
artikelen over geschiedenis didactiek
Wat de mens beweegt
Geschiedenisonderwijs als zoektocht naar wat de mens beweegt.
Inhoud
De Histoforum methode
Er zijn zeer veel redenen om je met het verleden bezig te houden, er zijn evenveel aspecten waarop je je kunt focussen. Voor mij is de belangrijkste reden om me met het verleden bezig te houden mijn nieuwsgierigheid naar wat de mens door de eeuwen heen heeft bewogen. Waarom doen mensen wat ze doen, waarom denken ze wat ze denken, wat drijft hen, wat motiveert hen.
Voor mij is de belangrijkste reden
WGeschiedenis is voor mij, boven alWaarom ik
geschiedenis ben gaan studeren eGeschiedenis als schoolvak is in mijn beleving een
queeste naar datgene wat de mens beweegt. Het is een
zoektocht naar wat mensen vanaf de prehistorie heeft
bewogen, naar wat hen heeft geleid in hun dagelijks
leven, maar ook in hun contacten met anderen en met het
bovennatuurlijke. Daarom staan in deze zoektocht een
vijftal concepten centraal: macht, oorlog, godsdienst,
kunst en levensonderhoud.
Deze overwegingen liggen ten grondslag aan de Histoforum
Methode, waarin enduring understanding (duurzaam begrip)
en hoe dit te bereiken centraal staan.
De Histoforum methode is gebaseerd op een aantal
uitgangspunten die hieronder staan vermeld. Deze zijn
niet vrijblijvend, de docent die volgens deze methode
wil werken zal ze, in principe, moeten onderschrijven.
Dit betekent niet dat de Histoforum methode dogmatisch
is. Integendeel, deze methode komt alleen tot zijn recht
als docenten, maar ook leerlingen de ruimte om keuzes te
maken ook daadwerkelijk gebruiken. Slechts dan komen de
verschillende doseer- en leerstijlen en voorkeuren van
docenten en leerlingen tot hun recht.
Of we erin slagen de doelstelling (enduring
understanding) te bereiken is niet alleen afhankelijk
van de gekozen werkvormen, leermaterialen, leerbronnen
en leeractiviteiten, maar ook van de mate waarin we erin
slagen leerlingen te motiveren. Het stimuleren,
bemoedigen en het tonen van empathie (het conatieve
domein) vormt de humuslaag, waarin kenis en vaardigheden
tot wasdom kunnen komen (Cras, 2009, 36)
Uitgangspunten
de overtuiging dat kennisoverdracht niet mogelijk is.
Dit betekent overigens niet dat instructielessen
onwenselijk zijn, integendeel. Om ze effectief te laten
zijn is het echter wel noodzakelijk deze te doseren en
op het juiste moment in te zetten. (Klassikale)
instructie is effectief op het moment dat de leerlingen
(alle of enkele) kenbaar maken behoefte te hebben aan
informatie of uitleg.
de overtuiging dat het, voor elk vak, dus ook
geschiedenis, belangrijk is rekening te houden met de
eisen die de moderne samenleving aan burgers stelt op
het gebied van vaardigheden, bijvoorbeeld de vaardigheid
problemen te kunnen oplossen, kritisch te kunnen denken
en informatievaardig te zijn.
de overtuiging dat het belangrijk is een zo effectief en
uitdagend mogelijke leeromgeving te creëren.
de overtuiging dat het belangrijk is uit te gaan van het
leren van leerlingen en niet van het lesmateriaal.
de overtuiging dat leren betekenisvol moet zijn.
Enduring understanding
Welke kennis moeten leerlingen bezitten om op een
zinvolle manier betekenis te kunnen geven aan het
verleden. Deze vraag moeten we onszelf niet alleen bij
elk tijdvak, maar ook ook bij ontwikkelingen door de
tijd heen stellen. Welke kennis en vaardigheden zijn
essentieel om te komen tot enduring understandig
(duurzaam begrip) van de belangrijkste gebeurtenissen en
ontwikkelingen in de betreffende periode en van het
verleden als geheel?
