werd Kiev gesticht. In 988
bekeerde Vladimir, vorst van Kiev, zich tot het christendom. De
Mongolen maakten een einde aan het Kievse rijk. Hun naam Tataren
komt eigenlijk van een Aziatisch volk dat zij overwonnen hadden.
Daarna verschoof de macht naar Litouwen, Polen en Moskou. Het
kleine Litouwen veroverde in de 14de eeuw grotendeels het
huidige Wit-Rusland en het huidige Oekraïne: het werd
Litouwen-Roethenië (p. 92-93).
De Litouwers werden niet beschouwd als veroveraars, maar als
bevrijders van het Tataarse juk (p. 92-93). De Tataren of de
Gouden Horde waren al verzwakt en werden in 1380 ook verslagen
door Dimitri I van Moskou in Koelikovo (300 km ten Z van
Moskou).
In 1385 ontstond in Kreva (Wit-Rusland) een dynastieke unie
tussen Litouwen en Polen: de groot-prins van Litouwen trouwde
met de erfgename van Polen en werd zo koning van Polen.
Roethenië/Oekraïne hoorde hierbij. In 1410 versloegen de
Litouwers-Polen-Oekraïners de Teutoonse Orde definitief in de
slag bij Tannenberg (Pruisen). Maar in 1492 versloeg Moskovië
Litouwen, dat gebieden moest afstaan en Ivan III moest erkennen
als ‘soeverein van heel Roethenië’ . Ondertussen hielden de
Krimtataren verwoestende expedities in de regio Kiev om er
zoveel mogelijk slaven te maken.
In de 14de eeuw ontstonden de kozakken: Turks voor dissidenten,
vrije mensen die zich afgescheurd hadden van hun groep, zoals de
Kazachen zich losgemaakt hadden van de Oezbeken. De kozakken
streden tegen de Tataren en de Ottomanen. Hun eerste centra
waren Kiev en de regio aan de Don (Zuid-Rusland). Verder waren
ze ook vissers. Bij hen voegden zich ook Roetheense boeren die
weggevlucht waren uit hun lijfeigenschap. De periode 1569-1795
krijgt hier zelfs de naam de ‘Kozakse tijd’ (p. 103). Tussen
1569 en 1648 vergrootte de invloed van Polen ten nadele van de
kozakken en van Moskou. In 1654 zwoeren de kozakken trouw aan
tsaar Alexis I. De Russen beschouwden en beschouwen dit verdrag
nu nog als de hereniging van Oekraïne met Rusland (p. 119-122).
Chroesjtsjov vierde de 300ste verjaardag trouwens met de
schenking van de Krim aan Oekraïne. In de tweede helft van de
17de eeuw verving de naam Oekraïne die van Roethenië. Moskou
heerste over de oostelijke kant van de Dnjepr met Kiev, Polen
over de westelijke. In 1709 versloeg Peter de Grote bij Poltava
de Zweden en de kozakken. De kozakken werden gestraft met
dwangarbeid bij de bouw van Sint-Petersburg.
Ten tijde van Catharina de Grote (1762-1796) werden de
zuidelijke steppen veroverd door Potemkin en werd de Krim
aangehecht (1783). Het onderwijs werd gegeven in het Russisch,
de regimenten van de kozakken werden ondergebracht bij de
ruiterij van het Russische leger, de boeren werden lijfeigenen
(tot 1861). De elite van de kozakken werkte mee, want zij
promoveerden tot Russische adel. Bij de Poolse delingen werd ook
de rechteroever van de Dnjepr grotendeels aangehecht. Charkov
kreeg een universiteit in 1802, Kiev in 1832. Rond 1846 ontstond
de patriottische beweging, met als doel het herstel van de taal
en cultuur en een onafhankelijke republiek. Deze doelen werden
pas in 1991 bereikt. Het was ook de tijd van Taras Tsjevtsjenko
(1814-1861), de nationale dichter, die in 1847 veroordeeld werd
tot tien jaar legerdienst.
