Barnaby Martin, Ai Weiwei. Een dissident in hedendaags China.
Uitgeverij Ambo, A’dam / VBKU , Antwerpen, 2013. 219 p.; foto’s.
ISBN 978 90 263 2582 3; €21,95.
Ai Weiwei
Ai Weiwei , bij het brede publiek vooral bekend om het
Olympisch stadion Vogelnest, dat hij bouwde samen met de
Zwitserse architecten Herzog & de Meuron, is kunstenaar en
voornaamste criticus van het totalitaire Chinese systeem, dat
geen dissidentie tolereert.
Geregeld wordt hij opgepakt, gevangen gezet, onder huisarrest
geplaatst en permanent gecontroleerd door een politieauto voor
zijn huis, een camera op zijn deurbel en politieagenten die hem
overal volgen. Toch slaagde Martin erin hem enkele keren te
ontmoeten en te interviewen.
Inhoud
Ai Weiwei. Een dissident in hedendaags China
Dit
boek beschrijft zijn ongewone persoonlijkheid, zijn bizarre
kunst, de invloed van de repressie op het doen en laten van
kunstenaars, zijn niet-aflatende inzet voor meer intellectuele
en artistieke vrijheid, zijn missie om in China democratie en
mensenrechten te introduceren, de invloed van de Arabische
opstanden op de paranoïde Chinese overheden.
Martin vertelt eerst over het verleden van Ai Weiwei en van zijn
ouders : Ai werd in 1957 geboren in een mooi huis, zijn vader Ai
Qing (1910-1996) hoorde net zoals Mao oorspronkelijk bij de
welgestelde landeigenaars, daarna zelfs tot de vriendenkring van
de “grote roerganger”, maar dan viel hij in ongenade en werd het
gezin verbannen naar de Gobiwoestijn, waar ze leefden in … een
hol in de grond.
Soms gaat Martin ook terug tot de periode van de Qing dynastie
(1644 – 1911), toen Mantsjoes heersten over de Han Chinezen, met
wie ze niet mochten trouwen. Ook de val van deze dynastie komt
aan bod en de ontstaansgeschiedenis van de Chinese
Communistische Partij (CCP).
Vader Ai Qing was van 1941 tot 1958 bevriend met Mao, schreef
poëzie voor hem, maar werd dan uit het centrum van de macht
verbannen naar verafgelegen dorpen en gedegradeerd tot
schoonmaker van extreem vieze Wc’s, waar hij blindheid aan over
hield. In 1979 werd hij gerehabiliteerd.
De auteur vertelt ook gedetailleerd over de massale hongersnood
tijdens de Grote Sprong(1958 e.v.), die volgens hem en volgens
Frank Dikötter ruim 40 miljoen doden veroorzaakte.
Dan volgen de vernederingen, martelingen en moordpartijen
tijdens de Culturele Revolutie (1966-1976), die tot doel had de
totale vernietiging van de oude Chinese maatschappij en cultuur
, voor zover dat nog niet gebeurd was in de jaren ’50 – ‘60 en
de vervanging door iets helemaal nieuws.
De ontmoetingen met Ai Weiwei en andere kritische kunstenaars en
schrijvers begonnen in 2010.
De eerste vond plaats in Londen, toen Ai daar mocht
tentoonstellen in Tate Modern.
Ondanks zijn medewerking aan het “Vogelnest”, was hij toen
volgens Martin nog arm en kwam hij aan de kost met allerlei
baantjes zoals tuinman, conciërge, lijstenmaker en bouwvakker.
Dit klopt niet helemaal, want al jaren mag hij overal ter wereld
grote en succesvolle tentoonstellingen houden en het spoort
evenmin met de belastingontduiking van 1,3 miljoen € waarvan de
overheid hem terecht of ten onrechte beschuldigt.
Ai vertelde hem dat hij pas sinds 2007 geregeld last had met de
politie, hoewel hij al sinds 1979 lid was van “De Sterren”, een
dissidente groep van dichters, schrijvers, kunstenaars. Zij
zorgden voor licht na de duisternis van de Culturele Revolutie.
In de jaren ’80 en ’90 volgden nog andere generaties kritische
kunstenaars en ook Falun Gong, die in 1999, na een vreedzame
sit-in, uitgeschakeld werden door Jiang Zemin. Van vele weinig
bekende kunstenaars die opgepakt werden, heeft men achteraf
niets meer vernomen.
In november 2010 en juli 2011 slaagde Martin erin om Ai te
ontmoeten in Beijing. Vreemd dat dit kon gebeuren onder zoveel
politiebewaking.
Deze ontmoetingen worden uitgebreid en soms zin per zin
weergegeven. Martin ontleedt ook tot in de eindeloze details de
conceptuele stijl, het denken , de gedichten en de boeken van
Ai.