In de Histoforum methode onderscheiden we een vijftal
basisconcepten: macht, oorlog, godsdienst, kunst en
levensonderhoud. Vijf concepten die het, samen en in hun
onderlinge relatie, mogelijk maken zicht te krijgen op
een tijdvak. Kennis van deze begrippen en hun onderlinge
relaties helpen leerlingen zicht te krijgen op de Big
Picture van een tijdvak. Door het in elk tijdvak terug
laten keren van deze begrippen en telkens aan deze
concepten dezelfde basisvragen te stellen krijgen
leerlingen bovendien meer zicht op continuïteit en
verandering. Daarnaast helpt het leerlingen structuur te
geven aan het verhaal van het verleden.
Er kan aandacht aan de basisconcepten worden besteed in
een of meer opdrachten per tijdvak, maar ook tijdens een
onderwijsleergesprek in de klas. (Bekijk deze animatie
van de basisconcepten in de tien tijdvakken.)
Niet alle basisconcepten komen in elk tijdvak aan de
orde. Ook zijn niet alle basisconcepten in elk tijdvak
even belangrijk. In onderstaande figuur zijn de
basisconcepten (voor tijdvak 10) grafisch weergegeven,
waarbij de grootte van het vakje aangeeft hoe belangrijk
het concept in dit tijdvak is. Het basisconcept kunst
komt in dit tijdvak niet aan de orde en is daarom wit
gebleven.
Macht = blauw
Oorlog = rood
Godsdienst = geel
Levensonderhoud = oranje
Kunst = groen
Leerlingen moeten niet alleen relaties kunnen leggen
tussen basisconcepten in een tijdvak, maar ook door de
tijd heen. Door in elk tijdvak aan een basisconcept
dezelfde vragen te stellen (voorzover het concept aan de
orde komt) krijgen leerlingen zicht op verandering en
continuiteit.
(zie de figuren hieronder)
Klik op de afbeelding voor een vergroting
Het basisconcept oorlog in de tien tijdvakken
Het basisconcept godsdienst in de tien tijdvakken
Naast deze basisconcepten, zijn er per tijdvak unieke en
generieke concepten (begrippen), die voor elk tijdvak
apart worden vermeld (de tien tijdvakken staan in het
menu rechts). Het aantal unieke concepten, concepten die
in principe alleen in een bepaald tijdvak aan de orde
komen) is bewust laag gehouden. Dat wil niet zeggen dat
andere unieke begrippen niet aan de orde kunnen komen,
maar deze zijn niet strikt noodzakelijk om te komen tot
enduring understanding van het tijdvak. De generieke
begrippen komen in minimaal twee tijdvakken aan de orde,
maar vaak in een groot aantal tijdvakken.
Essential questions
Om leerlingen over een aantal essentiële aspecten te
laten nadenken, zijn voor elk tijdvak zogenaamde
essential questions geformuleerd. Wat precies onder
essential questions wordt verstaan staat beschreven in
een apart artikel.
De Essential Questions worden voor het eerst in de
onderbouw aan de orde gesteld. De leerlingen formuleren
een voorlopig antwoord. In de tweede fase keren de
vragen dan weer terug. De leerlingen reflecteren op hun
eerdere antwoorden en stellen deze bij.
