5. ICT en onderzoekend leren
5.1. Inleiding
ICT heeft een dimensie toegevoegd aan het doen van onderzoek. Jaren
geleden kreeg ik eens een boos telefoontje van de bibliothecaris van de
openbare bibliotheek. Hoe ik het in mijn hoofd haalde om alle leerlingen
van de brugklas gelijktijdig de opdracht te geven om een werkstuk te
maken over de
Olympische Spelen in de oudheid? De bibliotheek kreeg dagelijks van
tientallen leerlingen de vraag of er boeken over die spelen waren en de
bibliotheek beschikte slechts over enkele boeken over dit onderwerp. Dit
probleem is voor de meeste onderwerpen nu voorbij, op internet hebben
alle leerlingen gelijktijdig toegang tot informatiebronnen.
Als een docent een opdracht maakt is het belangrijk dat hij:
- zich bewust is van de
draagwijdte van een opdracht.
- eerst zelf op internet naar
informatie te zoeken.
- leerlingen
informatievaardigheden aanleert
Plagiaat
Met het gebruik van internet bij onderzoek is ook plagiaat aanmerkelijk toegenomen. Dat is niet zo vreemd. Nagenoeg alle leerlingen
hebben zowel op school als thuis toegang tot internet. Zij kunnen eenvoudig met kopiëren en plakken hele
stukken tekst snel in een eigen bestand opnemen. Bovendien staat
internet bol van de werkstukken over allerhande onderwerpen. Veel
docenten steken dan ook vaak meer tijd in het zoeken naar bewijs van plagiaat dan in
het beoordelen van werkstukken. En het probleem beperkt zich niet
tot leerlingen in het voortgezet onderwijs. Er zijn al diverse softwareprogramma's op de markt
waarmee docenten eenvoudig kunnen nagaan of en in welke mate studenten werkstukken van internet hebben gehaald.
(bijvoorbeeld
Ephorus,
Copy Check,
Turnitin) Zonder de illusie te hebben dat je het probleem helmaal kunt oplossen,
kun je er wel het een en ander tegen doen.
Veel
opdrachten hebben een heel algemeen karakter, waardoor de kans dat er op
internet al een werkstuk over te vinden is relatief groot is. De kans
daarop wordt een stuk geringer als je de opdrachten een lokaal of
regionaal karakter geeft. Dus niet de Tweede Wereldoorlog, maar de
Tweede Wereldoorlog in Limburg of Maastricht. Een website met de
resultaten van een onderzoek naar elementen uit de klassieke
oudheid in de
architectuur van Enschede zul je op internet niet snel tegen komen. In 4
vwo heb ik de leerlingen eens de opdracht gegeven een
monument te ontwerpen en te
beschrijven voor Alphons Ariëns. Maar ik had de leerlingen ook kunnen
vragen een boekje te maken met een
stadswandeling langs plekken in Enschede die in het leven van Ariëns
een belangrijke rol hebben gespeeld. Een dergelijke opdracht is
uiteraard voor veel plaatsen te bedenken.
Belangrijk
is natuurlijk ook om leerlingen goed duidelijk te maken wat de gevolgen
van plagiaat zijn. Dat kan op een simpele manier door in het
beoordelingsmodel eisen te stellen aan de
bronvermelding. Zo kun je
eisen dat elk letterlijk citaat langer dan drie/vier regels in een noot
verantwoord wordt en dat alle gebruikte bronnen terug te vinden zijn in
een literatuurlijst. Als je voor bronvermelding en literatuurlijst een
aantal punten geeft (bijvoorbeeld 10-20 van de 100) kun je eenvoudig
punten aftrekken als je merkt dat leerlingen zich hier niet aan houden.
Uiteraard staat er op het integraal overnemen van het werkstuk van een
ander maar één straf.
Grotere betrokkenheid
Naast het bestrijden van plagiaat is er nog een andere reden om te
zoeken naar andersoortige opdrachten. Realistische opdrachten vergroten
de betrokkenheid van de leerlingen bij het onderwerp, doen een groter
beroep op creativiteit en op op vaardigheden. Een voorbeeld voor het
vak KCV:
In plaats van de leerlingen een traditioneel verslag te laten maken over
toneel in de klassieke oudheid, kregen ze van mij opdracht een programmaboekje
te maken.
Omdat lezers hoogstens een minuut of tien voor aanvang van de
voorstelling de informatie tot zich nemen moeten de leerlingen nadenken
over de vorm waarin ze de informatie gieten. Waar gebruik je tekst, waar
afbeeldingen en schema's? Als de leerlingen de kans zouden krijgen om
zo'n boekje te maken voor de Schouwburg gaat ook de lay-out een grote
rol spelen. Een collega klassieke talen kreeg bij toeval zo'n door
leerlingen gemaakt boekje onder ogen en dacht dat het een product van de
schouwburg was. Een mooier compliment konden de makers niet krijgen.
