home digitale didactiek lesmateriaal ict en geschiedenis contact


Digitale Vakdidactiek Geschiedenis
 

 Inleiding
 Digitale Didactiek
 3.1 Inleiding
 3.2 Beamer en Smartboard
 Informatievaardigheden
 5.1 Inleiding
 5.2 Webquests
 5.3 Wiki's
 5.4 Eigen leerstof
 5.5 Publiceren
 5.5.1 Website
 5.5.2 Storytelling
 Elo
 7.1 Speelfilms
 7.2 Filmmateriaal
 7.3 DVD's
 7.4 Praktische Opdracht
 8.1 Weblogs

 

 

 

 

 

 

5. ICT en onderzoekend leren

5.1. Inleiding

ICT heeft een dimensie toegevoegd aan het doen van onderzoek. Jaren geleden kreeg ik eens een boos telefoontje van de bibliothecaris van de openbare bibliotheek. Hoe ik het in mijn hoofd haalde om alle leerlingen van de brugklas gelijktijdig de opdracht te geven om een werkstuk te maken over de Olympische Spelen in de oudheid? De bibliotheek kreeg dagelijks van tientallen leerlingen de vraag of er boeken over die spelen waren en de bibliotheek beschikte slechts over enkele boeken over dit onderwerp. Dit probleem is voor de meeste onderwerpen nu voorbij, op internet hebben alle leerlingen gelijktijdig toegang tot informatiebronnen.

Als een docent een opdracht maakt is het belangrijk dat hij:

  • zich bewust is van de draagwijdte van een opdracht.
  • eerst zelf op internet naar informatie te zoeken.
  • leerlingen informatievaardigheden aanleert

Plagiaat

Met het gebruik van internet bij onderzoek is ook plagiaat aanmerkelijk toegenomen. Dat is niet zo vreemd. Nagenoeg alle leerlingen hebben zowel op school als thuis toegang tot internet. Zij kunnen eenvoudig met kopiëren en plakken hele stukken tekst snel in een eigen bestand opnemen. Bovendien staat internet bol van de werkstukken over allerhande onderwerpen. Veel docenten steken dan ook vaak meer tijd in het zoeken naar bewijs van plagiaat dan in het beoordelen van werkstukken. En het probleem beperkt zich  niet tot leerlingen in het voortgezet onderwijs. Er zijn al diverse softwareprogramma's op de markt waarmee docenten eenvoudig kunnen nagaan of en in welke mate studenten werkstukken van internet hebben gehaald. (bijvoorbeeld Ephorus, Copy Check, Turnitin) Zonder de illusie te hebben dat je het probleem helmaal kunt oplossen, kun je er wel het een en ander tegen doen.

Veel opdrachten hebben een heel algemeen karakter, waardoor de kans dat er op internet al een werkstuk over te vinden is relatief groot is. De kans daarop wordt een stuk geringer als je de opdrachten een lokaal of regionaal karakter geeft. Dus niet de Tweede Wereldoorlog, maar de Tweede Wereldoorlog in Limburg of Maastricht. Een website met de resultaten van een onderzoek naar elementen uit de klassieke oudheid in de architectuur van Enschede zul je op internet niet snel tegen komen. In 4 vwo heb ik de leerlingen eens de opdracht gegeven een monument te ontwerpen en te beschrijven voor Alphons Ariëns. Maar ik had de leerlingen ook kunnen vragen een boekje te maken met een stadswandeling langs plekken in Enschede die in het leven van Ariëns een belangrijke rol hebben gespeeld. Een dergelijke opdracht is uiteraard voor veel plaatsen te bedenken. 

Belangrijk is natuurlijk ook om leerlingen goed duidelijk te maken wat de gevolgen van plagiaat zijn. Dat kan op een simpele manier door in het beoordelingsmodel eisen te stellen aan de bronvermelding. Zo kun je eisen dat elk letterlijk citaat langer dan drie/vier regels in een noot verantwoord wordt en dat alle gebruikte bronnen terug te vinden zijn in een literatuurlijst. Als je voor bronvermelding en literatuurlijst een aantal punten geeft (bijvoorbeeld 10-20 van de 100) kun je eenvoudig punten aftrekken als je merkt dat leerlingen zich hier niet aan houden. Uiteraard staat er op het integraal overnemen van het werkstuk van een ander maar één straf.