Leerrijk is ook wat Ai hem vertelt over de legerdienst en de
soldaten: ze komen vaak uit straatarme streken, ze hebben nooit
een WC of elektriciteit gezien, ze krijgen 40 $ per maand om
heel de dag onbeweeglijk recht te moeten staan, wanneer ze hem
of andere dissidenten moeten bewaken. Door dat onbeweeglijk
recht staan, maken ze hun botten en hun gezondheid kapot. Ze
krijgen verbod om met hem te praten.
We krijgen ook een beeld van de eindeloze ondervraagtechnieken:
één keer duurde de ondervraging … 81 dagen. Zijn blogs dienden
dan als bewijsmateriaal van zijn “subversieve” activiteiten.
Zijn tweets eigenaardig genoeg niet.
Liu Xiabo (°1955), medeopsteller van Charta 08 en in 2010
winnaar van de Nobelprijs voor de Vrede voor zijn lange en
vreedzame strijd voor mensenrechten in China, onderging geregeld
hetzelfde lot als Ai. Op 8 december 2008 werd hij opgepakt en
pas op 25 december 2009 veroordeeld tot 11 jaar gevangenis voor
zijn betrokkenheid bij het opstellen van Charta 08.
Soms gaan de gespreken ook over leukere dingen, zoals de
beschrijving van Beijing, met zijn grote lanen en mooie winkels
met alle Westerse merken. Of over de heropleving van het recht
na de Culturele Revolutie.
Op andere plaatsen klaagt Ai dan weer de walgelijke en slopende
smog aan, die vaak boven de stad hangt en vele mensenlevens
kost.
In april 2011 interviewde Martin de dissidente schrijver Liao
Yiwu, in Dali, provincie Yunan. Ook deze heeft veel gemeen met
Ai : ook hij heeft de gruwelen van de hongersnood en van de
Culturele Revolutie doorstaan, hij is koppig, ligt voortdurend
in de clinch met de overheid, zat één keer gedurende drie jaar
in de gevangenis wegens zijn gedicht “Het bloedbad” (over
Tian-an-Men 1989) en ook omwille van interviews met de
allerarmste Chinezen.
Tijdens zijn gevangenschap had zijn vrouw hem verlaten en hun
zoontje meegenomen. Zijn vroegere vrienden durfden nadien niet
meer met hem te praten. Hij moest van armoede straatmuzikant
worden. In 2008 verschenen in de VSA zijn interviews met de
allerarmsten : “The Corpse Walker : Real Life Stories – China
from the Buttom up”.
De CCP neemt hem dat kwalijk, want volgens de partij bestaan
deze sukkelaars niet.
Het gesprek tussen Martin en Liao vond plaats in een café, waar
twee lieden van de geheime politie aan het tafeltje daarnaast
kwamen meeluisteren. Het handelt over zijn honger tijdens de
Grote Sprong, de armoezaaiers die hij geïnterviewd had, zijn
mede-dissidenten.
Martin sprak ook nog met andere schrijvers, zoals Mang Ke, één
van de belangrijkste hedendaagse dichters.
Daarna laat hij Ai weer aan het woord, ditmaal over de
Italiaanse politiek–religieuze schilder Giorgio Morandi
(Bologna, 1890-1964), die grote invloed had op het denken van
Ai.
Dan praat Ai nogmaals over de gruweldaden van de Culturele
Revolutie, de onbeschaamde leugens van de CCP, die hij
vergelijkt met het “Arbeit macht frei” van Hitler en “Het leven
is vrolijker geworden” van Stalin.
Tot slot gaat het over de groeiende kloof tussen de Partij en de
burger, die niet meer gelooft in de CCP en vooral materiële
welvaart nastreeft.
Martin schreef geen gemakkelijk boek : de gesprekken over kunst
gaan heel diep en zijn vaak erg filosofisch. Soms zijn ze ook
langdradig. De foto’s (tussen p. 96 - 97 en tussen p. 160-161)
zorgen dan voor een welgekomen afwisseling.
De dateringen zijn meermaals vaag : een maand of een uur van een
dag, zonder jaartal.
De data zijn enkele keren verwarrend : vader Ai werd verbannen
in “1956”, maar zoon Ai werd in 1957 geboren in een mooi huis.
De verbanning moet dus in 1958 geweest zijn. Er is geen
bibliografie en ook geen kaartje met de plaatsnamen.
Het boek geeft wel een goed beeld van China in de 20° en 21°
eeuw en van de moeizame omgang van de communistische leiding met
democratie, inspraak, recht, kunst, literatuur en dissidenten.
Je wordt er niet vrolijker van, maar je krijgt als lezer wel wat
inzicht in één van de minder fraaie kanten van het Chinese
succesverhaal.
Jef Abbeel, juli 2013