Stefan Blommaert. De eeuw van Xi: Hoe China onze toekomst
bepaalt.Uitgeverij Polis, Kalmthout, januari 2019. 304 p.;
paperback; ISBN 978-94-6310-339-8 € 22,50.
De eeuw van Xi: Hoe China onze toekomst bepaalt
Xi is ‘in’: het boek van Dams is pas op de markt, nu komt dit
van VRT-journalist Blommaert. Hij verbleef in Beijing vanaf het
aantreden van Xi in november 2012 tot 2014.
Blommaert wil een aantal negatieve vooroordelen counteren, maar
begint wel met het autoritaire systeem, de repressie van
dissidenten, het gebrek aan vrijheden. Xi is in die 6 jaar steeds
machtiger geworden door in de luwte te werken, de juiste
connecties te hebben en geen fouten te maken. Nu is hij
levenslang partijleider, president en legerleider. .
Inhoud
De eeuw van Xi: Hoe China onze toekomst bepaalt
Het boek begint eigenlijk in 1989, toen Blommaert er voor het eerst was en de sfeer op Tiananmen meemaakte in mei. Helaas was hij er niet meer op 4 juni, toen de tanks ‘enkele honderden’/mogelijk tienduizend studenten doodreden, deels op het plein, grotendeels in de aanpalende straten (p. 31, 34). 25 jaar later, in 2014, kon hij Wu’er Kaixi interviewen, de nummer 2 van de gezochte leiders, die aanklaagt dat de overheid nu meer geld besteedt aan de onderdrukking van het eigen volk dan aan defensie en dat de westerse landen de dissidenten hebben verraden. Blommaert vertelt ook over Nobelprijswinnaar Liu Xiabo, die in 2008-2009 elf jaar cel kreeg voor zijn ‘Charter 08’, een oproep voor meer vrijheden en die in 2017 overleed aan kanker.
We krijgen ook voorbeelden van de campagne tegen corruptie, de
omvang ervan (60 miljard € per jaar, p. 48) en de resultaten: op
vijf jaar tijd verloren 1,4 miljoen ambtenaren, ook toppers
zoals de voorzitter van Interpol, hun job.
Echte verkiezingen zijn er niet, tenzij voor gemeenteraden in
dorpen en kleine stadjes. En zelfs dan bepaalt de partij tussen
welke 1 à 2 kandidaten men mag kiezen (p. 52). En in elke
werkplek zit een partijcel, die alles controleert (p.53). Vele
Chinezen beschouwen democratie als iets buitenlands, dat niet
verenigbaar is met hun cultuur. Maar ze betogen, staken en
protesteren wel tegen wantoestanden, onteigeningen, vervuiling
en corruptie. Jaarlijks zijn er zo 200.000 ‘massa-incidenten’ en
dat aantal groeit. En tienduizenden sturen petities naar het
‘Staatsbureau voor Brieven en Bezoeken’.
Het hoofdstuk over pers, internet en censuur bevat veel bekende
zaken, maar in de praktijk is het soms nog erger dan wij
beseffen: Blommaert kreeg een lijst verbodsregels, werd geregeld
gehinderd en afgeluisterd door de geheime dienst en door
buurtcomités van de partij die alles controleren. Journalisten
worden soms geslagen en mishandeld. En deze fenomenen zijn
verergerd tijdens Xi. Artikels over verrijking door de elite
leiden soms tot uitzetting uit China. Voor de 200.000 Chinese
journalisten zijn de regels nog strenger: zij moeten de
ideologie van Xi met enthousiasme verspreiden. China staat op
nummer 176 van de wereld voor persvrijheid, Noord-Korea op 180.
De partij bepaalt welk nieuws in de krant, op de radio, op tv en
op het internet mag komen. Alleen al in 2017 zijn 130.000
websites geblokkeerd door de grootste Firewall ter wereld met 2
miljoen medewerkers, dus niet enkel Facebook, Google en Twitter.
En ook deze controle wordt elk jaar strenger. Ai Weiwei kon
erover meespreken: 18 camera’s bewaakten zijn huis. Sinds 2017
woont hij in Duitsland en in 2018 is zijn atelier door
bulldozers vernietigd (p. 89).
