artikelen over geschiedenis didactiek

Romeinen en Goten

De Afvallige van Jan van Aken is een roman over de volksverhuizingen in de vierde eeuw n. Chr. Hieronder een fragment uit het boek. In dit boek neemt Jan van Aken ons mee naar de tijd van de Romeinse keizer Julianus Apostata (331-363), een afvallige in de tijd waarin het christendom aan invloed won. Julianus zetelde in Constantinopel, de hoofdstad van het Oost-Romeinse Rijk en was op de hand van de Arianen, een stroming in het christendom die tegenover de Niceense stond, die in de goddelijke drie-eenheid geloofde.

Romeinen en Goten

 

Julianus is vooral bekend geworden door het terugschroeven van de bevoorrechting van christenen en pogingen de Romeinse godenverering te herstellen, nadat de eerdere keizers Constantijn de Grote en Constantius II het christendom sterk hadden bevoordeeld, onder meer op fiscaal vlak.


'Vitalis observeerde de bisschop tijdens het wachten. Na een tijdje zei hij, om de stilte te verbreken: 'Ik had geen bisschop verwacht als onderhandelaar. Nog niet zo lang geleden vervolgde uw koning de christenen; u woont toch al jaren aan deze kant van de grens?'
'Vervolgingen hebben wij allang niet meer gehad.' Wulfila nam een stuk brood en doopte het in zijn wijn. 'De leiders die ik vertegenwoordig, zijn bereid de ware leer te erkennen; zij sturen mij omdat ik weet hoe ik met uw mensen moet spreken.'
'De ware leer? U bedoelt dat die leiders de leer van Arius volgen?' Vitalis had 'ketterij' willen zeggen, maar hij wist zich te bedwingen. De Goten, die opportunisten waren, zoals alle barbaren, probeerden natuurlijk de keizer gunstig te stemmen door het aannemen van de ariaanse geloofsbelijdenis. En daar konden ze best succes mee hebben, Valeos was gevoelig voor zulke zaken.
'Vanuit uw oogpunt is het ongetwijfeld een ketters standpunt, dus wij kunnen het beter laten rusten,' zei de Goot kortaf.
Vitalis keek hem snel aan. Hoe wist de man dat hij geen ariaan was?
'Er heerst harmonie in het rijk,' zei hij toen. 'Zelfs Damasus, die net als ik een katholiek is, staat niet per definitie afwijzend tegenover arianen. Het zou mij niet verbazen als we binnen enkele jaren tot een verzoening van standpunten komen.'
De Goot onderbrak hem: 'Ik ben niet gekomen om over theologische geschillen te praten, al juich ik een verzoening toe - als die ooit komt. Overigens voer ik met niemand strijd.' Hij zweeg even, schudde zijn hoofd, vroeg toen: 'Wie is Damasus?'
'De bisschop van Rome,' antwoordde Vitalis verbaasd. De Goten leefden geïsoleerd, maar ook zij waren al sinds een halve eeuw betrokken bij kerkelijke vergaderingen- al sinds het concilie van Nicaea, waar de ariaanse leer tot dwaling werd verklaard, een dwaling die nog altijd voortwoekerde, vooral in het oostelijke rijk en ook onder deze vervloekte Goten. 'Ik correspondeer met Damasus over de belangrijke vraagstukken van deze tijd,' ging hij verder. 'Al is het oosten grotendeels in handen van de arianen, hier in Durostorurn leven we in een enclave van de rechte leer.'
'U bent ook bisschop,' zei Wulfila. 'Maar Durostorum is toch geen zelfstandig bisdom?'
Vitalis zuchtte. 'Bisschop uit verdienste, dat ben ik,' zei hij. 'Durostorum heeft inderdaad geen bisschopszetel, maar zal die in de toekomst zeker krijgen. Mijn status in deze contreien is vooralsnog niet officieel vastgesteld.' Hij wilde het pijnlijke onderwerp snel ver laten en zei: 'Aangezien het hier niet over theologie gaat, wil ik u een vraag stellen: wanneer is koning Ermanaric overleden? Hij was zeer oud, nietwaar?' deed zijn mond open om te antwoorden, toen vertrok zijn gezicht van smart en stroomden de tranen over zijn wangen. Tot zijn ontzetting zag Vitalis hoe allen die met hem waren begonnen te snikken. Vitalis draaide zich naar Axylus, maar zelfs zijn metgezel, voor wie het moorden alledaags was als brood, weende. Nog altijd stond hij daar als stenen beeld, maar uit zijn ogen vloeiden tranen die een natuurlijke bedding vonden in de scherpe groeven van zijn gezicht.
Op dat moment kwamen de commandanten terug. 'Wat aan de hand?' vroeg Lupicinus.
'Wij gedenken de grootkoning van ons broedervolk, de Greuthungi, waarmee we zijn verknoopt door duizend familiebanden,' zei Catualda.
Wulfila veegde zijn gezicht af. 'Wat is uw besluit, heer?' vroeg hij' Maximus deed het woord: 'U zult begrijpen dat we niet voor de keizer kunnen spreken. U kunt een afvaardiging samenstellen die naar Antiochië zal reizen, waar keizer Valens verblijft. Wij sturen vandaag nog ijlboden uit om uw verzoek over te brengen, zodat het hof snel op de hoogte is. De Goten blijven, hangende het besluit, aan de overkant.'
Catualda sprak: 'Hoe moeten wij ons volk voeden? We hebben weinig voorraden mee kunnen nemen, langer dan een paar weken houden we het niet vol.'
'We zullen hier later over onderhandelen,' zei Lupicinus. 'Tegen betaling kan uw volk natuurlijk altijd voedsel krijgen, wij zullen vrij¬ handel niet belemmeren, mits die onder ons toezicht plaatsvindt.' De bisschop knikte kort, maar zijn metgezellen gromden zachtjes alsof ze liever iets anders hadden gehoord.
'Waar is Antiochië?' wilde Catualda weten. 'Hoeveel dagreizen is dat hiervandaan?'
'Meer dan tien dagreizen voor een ervaren ruiter met wisselpaarden,' zei Vitalis. 'Een delegatie zal er natuurlijk veel langer over doen.'
De jonge Goot kwam overeind, zijn wijnkroes nog in de hand.
'Ik reis mee vooruit met uw boodschappers, als ambassadeur.' Lupicinus keek Vitalis en Maximus aan. Niemand maakte bezwaar, dus antwoordde hij: 'U mag uw eigen zaak bij de keizer bepleiten, als uw koning u afvaardigt.'
Catualda ledigde zijn kroes in één teug. 'Dat zal hij,' zei hij. 'Over een uur ben ik hier, met mijn paard.'

 

Recensie 1

Recensie 2

Recensie 3