(zie ook het onderdeel over webquests hieronder)
5.2 Webquests
De geweldige hoeveelheid informatie die op internet beschikbaar is
was voor de Amerikaan Bernie Dodge aanleiding voor het introduceren
en beschrijven van de webquest.
Een WebQuest is een
onderzoeksgerichte opdracht waarbij de informatie, in ieder geval voor
een deel, afkomstig is uit bronnen op internet. Bij de opzet heeft laten
Dodge zich laten leiden door de onderwijskundige ideeën van
Marzano.
Een WebQuest gaat verder dan het zoeken van een antwoord op een
eenvoudige en eenduidige vraag. Leerlingen moeten met een vraagstelling
aan de slag die hun denken op een hoger plan brengt. Zij moeten de
verworven informatie om zetten in een product. Dit product kan een
oplossing voor een probleem zijn, maar ook een hypothese of een ontwerp
voor een poster of het maken van een maquette. Dodge onderscheidt twee
types webquest.
De kortdurende
WebQuest
De
leerling besteedt aan de kortdurende Web Quest zo'n een tot
drie lesuren. Doel van de kort durende WebQuest is het
verwerven van kennis en de integratie van die kennis in
reeds aanwezige kennis. Als de WebQuest is doorlopen is de
leerling aan de slag geweest met een substantiële
hoeveelheid informatie waaraan hij ook betekenis heeft
gegeven. Deze vorm van de WebQuest sluit aan bij dimensie
twee van
Marzano's: dimensies van leren
De langdurende
WebQuest
In de
langdurende WebQuest gaat het vooral om het uitbreiden en
verfijnen van kennis. Op het eind van de WebQuest heeft de
leerling een behoorlijke hoeveelheid informatie diepgaand
geanalyseerd en verwerkt. Bovendien heeft hij - op een wijze
dat anderen erop kunnen reageren - aangetoond dat hij de
materie begrijpt.Deze vorm van de WebQuest sluit aan bij
dimensie drie van
Marzano's: dimensies van leren
Op Histoforum staat een uitgebreide, Nederlandstalige,
beschrijving van de
webquest met diverse
voorbeelden.
Aandachtspunten bij het maken van een webquest:
- Hoe motiveer je de leerling voor de opdracht?
- Hoe kun je vermijden dat leerlingen informatie letterlijk van
internet (of uit een boek) overnemen?
- Hoe versterk je het analytisch karakter van een opdracht?
- Hoe voorkom je dat de opdracht leidt tot een product waarvan
leerlingen er al vele hebben gemaakt?
Leerlingen moeten voor zeer veel vakken werkstukken maken en bijna
altijd is het product een schriftelijk verslag. De betrokkenheid van
leerlingen bij het onderwerp wordt groter als u kiest voor een andere
presentatievorm, waarbij ook nog eens een beroep wordt gedaan op
creativiteit en veel meer vaardigheden. Enkele voorbeelden:
- Ontwerp (en maak) een
monument
voor een persoon uit jouw stad.
- Ontwerp een
stadswandeling rond een persoon of thema uit jouw stad
- Maak een programmaboekje voor een toneelvoorstelling (Antigone,
Lysistrata)
- Maak een website. Enkele voorbeelden:
Opdracht en
uitwerking van Reliquiae Imperii Romani en
opdracht en
uitwerking van Klassiek Enschede, een speurtocht naar klassieke
elementen in de architectuur van Enschede.
Tip Een van de grootste
problemen bij het gebruik van internet bij onderzoeksopdrachten. is dat
sites
vaak even snel van het internet verdwijnen als modezaken uit het
straatbeeld. Je zult daarom de rubriek bronnen van je webquest geregeld
moeten screenen op dode links, want het aantreffen van niet
werkende links is niet alleen bijzonder verveld, maar in het ergste
geval maken ze je webquest volledig onbruikbaar.
5.3 Wiki's
Een tamelijk nieuwe mogelijkheid voor het doen van onderzoek is
de wiki (Hawaiiaans voor snel)bedacht door Ward Cunningham. De meest
bekende wiki is
wikipedia, de online encyclopedie waaraan iedereen die dat wil kan
bijdragen. In korte tijd is deze encyclopedie bijzonder populair
geworden.
Er zijn voor het maken van wiki's diverse software programma's
beschikbaar, bijvoorbeeld
PmWiki met een Nederlands taalbestand. U kunt ook een eigen wiki
starten op
Wikicities.
Zie ook Wetpaint.
De wiki leent zich met met name
goed voor het samen creëren van kennis. Een voorbeeld van een opdracht
die geschikt zou kunnen zijn is de webquest
prehistorie.