Hoofdstuk 3 gaat over de 55 erkende minderheden. Tibet is de
bekendste ‘autonome regio’, maar journalisten raken er moeilijk
binnen sinds de laatste opstand tegen de ingeweken Han-Chinezen
in maart 2008. Al meer dan 150 Tibetanen hebben zichzelf in
brand gestoken als protest tegen de Chinese overheersing, die
veel materiële verbetering brengt, maar niet meer welzijn. De
dalai lama zegt nu dat Tibet bij China wil blijven, maar met
meer autonomie en meer respect voor de cultuur.
Xinjiang, 56 keer België, maar vooral woestijn, is wel
toegankelijk, met vele controles. De Oeigoeren zijn er met 45%,
de overheersende Han-Chinezen met 40%. Helaas plegen de
Oeigoeren geregeld aanslagen, vooral de radicaal-islamitische
die verbonden zijn met Al Qaida. In juli 2009 vielen er bijna
200 doden en ruim 1.700 gewonden bij rellen tussen Oeigoeren en
Chinezen. In 2013 pleegden Oeigoeren een aanslag op Tiananmen
met een bomauto. Blommaert vermeldt niet dat ze sindsdien
verplicht met een gps van Beidou (Chinees navigatiesysteem)
rijden, die de auto doet stilvallen als hij een Chinese stad
nadert.
Het buitenlands toerisme is bijna verdwenen, wat een ramp is
voor de Oeigoerse verkopers. En Chinese bedrijven nemen er geen
Oeigoeren in dienst.
Met de 53 andere minderheden heeft men geen enkele last. Ze
wonen vooral in het zuiden, het record is voor de provincie
Yunnan met 25. Ze zorgen voor folklore en leven grotendeels van
toeristen.
Dan zijn er nog de twee ‘Speciale Administratieve Regio’s’,
Hongkong en Macao. Daar is het internet vrij en zijn er
betrouwbare kranten. Maar Beijing bemoeit zich steeds meer met
de keuze van de eerste minister en met het onderwijs. In 2047
eindigen hun vrijheden.
Hoofdstuk 4 gaat over geloof en bijgeloof: de jaarlijkse
schoonmaak van de graven, de drie godsdiensten of
levensbeschouwingen confucianisme, taoïsme en boeddhisme. Ze
vullen de leegte die ontstaan is door de geldzucht. Bij de
islamieten zijn er ook vreedzame: de Hui, o.a. in Xi’an; zij
worden dan ook met rust gelaten. Over de christelijke kerken
zegt Blommaert dat de communistische overheid het hen niet
makkelijk maakte in 1949 e.v. Dat is wel een eufemisme voor
uitmoorden en verjagen van priesters, o.a. onze scheutisten. De
laatste jaren gaat het beter, maar de overheid verwijdert
geregeld nog kruisen en laat kerken afbreken met bulldozers. Dit
is een gevolg van de zeer snelle groei van de protestantse en
katholieke kerk. De CPC beschouwt hen als concurrenten. Maar ze
pakt hen niet zo hard meer aan als de miljoenen Falun Gongers in
de jaren ’90. En in 2018 is er ook een historisch akkoord
gesloten met het Vaticaan over de benoeming van bisschoppen. Er
volgt ook een leuk lijstje van de vormen van bijgeloof.
De hoofdstukken 5 en 6 beschrijven het economisch wonder en de
ontsporingen: spooksteden met lege appartementsblokken,
snelwegen voor het verkeer dat er over 20 jaar zal komen. China
heeft tussen 2011 en 2013 meer cement verbruikt dan de VSA in
heel de 20° eeuw. De Chinese schuldenberg bedraagt 300% van het
BBP (de Belgische 106; p. 143).
De grote ommekeer begon dus met Deng in 1978 toen alle Chinezen
even arm waren, hij viel stil in 1989, hernam weer vanaf 1992,
vooral in het tot dan verwaarloosde Shanghai, dat de commerciële
hoofdstad werd. En in Shenzhen, dat het Chinese Silicon Valley
werd met o.a. DJI en Huawei (Chwà-wèj uitgesproken). Nu betalen
veel meer Chinezen met hun smartphone dan wij en de e-commerce
steeg van 70 miljard $ in 2010 naar 1 biljoen $ in 2017. Tegen
2025 wil China 70% van zijn producten met eigen kennis
ontwikkelen (p.164). Blommaert concludeert daar niet uit dat
vele westerse bedrijven dan overbodig zullen zijn. Huaxi is het
rijkste dorp van China, met een omzet van 6,5 miljard € per jaar
voor 2.000 inwoners (p. 165-167). Behalve fabriekjes, hebben ze
een park met nagemaakte architectuur: de Grote Muur,
Eiffeltoren, etc.