Grotere betrokkenheid

Naast het bestrijden van plagiaat is er nog een andere reden om te zoeken naar andersoortige opdrachten. Realistische opdrachten vergroten de betrokkenheid van de leerlingen bij het onderwerp, doen een groter beroep op creativiteit en op op vaardigheden. Een voorbeeld voor het vak KCV:

In plaats van de leerlingen  een traditioneel verslag te laten maken over toneel in de klassieke oudheid, kregen ze van mij opdracht een programmaboekje te maken. Omdat lezers hoogstens een minuut of tien voor aanvang van de voorstelling de informatie tot zich nemen moeten de leerlingen nadenken over de vorm waarin ze de informatie gieten. Waar gebruik je tekst, waar afbeeldingen en schema's? Als de leerlingen de kans zouden krijgen om zo'n boekje te maken voor de Schouwburg gaat ook de lay-out een grote rol spelen. Een collega klassieke talen kreeg bij toeval zo'n door leerlingen gemaakt boekje onder ogen en dacht dat het een product van de schouwburg was. Een mooier compliment konden de makers niet krijgen. (zie ook het onderdeel over webquests hieronder)

5.2 Webquests

De geweldige hoeveelheid informatie die op internet beschikbaar is was voor de Amerikaan Bernie Dodge aanleiding voor het introduceren en beschrijven van de webquest. 

Een WebQuest is een onderzoeksgerichte opdracht waarbij de informatie, in ieder geval voor een deel, afkomstig is uit bronnen op internet. Bij de opzet heeft laten Dodge zich laten leiden door de onderwijskundige ideeën van Marzano.

Een WebQuest gaat verder dan het zoeken van een antwoord op een eenvoudige en eenduidige vraag. Leerlingen moeten met een vraagstelling aan de slag die hun denken op een hoger plan brengt. Zij moeten de verworven informatie om zetten in een product. Dit product kan een oplossing voor een probleem zijn, maar ook een hypothese of een ontwerp voor een poster of het maken van een maquette. Dodge onderscheidt twee types webquest.

De kortdurende WebQuest

De leerling besteedt aan de kortdurende Web Quest zo'n een tot drie lesuren. Doel van de kort durende WebQuest is het verwerven van kennis en de integratie van die kennis in reeds aanwezige kennis. Als de WebQuest is doorlopen is de leerling aan de slag geweest met een substantiële hoeveelheid informatie waaraan hij ook betekenis heeft gegeven. Deze vorm van de WebQuest sluit aan bij dimensie twee van Marzano's: dimensies van leren 

De langdurende WebQuest

In de langdurende WebQuest gaat het vooral om het uitbreiden en verfijnen van kennis. Op het eind van de WebQuest heeft de leerling een behoorlijke hoeveelheid informatie diepgaand geanalyseerd en verwerkt. Bovendien heeft hij - op een wijze dat anderen erop kunnen reageren - aangetoond dat hij de materie begrijpt.Deze vorm van de WebQuest sluit aan bij dimensie drie van Marzano's: dimensies van leren 

Op Histoforum staat een uitgebreide, Nederlandstalige, beschrijving van de webquest met diverse voorbeelden.

Aandachtspunten bij het maken van een webquest:

  • Hoe motiveer je de leerling voor de opdracht?
  • Hoe kun je vermijden dat leerlingen informatie letterlijk van internet (of uit een boek) overnemen? 
  • Hoe versterk je het analytisch karakter van een opdracht? 
  • Hoe voorkom je dat de opdracht leidt tot een product waarvan leerlingen er al vele hebben gemaakt?

Leerlingen moeten voor zeer veel vakken werkstukken maken en bijna altijd is het product een schriftelijk verslag. De betrokkenheid van leerlingen bij het onderwerp wordt groter als u kiest voor een andere presentatievorm, waarbij ook nog eens een beroep wordt gedaan op creativiteit en veel meer vaardigheden. Enkele voorbeelden:

  • Ontwerp (en maak) een monument voor een persoon uit jouw stad.
  • Ontwerp een stadswandeling rond een persoon of thema uit jouw stad
  • Maak een programmaboekje voor een toneelvoorstelling (Antigone, Lysistrata)
  • Maak een website. Enkele voorbeelden: Opdracht en uitwerking van Reliquiae Imperii Romani en opdracht en uitwerking van Klassiek Enschede, een speurtocht naar klassieke elementen in de architectuur van Enschede.

Tip

Een van de grootste problemen bij het gebruik van internet bij onderzoeksopdrachten. is dat sites vaak even snel van het internet verdwijnen als modezaken uit het straatbeeld. Je zult daarom de rubriek bronnen van je webquest geregeld moeten screenen op dode links, want het aantreffen van niet werkende links is niet alleen bijzonder verveld, maar in het ergste geval maken ze je webquest volledig onbruikbaar.  

5.3 Wiki's

Een tamelijk nieuwe  mogelijkheid voor het doen van onderzoek is de wiki (Hawaiiaans voor snel)bedacht door Ward Cunningham. De meest bekende wiki is wikipedia, de online encyclopedie waaraan iedereen die dat wil kan bijdragen. In korte tijd is deze encyclopedie bijzonder populair geworden.

Er zijn voor het maken van wiki's diverse software programma's beschikbaar, bijvoorbeeld PmWiki met een Nederlands taalbestand. U kunt ook een eigen wiki starten op Wikicities.
Zie ook Wetpaint.