Historische vaardigheden
Het is belangrijk onderscheid te maken tussen kennis van
second-order concepten en het gebruik van deze concepten
als vaardigheid. Kennis van en inzicht in second-order
concepten en het vermogen deze te herkennen in bronnen
behoort tot het cognitieve domein, terwijl historische
vaardigheden alleen aangeleerd kunnen worden door het
zelf doen van onderzoek(jes). Daar komen we echter
nauwelijks aan toe. Vaak hanteren we de formulering:
Stel je doet onderzoek naar .... . Waarna de vraag volgt
zou je de volgende bron dan kunnen gebruiken of is de
volgende bron betrouwbaar? Maar dat is geen vaardigheid,
dan is het toepassen van kennis van meta-concepten. Ook
bij een vraag als welke oorzaak voor een gebeurtenis of
ontwikkeling wordt in deze bron beschreven wordt geen
historische vaardigheid getoetst, maar alleen kennis van
het begrip causaliteit en de mate waarin leerlingen een
oorzaak kunnen herkennen dan wel kunnen tekstverklaren.
Als je de leerlingen historisch wilt leren denken en
redenren, is het belangrijk opdrachten te geven waarbij
leerlingen moeten denken.
Backward Design
In de Histoforum methode wordt, waar mogelijk, gebruik
gemaakt van het Backward Design principe. Dit ontwerp
principe kent drie fasen:
Bepaal de gewenste resultaten (leeruitkomsten)
welke duurzame kennis is gewenst?
Bepaal wat kan gelden als bewijs dat deze doelstellingen
ook inderdaad worden gehaald
hoe weten we dat leerlingen hebben geleerd wat wij
willen dat zij hebben geleerd en dat zij aan onze eisen
(standards) voldoen?
Bepaal de leeractiviteiten van leerlingen
definieer de kennis, vaardigheden en procedures die
leerlingen moeten beheersen
definieer het lesmateriaal
definieer de leer en onderwijs activiteiten
De tien tijdvakken
De Histoforum methode gaat uit van de tien tijvakken en
en de kenmerkende aspecten, zoals die zijn verwoord door
de Commissie Historische en Maatschappelijke Vorming en
in het eindexamenprogramma havo/vwo.
De kenmerkende aspecten en leerdoelen zijn cumulatief.
Voor het primair onderwijs worden geen leerdoelen
geformuleerd.
De groene kenmerkende aspecten hebben betrekking op het
basisonderwijs
De blauwe kenmerkende aspecten en leerdoelen hebben
betrekking op de onderbouw van het voortgezet onderwijs
De rode kenmerkende aspecten en leerdoelen hebben
betrekking op de tweede fase
De opbouw van de lessen volgens de Histoforum methode
Huis de Wiers
Sinds 1654 stond in Vreeswijk Huis de Wiers. Rond 1900 werd deze buitenplaats van Vreeswijk grotendeels gesloopt om plaats te maken voor een scheepswerf. De oorspronkelijke fundering van Huis de Wiers bleek nog te bestaan en werd door architect Jaco D. de Visser benut voor een niet-historiserend nieuwbouwproject in houtbouw, dat in zijn vormgeving verwijst naar de oorspronkelijke bebouwing.
Op basis van eigen historisch onderzoek realiseerde hij een gebouw van vijf verdiepingen dat ruimte biedt aan een restaurant, ateliers en woonruimten.
Dit project van architect Jaco de Visser in Vreeswijk is een fraaie metafoor voor de ideeën die ten grondslag liggen aan de Histoforum methode.
De opzet van een lessenserie - voor brugklas of tweede
fase - kun je vergelijken met het bouwen van een huis op
bestaande fundamenten.
Een architect moet rekening houden met de maatvoering
van het fundament en met de kwaliteit van het fundament.
Maakt hij een prachtig gebouw op te zwakke fundamenten
dan stort het gebouw in. Hoe beter het fundament, hoe
hoger het gebouw dat je kunt bouwen. Soms kan het ook
nodig zijn om het fundament te versterken en, als je
daar behoefte aan hebt, kun je het fundament uitbreiden.
De architect bepaalt vervolgens, op basis van de
functie(s) van het gebouw, de ruwbouw die bepalend is
voor de maatvoering, de ruimtes en de totale hoeveelheid
ruimte. Daarna kleedt hij het gebouw aan. Hij bepaalt
welke materialen voor de buitenkant worden gebruikt en
hoe de indeling en aankleding van de ruimtes binnen
eruit ziet .