Tegelijk telt China nog 50 miljoen echte armen, vooral boeren
die 20 cent per uur verdienen en arbeiders die in de steden
werken voor 300 à 400 € per maand en daar tegelijk hun ‘hukou’
verliezen: sociale rechten op onderwijs, medische zorg, pensioen
(p. 173). Jaarlijks verliezen 3 miljoen boeren hun stukje grond
doordat de lokale overheid hem verkoopt aan bouwpromotoren. En
de boeren produceren nu al niet genoeg om 1,35 miljard mensen te
voeden: China is de grootste importeur van landbouwproducten ter
wereld, zelfs van rijst. Vele rijstveldjes zijn verlaten of
vernield voor de bouw van wegen en woningen. Anderzijds zijn
sommige boeren wel snel rijk geworden als eigenaars van mijnen.
Ze etaleren die rijkdom zonder enige smaak en ze vergokken
miljoenen in Macao, de grootste gokstad ter wereld, 5 keer zo
groot als Las Vegas. Rijke Chinezen kopen 33 tot 50% van alle
luxeproducten ter wereld: peperdure auto’s, horloges etc. (p.
180-184). Blommaert schat het aantal miljardairs op 370 (p.
184), maar andere bronnen spreken van 620, onder wie 29%
vrouwen. Tegelijk leven vele Chinezen met 2 of meer in een
kamertje van 2,5 op 3 m, waarvoor ze dan nog de helft van hun
inkomen (400 €) als huur moeten betalen. China behoort tot de
meest ongelijke landen ter wereld. De middenklasse groeit wel
snel: van 0% in 1980 naar 25% nu (p. 187-188).
Uiteraard komt het milieu ook ter sprake. De hoeveelheid
fijnstof is (of was in 2013) vaak nog veel te hoog, vooral in de
winter. Dan zie je wel mensen met mondmaskers, die je in de
zomer weinig of niet meer ziet. De hevige smog van januari 2013
vormde een definitief keerpunt: wegens het groeiend ongenoegen
bij de bevolking verklaarde de regering de oorlog aan de
vervuiling. Grote oorzaken waren de vele steenkoolmijnen en ook
de 6 miljoen auto’s in Beijing; in 1999 waren dat nog 6 miljoen
fietsen. Sinds 2015 produceert China meer duurzame energie (zon,
wind) dan de VSA en de EU samen. De pollutie is in 4 jaar tijd
al gedaald met 32% . Behalve de lucht, is ook het water vervuild
en op het platteland wordt het nog niet gezuiverd. En in de
haven van Taizhou werden dagelijks tonnen elektrisch afval
verwerkt, maar sinds 2018 verbiedt China wel de import van 24
soorten afval. Er zijn ook 300 ecocities gepland met
zero-uitstoot. China is dus op weg van grootste vervuiler naar
grootste vergroener.
Blommaert vergeet dan nog te vermelden: de vele elektrische
auto’s waarvoor het kenteken gratis is, terwijl dat voor een
benzineauto 10.00 euro kost, een fortuin voor de meeste
Chinezen; elke dag is er rijverbod voor minstens 20% van de
auto’s en zij houden zich er ook aan; alle bromfietsen zijn
verplicht elektrisch.
Hoofdstuk 8 gaat over de Chinese geneeskunde op basis van
acupunctuur, kruiden en yoga , die volgens de auteur al ontstond
in de 2de eeuw n.C. Vele Chinezen gebruiken die kruiden nog
altijd voor chronische ziektes. Soms komen er ook slangen en
sterke alcohol bij. Maar de antirookcampagnes en zelfs het
rookverbod kennen weinig succes bij de ruim 350 miljoen
verslaafde kettingrokers. Daarbij horen zelfs 60% van de
dokters: zij volgen het voorbeeld van Mao en Deng (p. 225).