In 1897 telde Oekraïne 87% analfabeten (p. 165). De economie
deed het veel beter, zeker in de Donbas, waar toen meer dan
10.000 Belgen actief waren. De periode 1914-121 was zeer woelig
en chaotisch. Galicische Oekraïners vochten met Oostenrijk tegen
de Oekraïners die bij Rusland hoorden. Het Russische Oekraïne
verklaarde zich onafhankelijk, maar de bolsjewieken maakten daar
een einde aan. Bij de verkiezingen van 25 november 1917 haalden
ze in Oekraïne minder dan 10% van de stemmen (p. 178). Maar in
1921 hadden ze de macht in Oekraïne en werd de Socialistische
Sovjetrepubliek Oekraïne opgericht.
Anarchist, partizanenleider en volksheld Nestor Machno vocht van
1917 tot 1919 tegen bijna iedereen, maar beging in 1919 met zijn
aanhangers wrede massamoorden, o.a. op de Mennonieten,
kolonisten van Duitse herkomst. De nationalisten Simon Petlioera
en Pavlo Skoropadsky worden positiever beoordeeld (p. 176-193).
In 1921-1923 werd Oekraïne getroffen door een zware hongersnood
als gevolg van de nationalisaties, met 1,5 miljoen doden. De
ergste was de Holodomor (hongermoord) van 1932-1933, die door
Stalin bewust georganiseerd werd om de weerstand van de boeren
tegen de collectivisatie te breken. En 4 à 7 miljoen doden
veroorzaakte. Ondertussen voerde de SU graan uit om de
industrialisatie te financieren. Bij de grote zuiveringen
sneuvelden 1/4de van de leden van de Communistische Partij van
Oekraïne, alle leden van de regering en gans de intellectuele
elite (p. 202-205). De 5 à 6 miljoen Oekraïners in Pools Galicië
en de kleinere groepen in Roemenië en Tsjecho-Slowakije kenden
een veel minder hard regime (p. 207-208). Na de vierde verdeling
van Polen in september 1939 kwam westelijk Oekraïne bij de SU.
In juni 1940 moest Roemenië zijn Oekraïens deel ook afstaan aan
de SU. In beide delen werden de tegenstanders geëxecuteerd of
gedeporteerd (p. 212-213).
In juni-december 1941 werd heel Oekraïne bezet door de Duitsers.
Stepan Bandera e.a. beschouwden hen als bevrijders, maar ze
werden zelf opgepakt. De Duitsers wilden geen onafhankelijk
Oekraïne, wel een Duitse kolonie. Einde 1944 heroverde het Rode
Leger heel Oekraïne. Stalin misbruikte de collaboratie om alle
240.000 Tataren van de Krim te deporteren naar Centraal-Azië. De
Koeban-kozakken, die ook gecollaboreerd hadden, werden in 1945
door de Britten uitgeleverd aan de Russen en ondergingen een
gelijkaardig lot (p. 218-219).
Na de oorlog lag het land in puin: 700 steden waren grotendeels
verwoest, 10 miljoen mensen waren omgekomen of geëmigreerd. Het
grondgebied was wel uitgebreid met stukken van Polen,
Tsjecho-Slowakije en Roemenië. Oekraïne werd lid van de VN,
zoals Wit-Rusland en de SU. De te hoge quota veroorzaakten in
1946-47 een nieuwe hongersnood. Intellectuelen en partijleden
werden opnieuw uitgezuiverd. De Grieks-Katholieke kerken werden
beschouwd als patriottisch en dus ontbonden (tot 1989). Tijdens
Chroesjtsjov kwam er meer vrijheid, behalve op godsdienstig
vlak. Hij liet Bandera e.a. nationalisten liquideren in
Duitsland. Van 1938 tot 1949 was Chroesjtsjov eerste secretaris
van de CP in Oekraïne en enthousiaste uitvoerder van de misdaden
van Stalin (p. 225).
Tijdens Brezjnev werd de russificering weer intenser en werd de
Oekraïense cultuur beschouwd als folklore, net zoals die van de
andere niet-Russische volkeren in de SU.