Een vergelijkbaar proces vindt plaats bij de opzet en
uitvoering van een lessenserie
Inventariseren van de voorkennis over de prehistorie
Net als een architect kun je ook als docent niet om het
fundament, de voorkennis, heen. Deze voorkennis is
onvermijdelijk, noodzakelijk, maar helaas soms ook
problematisch. (Een uitgebreid artikel over het belang
van voorkennis vindt u hier). Daarom is het belangrijk
de kennis die leerlingen van een onderwerp hebben, in
beeld krijgen. Je moet weten hoe het fundament eruit
ziet en waar eventueel de zwakke of rotte plekken
zitten.
Op dit fundament komt de nieuwe leerstof, waarbij je
begint met het geraamte, met de rubwbouw. Dit breidt de
kennis van leerlingen over het onderwerp uit. Je bepaalt
over welke kennis de leerlingen na afloop van de
lessenserie minimaal moeten beschikken. Dit is van
belang om te weten of de omvang van het bestaande
fundament voldoet of dat er een stuk aan toegevoegd moet
worden. Als het fundament te zwak is zul je dat eerst
moeten versterken. Als het fundament echter (deels)
verrot is, zullen de reparatiewerkzaamheden meer tijd
vergen. Als er bij leerlingen sprake is van belangrijke
misconcepties zul je deze eerst moeten veranderen,
wetend dat foutieve voorkennis zeer hardnekkig kan zijn.
(Zie ook de artikelen over voorkennis en conceptual
change). Opdrachten in deze fase hebben tot doel het
verwerven van de benodigde basiskennis en vaardigheden.
Tijdens het werken aan deze opdrachten begeleidt de
docent de individuele leerling of groepjes leerlingen.
Hij volgt het proces en ondersteunt waar gewenst of
noodzakelijk, zonder dat hij concrete antwoorden geeft
(zie de werkvorm AVA voor details).
Als de ruwbouw klaar is, komt de aankleding van het
gebouw. Met verhalen, video's, discussies en
onderwijsleergesprekken kan de docent het gebouw verder
aankleden. Maar evengoed kan hij de leerlingen opdracht
geven het gebouw zelf aan te kleden. In dat geval zal de
basis van elk gebouw er hetzelfde uitzien, maar zal elk
gebouw een totaal verschillende uitstraling hebben.
Onnodig te zeggen dat een toets over dit onderwerp in de
laatste variant alleen betrekking kan hebben op de
ruwbouw. Daarnaast kan de invulling van leerlingen of
groepjes leerlingen uiteraard individueel beoordeeld
worden.
De docent geeft pas dan een instructieles als hij ervan
overtuigd is dat de leerlingen of een groepje leerlingen
daaraan toe zijn, dat wil zeggen er een vraag ligt bij
de leerlingen. Leerlingen nemen ook pas een lesboek ter
hand of zoeken naar informatie op internet of in de
andere boeken dan hun lesboek als zij informatie nodig
hebben om gegeven of zelf geformuleerden vragen te
kunnen beantwoorden. Of wanneer zij behoefte hebben aan
een introducerend artikel of achtergrond informatie.
Leerstofopbouw
Een voorbeeld
Klas 1
De tijdvakken 1 t/m 5
Klas 2
De tijdvakken 6 t/m 8
Klas 3
De tijdvakken 9 en 10
Klas 4
De tijdvakken 1 t/m 8
Deel domein D
Klas 5 havo
De tijdvakken 9 en 10
Deel domein D
Examenonderwerpen
klas 5 vwo
De tijdvakken 9 en 10
Deel domein D
Twee thema's
Klas 6
Een thema
Examenonderwerpen
Literatuur
Cras, A.J.G. Cras, 2009. Meesterschap over het leerplan,
SLO, Enschede