China is de grootste consument en producent van sigaretten: 42%
van de wereldproductie. De staat vaart er wel bij en incasseert
jaarlijks 80 miljard euro aan accijnzen.
Drugs vormen een minder opvallend, maar even erg probleem. Het
aantal officiële gebruikers steeg van 70.000 in 1999 naar 2,5
miljoen in 2017. En het reële aantal ligt helaas nog hoger. Wie
betrapt wordt, vliegt voor enkele jaren naar een gesloten
ontwenningscentrum, een soort werkkamp!
De prestatiedrang ligt in Oost-Azië een stuk hoger dan hier. De
stress bereikt zijn hoogtepunt bij het gaokao, het centraal
eindexamen: dat bepaalt welke 50.000 van de 9 miljoen scholieren
(of 6 per 1.000) naar een topuniversiteit mogen. Die stress
leidt tot veel zelfmoorden. Aan de universiteit moeten ze een
kamer van 3 op 5 m delen met 8 studenten. Ook voor een job
daarna is er veel concurrentie. En dan willen ze nog zo snel
mogelijk een lief vinden. Met 52 jongens voor 48 meisjes is dat
een groot probleem. Blommaert zegt dat 20 miljoen jongens geen
lief vinden; het cijfer 33 miljoen heb ik ook al gelezen. Op
fysieke datingsites in parken en op pleintjes staan niet
zijzelf, maar hun ouders of grootouders, met een foto en
infobord. De jongens moeten veel geld, een auto en een flat
bezitten om vlot een meisje te vinden.
De éénkindpolitiek was van toepassing van 1979 tot 2015. Sinds
2016 mogen ze een tweede kind hebben, maar dat gebeurt enkel bij
de welgestelden. En de geboortecijfers zijn dramatisch: 17,86
miljoen baby’s in 2016; 17,23 in 2017; 15,23 in 2018 of een
daling met 2,6 miljoen in 2 jaar tijd (China Daily Global
Weekly, 04.02.2019)!
Dan volgen de spanningen met Japan over kleine eilandjes, de
Diaoyu of Senkaku, maar die zijn wel omgeven door veel olie,
gas, vis en koopvaardijroutes. Het leidde wel tot provocaties,
een boycot en zelfs beschadiging van Japanse bedrijven. China
claimt om dezelfde economische redenen nog meer stukken van de
Zuid-Chinese Zee in territoriale wateren van Vietnam,
Filippijnen, Brunei, Maleisië, Indonesië en Taiwan (p. 248).
Besluiten van het Arbitragehof in Den Haag legt China naast zich
neer, het militariseert steeds meer stukken van die zee en bouwt
er zijn leger verder uit. Het defensiebudget bedraagt 175 à 200
miljard $, een pak minder dan de VSA (716 $), maar veel meer dan
de buurlanden. De toenemende economische superioriteit kan
leiden tot het gevaarlijke ‘recht’ om baas te spelen (p. 255).
Taiwan kan daar het eerste slachtoffer van worden. Sinds 1949 is
het een aparte staat, maar slechts enkel kleine landjes erkennen
het. Sinds 2008 zijn er wel rechtstreekse vluchten, maar de
huidige democratische presidente Tsai Ing-wen wil de
onafhankelijkheid behouden en dat tolereert China niet. China
beperkt zich ook niet meer tot Azië: Afrika is een wingewest
geworden, superioriteit in de ruimte is een volgend doel. En met
soft power politiek wil het overal sympathie winnen:
tv-programma’s, panda’s, Olympische Spelen van 2008 en de
Winterspelen van 2022, Confucius-instituten, sponsoring van
kunst en musea in Antwerpen, massale uitwisseling van studenten:
600.000 Chinese studenten studeren in het buitenland, 500.000
buitenlandse in China (p. 267). Die soft power propaganda kost
jaarlijks 10 miljard $ (p. 268).