Tijdens Gorbatsjov kwam er meer vrijheid: het Oekraïens werd de
officiële taal, een deel van de Tataren keerde terug naar de
Krim. In 1990 ontstonden nieuwe politieke partijen. Op 24
augustus 1991 verklaarde Oekraïne zich onafhankelijk. Op 1
december 1991 stemde 90% van de bevolking voor
onafhankelijkheid, ook de oostelijke Russischtalige gebieden en
de Krim. Leonid Kravtsjoek werd president gekozen met 62% van de
stemmen.
Het onafhankelijke Oekraïne kampte met serieuze problemen: de
leidende klasse en de oligarchen verrijkten zich, miljoenen
inwoners werden armer, de productie stuikte in elkaar, de
bevolking daalde van 52 miljoen in 1992 naar 45 miljoen in 2019
door minder geboortes en meer economische emigratie.
Jeltsin berustte in de onafhankelijkheid, Poetin helaas niet:
voor hem was en is Oekraïne een artificiële staat, met veel
Russische gebieden en met het risico een instrument te worden
van de EU en van de VS (p. 236). Bij de Oranjerevolutie van 2004
werd (de vergiftigde) Viktor Joesjtsjenko tot president gekozen.
Zijn tegenstanders en de Russen zagen er de hulp van de VS in.
In 2010 was het de beurt aan de pro-Russische Janoekovitsj. Deze
liet op 20 februari 2014 op de betogers schieten met 80 doden en
600 gewonden als gevolg. Dan vluchtte hij naar Rusland. Van 2014
tot 2019 was Porosjenko president. De nationalisten, door de
Russen ‘fascisten’ genoemd, haalden hooguit 2% van de stemmen.
In februari-maart 2014 veroverde Rusland de Krim, die overwegend
Russischtalig was: 59% waren Russen, 24% Oekraïners die Russisch
spraken. Idem voor de Donbas: de inwoners zijn Oekraïners die
Russisch spreken. In april 2014 werden met Russische hulp de
republieken Donetsk en Loegansk uitgeroepen. Deze verzetten zich
tegen Kiev en tegen de promotie van de Oekraïense taal. Er
vielen al 14.000 doden.
In Oekraïne steeg de welvaart nauwelijks, de invloed van de
oligarchen bleef, de corruptie ook. In 2019 werd Zelensky de
nieuwe president met 73% van de stemmen. Hiermee eindigt
Lebedynsky. Hij is heel realistisch: de periode van de
onafhankelijkheid ging gepaard met vele problemen, maar de staat
en de bevolking hebben dapper weerstaan aan de Russische aanval.
Het land moet zijn plaats nog vinden tussen het Westen en
Rusland.
Beoordeling
De geschiedenis van Oekraïne is zeer ingewikkeld, maar de auteur
stelt ze objectief en duidelijk voor, in begrijpelijke taal. Elk
hoofdstuk begint met een chronologische tabel en bij elk
hoofdstuk horen één à twee kaarten. Die kaarten staan achteraan,
ze zijn niet in kleur en ze gaan van de verre prehistorie tot
nu, maar met te veel nadruk op het verre verleden en te weinig
op de periode na 1917. Wellicht wil de auteur vooral benadrukken
dat zijn land al lang bestaat en bij Europa hoort.
Op kaart VII (p. 261) zijn de vele Griekse kolonies te klein
weergegeven en op de andere kaarten ontbreken heel wat
belangrijke plaatsnamen: Koelikovo (p. 93), Kreva (p. 93),
Tannenberg (p. 94), Perejaslavl (p. 119), Poltava (p. 131),
Marioepol en Sebastopol (p. 141).
Op p. 146, 158-159 mis ik Michailo Verbitsky, de componist van
de nationale hymne ‘Oekraïne is nog niet dood’. Deze mocht pas
in 1991 vertolkt worden. De zin “Onze ziel en ons lichaam zullen
wij geven voor onze vrijheid” komt nu weer van pas in de oorlog.
Er staan twee drukfoutjes in: ‘Juiks’ i.p.v. Juifs (p. 64) en
‘les’ 1380 i.p.v. en 1380 (p. 93).
Hopelijk wordt het boek de volgende keer bijgewerkt met de
periode van 2014 tot 2022.
Jef Abbeel, augustus 2022
www.jefabbeel.be