Toetsing bij geschiedenis

Toetsing

In de rubriek toetsing vindt u informatie over allerlei aspecten van toetsing bij het vak geschiedenis.

Het Marshallplan

Testing by Outcome en het redeneren met en over bronnen

Kunnen redeneren over en met bronnen is een van de belangrijkste historische vaardigheden die leerlingen moeten beheersen om historisch te kunnen denken en redeneren. Zo moeten zij de bruikbaarheid, betrouwbaarheid en representativiteit van bronnen voor de vraagstelling vaststellen. Voor de bruikbaarheid is het niet alleen van belang om vast te stellen welke informatie de bron biedt, maar ook, en dat is vaak nog veel lastiger, welke informatie de bron niet biedt. Om de betrouwbaarheid vast te stellen moet de leerlingen op zoek gaan naar een antwoord op een groot aantal vragen (zie de bijlage) en voor iedere vraag afzonderlijk bepalen welke antwoorden wel en welke niet van belang zijn. Het perspectief van de maker van de bron is daarbij vaak een van de belangrijkste aspecten. Hetzelfde geldt m.m. voor het beoordelen van de representativiteit van de bron.

Al deze aspecten komen aan de orde in een opdracht bij een bron over het Marshallplan.

Bron

Uit een boek van een Sovjethistoricus in 1968:
`Het Marshallplan van 1947 leidde tot een teruggang in de handel van de SU. De VS hoopten dat het plan zou leiden tot verdeeldheid onder de communisti¬sche staten en dat deze staten onder Amerikaanse invloed zouden komen. Het was ook duidelijk dat veel van het Marshallplan bedoeld was om de mili¬taire macht van West-Duitsland te doen herleven.'

Bron B

Uit de rede van George Marshall in Harvard op 5 juni 1947:
De waarheid is dat Europa de komende drie of vier jaar zoveel meer buitenlands voedsel en andere essentiële producten - vooral uit Amerika - nodig heeft dan zij op dit moment kan betalen, dat Europa aanzienlijk meer hulp nodig heeft om een ernstige economische, sociale en politieke achteruitgang te voorkomen.
De remedie ligt in het doorbreken van de vicieuze cirkel en het herstellen van het vertrouwen van de Europese bevolking in de economische toekomst van hun eigen landen en van Europa als geheel. De fabrikant en de boer in heel grote gebieden moeten in staat en bereid zijn om hun producten te ruilen voor valuta waarvan de waarde niet ter discussie staat.
Naast het demoraliserend effect op de wereld als geheel en de mogelijkheid van oproer ontstaan als gevolg van de wanhoop van de betrokken personen, moeten de gevolgen voor de economie van de Verenigde Staten duidelijk zijn voor iedereen. Het is logisch dat de Verenigde Staten moeten doen wat zij kunnen om te helpen bij de terugkeer van een normale, gezonde economie in de wereld, zonder welke er geen politieke stabiliteit en geen blijvende vrede mogelijk is. Ons beleid is niet gericht tegen enig land of doctrine, maar tegen honger, armoede, wanhoop en chaos. Het doel moet de heropleving van de wereldeconomie zijn om zo politieke en sociale omstandigheden mogelijk te maken waarin vrije instellingen kunnen bestaan.

 

Voor een in historisch denken en redeneren minder ervaren leerling - met globale contextkennis over Koude Oorlog en Marshallplan – zou een opdracht bij deze bronnen er als volgt uit kunnen zien:

1. Vergelijk de motieven voor het geven van Marshall hulp in bron A en B.
2. Geef een verklaring voor het verschil.

Antwoord van een leerling uit havo 4

1. De sovjethistoricus geeft aan dat het doel van de Marshallhulp als doel had verdeeldheid in communistische staten op te roepen, deze staten onder Amerikaanse invloed zouden komen en de militaire macht van West-Duitsland te doen herleven terwijl George Marshall zelf zegt het enkel als doel heeft economische, sociale en politieke achteruitgang te voorkomen.

2. Dit verschil in opvatting tussen beide personen kan naar mijn mening door twee dingen worden verklaard:

Ten eerste: De sovjethistoricus zou zelf tegen dit Marshallplan kunnen zijn in tegenstelling tot George Marshall zelf, deze heeft namelijk het plan op de kaart gezet. Er is dus sprake van eventuele standplaatsgebondenheid.

Ten tweede: De sovjethistoricus schrijft zijn uiteenzetting pas in 1968 waardoor hij kennis van achteraf heeft, dit in tegenstelling tot de heer Marshall die de rede op 5 juni 1947 hield. Ook is er dus sprake van tijdsgebondenheid.



Voor een - in historisch denken en redeneren – meer ervaren leerling met een globale kennis van Koude Oorlog (en eventueel het Marshallplan), zou de opdracht meer open kunnen zijn:

1. Maak een analyse van de motieven voor het Marshallplan

Wat wordt hierbij van een leerling verwacht?


Leunend op zijn kennis van het concept Koude Oorlog en het Marshallplan moet hij zich afvragen welke elementen in beide bronnen informatie bieden over motieven voor het geven van economische hulp aan West-Europa in het kader van het Marshallplan. Daarnaast moet hij onderkennen dat de informatie in de bronnen gekleurd kan zijn/is door de achtergrond van de auteurs, maar ook door de tijd die verstreken is tussen de gebeurtenis en het oordeel van de auteur van bron A.

Differentiëren en determineren


Een zo open geformuleerde vraag biedt mogelijkheden om onderscheid te maken tussen meer of minder goede leerlingen, maar ook -en dat is eigenlijk nog veel belangrijker - om na te gaan wat een leerling al wel en wat hij nog niet beheerst. En dat biedt weer de mogelijkheid om de leerling gerichte feedback te geven zodat hij zich een volgende keer kan verbeteren. Voorwaarde is uiteraard wel dat leerlingen getraind zijn in het uitgebreid beantwoorden van dergelijke vragen en eerder hebben geoefend met het redeneren over en met bronnen om een antwoord te kunnen geven op een historische vraagstelling.

Antwoordmodel

 

Onderstaand antwoordmodel is een voorbeeld van banded-marking, waarbij antwoordelementen van leerlingen op een aantal niveaus worden ingeschaald.

 

 

Bijlage

Redeneren over bronnen

Bij redeneren over bronnen stel je allerlei vragen aan de bron: wie heeft de bron geschreven of gemaakt, waar is de bron gemaakt en waarom is de bron gemaakt, enz.. In onderstaand schema kun je zien welke vragen je altijd moet stellen, ook al krijg je niet altijd op alle vragen een antwoord.








Redeneren met bronnen

Als je de vragen over de bron hebt proberen te beantwoorden, ga je onderzoeken welke informatie de bron biedt en, wat soms minstens zo belangrijk is, welke informatie ontbreekt. Is dat omdat de maker van de bron niet over meer informatie beschikte of heeft hij of zij misschien bewust bepaalde informatie weggelaten? In onderstaand schema zie je welke vragen je steeds moet proberen te beantwoorden.



 

Bron van de opdracht