5.4 Leerlingen maken hun
eigen lesmateriaal
Als je een methode gebruikt ligt de leerstof vast. Ook de
opdrachten zijn gegeven. De vrijheid die je jezelf als docent gunt
blijft meestal beperkt tot het eventueel schrappen van enkele paragrafen
of het selecteren van opdrachten uit het totale aanbod. De leerlingen
krijgen te horen (eventueel middels een planner) welke opdrachten ze geacht worden te maken
en welke stof ze moeten bestuderen. Vaak maken ze
plichtmatig de opdrachten en kijken die, met een antwoordenblad, na.
Ik kreeg het gevoel dat de leerlingen hierdoor niet echt bij de leerstof
betrokken raakten. De grote hoeveelheid informatie op internet biedt een
mogelijkheid de leerlingen meer bij het onderwerp te betrekken.
Toen ik het onderwerp Midden-Oosten uitgebreid wilde
behandelen merkte ik dat de methode geen
aandacht besteedt aan dit onderwerp. Ik besloot toen van de nood een deugd
te maken. In plaats van leerstof, gaf ik de leerlingen vragen. Met
behulp van informatie op internet moesten zij vervolgens een antwoord
zoeken op deze vragen. In eerste instantie maakt deze werkwijze de
leerlingen erg onzeker omdat zij niet zeker zijn of de door hen gevonden
informatie een antwoord mogelijk zou maken op mijn toetsvragen. Ik ben
er echter van overtuigd dat dit van voorbijgaande aard is en dat het
vertrouwen in eigen kennis alleen maar zal toenemen.
De leerlingen werkten gedurende twee lesuren in de week aan deze
opdracht. Daarvan was één lesuur verplicht, het andere facultatief en
bedoeld voor die leerlingen die extra steun en uitleg nodig hebben of
die nog te onzeker zijn over hun eigen prestaties.
De opdracht staat beschreven op:
Het Midden-Oosten
5.5 Publiceren van een onderzoek
5.5.1 Website
Hoewel de meeste leerlingen de resultaten van hun onderzoek nog
steeds presenteren in de vorm van een schriftelijk verslag, komt het
steeds vaker voor dat leerlingen de resultaten op internet zetten.
Helaas betekent dit meestel dat zij hun papieren versie ongewijzigd op
internet zetten. Leerlingen realiseren zich dan niet dat het maken van
een website totaal andere eisen aan inhoud, tekstgebruik en lay-out
stelt dan een verslag op papier.
Bij het maken van een website moeten leerlingen zich vooraf in ieder
geval de volgende vragen stellen:
- Waarom kies ik voor een website om mijn onderzoeksresultaten te
presenteren?
- Voor wie maak ik mijn site, wat is mijn doelgroep? Vraag je af
wat een bezoeker van je site er verwacht te vinden. Een goede site
geeft antwoord op de belangrijkste vragen die bezoekers kunnen
hebben over dit onderwerp.
- Welke mogelijkheden die een website biedt wil ik gebruiken?
- Hou ik voldoende rekening met het feit dat lezen van een
beeldscherm niet plezierig is?
- Maak ik voldoende gebruik van de mogelijkheden van dieplinken
- Maak ik voldoende gebruik van de mogelijkheid om hotspots te
plaatsen op afbeeldingen
- Is de navigatie op mijn site logisch en voor de gebruiker
vanzelfsprekend?
- Om te kunnen beoordelen of een site betrouwbaar is moet een
bezoeker weten wie de site heeft gemaakt en wat diens deskundigheid
is.
In webschrijven kunt u lezen aan welke eisen schrijven voor het
web moet voldoen.
5.5.2 Digital Storytelling
Power-point, als mogelijkheid om de resultaten van een onderzoek te
presenteren of om een mondelinge presentatie te ondersteunen is bij de
meeste leerlingen wel bekend. Veel minder bekend is Digital Storytelling.
Digital storytelling is een andere manier van presenteren, pakkender
en dynamischer dan PowerPoint. Het biedt de mogelijkheid om met
woord, muziek en bewegend-beeld een presentatie te geven van een
verwerkt onderwerp.
Interviews, levensverhalen, boekverslagen enz. lenen zich bijzonder
voor verwerking in een digitaal verhaal. Als interviews met behulp van
een digitale camera en microfoon worden opgenomen, blijven de digitale
verhalen bewaard als historische bron. Publicatie op het internet kan
een aardige verzameling primaire bronnen opleveren. Wie een kijkje neemt
op de
site van geschiedenisdocent Nico Zijlstra zal onder de indruk zijn
van een
voorbeeld over Anne Frank, maar zich tegelijkertijd realiseren dat
deze vorm van presenteren veel hogere eisen stelt aan de leerling dan
het maken van een power-point presentatie. In ieder geval moet hij
beschikken over Microsoft Moviemaker of Adobe Premiere.
|