Robert-Jan
Simons hanteert een eenvoudige definitie van digitale didactiek: 'De kennis en kunde met betrekking tot het
gebruik van ICT bij het faciliteren van het leren'.
Digitale didactiek
houdt zich met name bezig met vragen als:
Wanneer is het zinvol ICT in te zetten (en wanneer niet). Voor
welke doeleinden wil je het gebruiken en welke methoden hanteer je
daarbij?
Hoe kan ICT
bijdragen aan verbetering en –vernieuwing van het onderwijs en het
leren?
Hoe kun je
opdrachten zo uitdagend maken dat zij aanzetten
tot samenwerking en diepgaande verwerking?
Hoe kan het
discussiëren en samenwerken in een elektronische omgeving worden
begeleid? Hoe en wanneer geef je leerlingen feedback? Grijp je in het
leerproces in en, zo ja, op welk moment?
Hoe kunnen lerenden begeleid worden in het elkaar ondersteunen bij het leren?
Kunnen zij elkaar's tutor worden en elkaar feedback geven?
Hoe kunnen
digitale portfolio’s en vormen van zelftoetsing worden ingezet?
Simons meent dat er vooral drie specifieke
soorten leeractiviteiten zijn die beter en op nieuwe manieren
georganiseerd kunnen worden door ICT-gebruik bij het leren.
Relaties leggen
en onderhouden (‘relate’)
Creëren van
nieuwe kennis (‘create’)
Naar buiten
brengen, delen van die kennis (‘donate’)
Simons richt zich in zijn artikelen op het hoger onderwijs. Het lijkt me
zinvol om na te gaan of zijn ideeën ook van toepassing zijn op het
voortgezet onderwijs en in hoeverre deze dienen te worden bijgesteld.