Het boek eindigt met de bekende Nieuwe Zijderoute, een
miljardenproject dat de Chinese havens moet verbinden met die
van de andere werelddelen om de handel te bevorderen. Een
maxi-Marshallplan, maar dan met leningen i.p.v. schenkingen. Het
heet ook ‘One Belt, One Road’ of ‘Belt and Road Initiative’:
Belt is dan de gordel over land, Road de route over zee. China
zorgt voor betere wegen, spoorwegens, havens, luchthavens,
pijpleidingen voor olie en gas, elektriciteitscentrales. Afrika
is voor China belangrijk om zijn olie, goud, kobalt, uranium,
koper, platina. De andere werelddelen hebben weer andere zaken
te bieden.
Blommaert vertelt zijn ervaringen van 2015, toen hij de oude
zijderoute per auto gedurende bijna 19.000 km verkende op de
terugweg van Beijing naar België. Een ervaring en prestatie!
Op die oude route van Xi’an naar Rome verhandelde men tussen 200
v.C. en 1453 n.C. via tussenpersonen behalve zijde ook parels,
diamant, goud, zilver, specerijen, rabarber, medicijnen. En via
die route belandde het boeddhisme en de islam in China. Deze
laatste ook dank zij de slag bij de Talas (751 n.C.), waar
Blommaert niets over zegt en waar de Arabieren met de hulp van
de Tibetanen de Chinezen versloegen en van hen allerlei
uitvindingen overnamen.
De nieuwe route maakt sommige landen zoals Sri Lanka wel zeer
afhankelijk van China, dat zowel veel lof als kritiek krijgt.
Kritiek is er ook op de bouw van vervuilende kolencentrales en
op het feit dat de Chinezen vooral eigen volk inzetten als
arbeiders i.p.v. de lokale mensen.
In zijn nawoord zegt de schrijver ook dat China in tien jaar
tijd al minstens 360 grote Europese bedrijven heeft overgenomen,
o.a. de haven Piraeus, Club Med, Pirelli, Volvo. Dit laatste
kwam er weer bovenop, net zoals bij ons Delvaux, dank zij China.
En Volvo bleef Zweeds.
Hij stipt ook nog aan dat de vrouwenrechten er op achteruit gaan
in China: van nr. 57 in 2008 naar 100 nu op 144 landen. Zij
ontbreken totaal in de top van de partij. Niet bij de
miljardairs: daar zijn ze met 29% (nvja).
De literatuurlijst is heel degelijk, overwegend Engelstalig,
terwijl we in het Nederlands al lang uitstekende werken hebben:
Jan van Oudheusden (geschiedenis), de kritische trilogie van
Dikötter over het Mao-tijdperk, Sven Agten over het leven in
China nu, Ties Dams (biografie van Xi). Dit laatste boek kon er
moeilijk bij staan: het is pas uit.
Blommaert geeft wel een degelijk, evenwichtig en kritisch beeld
van China, waarin bijna alle aspecten aan bod komen. Hij heeft
een vlotte schrijfstijl, duidelijke taal en een rijke
woordenschat.
Enkele details: in het voorwoord bedankt hij de fotograaf, maar
er staat geen enkele foto in het boek.
Een verklarend lijstje met begrippen zou nuttig zijn: nu moet je
zelf onthouden wat de betekenis is van minzhu, shuang gui,
stille lieden, laojia, fa, feng shui, chiangxin, hukoun tubao,
junket, sheng nu, shenzou etc. Een kaartje met plaatsnamen zoals
Bozhou en Khorgos zou niet overbodig zijn. Op p. 98 staat een
drukfoutje(‘Oegjoeren’);idem op p. 242 (signaleren i.p.v.
signalen). Hij gebruikt systematisch de naam Peking i.p.v.
Beijing, wat natuurlijk mag. Hij geeft de indruk dat Tibet en
Xinjiang in het verleden meestal of bijna altijd bij China
hoorden, maar dat is genuanceerder: Tibet (p. 93-94)was zelden
Chinees, wel lange tijd Mongools en Xinjiang (p. 96) was enkel
Chinees van 640 tot 751 en vanaf 1750. De maritieme zijderoute
situeert hij één keer in de 6° eeuw (274) i.p.v. de 15°(zoals
hij terecht zegt op p. 285) . En ze kwam nooit verder dan
Mombasa in Kenia.
Samengevat: een goed en zeer leesbaar boek, voor een redelijke
prijs.
© Jef Abbeel, februari 2019