De wiki leent zich met met name goed voor het samen creëren van kennis. Een voorbeeld van een opdracht die geschikt zou kunnen zijn is de webquest prehistorie.

5.4 Leerlingen maken hun eigen lesmateriaal

Als je een methode gebruikt ligt de leerstof vast. Ook de opdrachten zijn gegeven. De vrijheid die je jezelf als docent gunt blijft meestal beperkt tot het eventueel schrappen van enkele paragrafen of het selecteren van opdrachten uit het totale aanbod. De leerlingen krijgen te horen (eventueel middels een planner) welke opdrachten ze geacht worden te maken en welke stof ze moeten bestuderen. Vaak maken ze plichtmatig de opdrachten en kijken die, met een antwoordenblad, na. Ik kreeg het gevoel dat de leerlingen hierdoor niet echt bij de leerstof betrokken raakten. De grote hoeveelheid informatie op internet biedt een mogelijkheid de leerlingen meer bij het onderwerp te betrekken.

Toen ik het onderwerp Midden-Oosten uitgebreid wilde behandelen merkte ik dat de methode geen aandacht besteedt aan dit onderwerp. Ik besloot toen van de nood een deugd te maken. In plaats van leerstof, gaf ik de leerlingen vragen. Met behulp van informatie op internet moesten zij vervolgens een antwoord zoeken op deze vragen. In eerste instantie maakt deze werkwijze de leerlingen erg onzeker omdat zij niet zeker zijn of de door hen gevonden informatie een antwoord mogelijk zou maken op mijn toetsvragen. Ik ben er echter van overtuigd dat dit van voorbijgaande aard is en dat het vertrouwen in  eigen kennis alleen maar zal toenemen.

De leerlingen werkten gedurende twee lesuren in de week aan deze opdracht. Daarvan was één lesuur verplicht, het andere facultatief en bedoeld voor die leerlingen die extra steun en uitleg nodig hebben of die nog te onzeker zijn over hun eigen prestaties.

De opdracht staat beschreven op: Het Midden-Oosten 

5.5 Publiceren van een onderzoek

5.5.1 Website

Hoewel de meeste leerlingen de resultaten van hun onderzoek nog steeds presenteren in de vorm van een schriftelijk verslag, komt het steeds vaker voor dat leerlingen de resultaten op internet zetten. Helaas betekent dit meestel dat zij hun papieren versie ongewijzigd op internet zetten. Leerlingen realiseren zich dan niet dat het maken van een website totaal andere eisen aan inhoud, tekstgebruik en lay-out stelt dan een verslag op papier.

Bij het maken van een website moeten leerlingen zich vooraf in ieder geval de volgende vragen stellen:

  • Waarom kies ik voor een website om mijn onderzoeksresultaten te presenteren?
  • Voor wie maak ik mijn site, wat is mijn doelgroep? Vraag je af wat een bezoeker van je site er verwacht te vinden. Een goede site geeft antwoord op de belangrijkste vragen die bezoekers kunnen hebben over dit onderwerp.
  • Welke mogelijkheden die een website biedt wil ik gebruiken? 
  • Hou ik voldoende rekening met het feit dat lezen van een beeldscherm niet plezierig is?
  • Maak ik voldoende gebruik van de mogelijkheden van dieplinken
  • Maak ik voldoende gebruik van de mogelijkheid om hotspots te plaatsen op afbeeldingen
  • Is de navigatie op mijn site logisch en voor de gebruiker vanzelfsprekend?
  • Om te kunnen beoordelen of een site betrouwbaar is moet een bezoeker weten wie de site heeft gemaakt en wat diens deskundigheid is.

In webschrijven kunt u lezen aan welke eisen schrijven voor het web moet voldoen.

5.5.2 Digital Storytelling

Power-point, als mogelijkheid om de resultaten van een onderzoek te presenteren of om een mondelinge presentatie te ondersteunen is bij de meeste leerlingen wel bekend. Veel minder bekend is Digital Storytelling. Digital storytelling is een andere manier van presenteren, pakkender en dynamischer dan PowerPoint. Het biedt de mogelijkheid om met woord, muziek en bewegend-beeld een presentatie te geven van een verwerkt onderwerp.

Interviews, levensverhalen, boekverslagen enz. lenen zich bijzonder voor verwerking in een digitaal verhaal. Als interviews met behulp van een digitale camera en microfoon worden opgenomen, blijven de digitale verhalen bewaard als historische bron. Publicatie op het internet kan een aardige verzameling primaire bronnen opleveren. Wie een kijkje neemt op de site van geschiedenisdocent Nico Zijlstra zal onder de indruk zijn van een voorbeeld over Anne Frank, maar zich tegelijkertijd realiseren dat deze vorm van presenteren veel hogere eisen stelt aan de leerling dan het maken van een power-point presentatie. In ieder geval moet hij beschikken over Microsoft Moviemaker of Adobe Premiere.

 

Copyright © 2006 Albert van der Kaap