Histoforum |
||||
De inname van Jeruzalem |
laatste wijziging: 28-07-2012 |
|||
|
De inname van Jeruzalem Die vernedering der christenen was nog niet voltooid. Onder de moslems stond een jongeman op, wiens faam in het westen even groot zou worden als in het oosten - Saladin, sultan van Egypte en Syrië. Onder zijn bewind ondervond de mohammedaanse wereld dezelfde opleving van verenigend geloof die Europa had aangestoken. Saladin was zo slim om zijn campagne tegen de christenen te beginnen door een wapenstilstand te sluiten met Koning Boudewijn. Dat gaf hem tijd de mohammedaanse volkeren te verzamelen, terwijl de christelijke leiders, belust op nieuwe roem, onder elkaar twistten. Toen hij zijn veldtocht tegen Palestina, het gebied rondom Jeruzalem, had voorbereid, had hij nog slechts een nietig excuus nodig om de wapenstilstand te verbreken. Het incident werd weldra verschaft door een van die jongste zoons die, omdat hij in Frankrijk niets zou erven, zijn geluk was komen zoeken in het Heilige Land. Het was Reinoud van Châtillon, Heer van het Over-Jordaanse. De wapenstilstand tussen Saladin en Boudewijn bepaalde dat christelijke en mohammedaanse kooplui door elkaars gebied konden trekken en Reinoud kon zijn opwinding niet bedwingen bij de aanblik van zoveel rijke karavanen die haast voor zijn neus langs trokken. Ten slotte hield hij het niet meer uit; hij overviel een grote karavaan en beroofde die van al wat zij vervoerde. Saladin zwoer wraak te nemen. In september 1183 stak hij met een leger de Jordaan over en trok Palestina binnen. Hij kon echter de Franken niet tot een slag met hem verlokken. De impasse eindigde in een volgende wapenstilstand die vrijwel meteen weer verbroken werd door Reinoud. De karavaan die hij ditmaal aanviel, heette prachtige goederen te vervoeren voor Saladins eigen zuster. Nu was Saladin niet meer te weerhouden. Hij concentreerde zijn troepen aan de grens. De Franken verzamelden een geweldig leger onder Gwijde de Lusignan die Koning Boudewijn na diens dood op de troon van Jeruzalem was opgevolgd. De bisschop van Acre vergezelde hen en droeg het heiligste der relikwieën, het Ware Kruis waaraan Christus was gestorven. Saladins heir was gelegerd nabij de Zee van Galilea, een groot meer, en veel van zijn mannen lagen op de heuvels rondom. De oprukkende Franken legerden zich op de droge en rotsachtige hoogten van een pas die om zijn twee pieken de Horens van Hattin genoemd werd. Tegen dat 's konings banier was opgericht, leden zijn soldaten aan vreselijke dorst. Hun toestand werd nog verergerd door de aanblik van beneden hen glinsterend water. De moslems staken het droge gras in brand en zetten hun aanval in. Het christelijk voetvolk, uit het lood geslagen door de dorst, viel uiteen en week voor de pijlen van de Turken. De ridders vochten vertwijfeld en trokken zich terug op de heuvel om zich opnieuw te verzamelen rond Koning Gwijde's banier. De moslems chargeerden keer op keer; de christenen waren omsingeld, onmachtig terug te trekken, te zwak om terug te vechten. Ten slotte werden 's konings tent en zijn banier tegen de grond geworpen. De ridders wierpen hun zwaarden neer, gleden van hun paarden en vielen uitgeput op de grond. Toen stormden de moslems toe en namen hen gevangen. Velen waren ongedeerd; oververmoeidheid, hitte en dorst hadden hen verslagen. Het Ware Kruis werd buitgemaakt en Koning Gwijde en zoveel anderen werden gevangen genomen dat men naar verluidt een christenslaaf kon kopen voor de prijs van een paar sandalen. Saladin zelf hakte het hoofd van Reinoud af en hij beval dat de tweehonderd Tempelieren en Johannieters ter dood gebracht moesten worden. Maar voor de andere heren en Koning Gwijde was hij zo hoffelijk als het een ridder betaamde. Hij stuurde hen naar Damaskus waar hij losgeld voor hen eiste. Deze verschrikkelijke nederlaag der christenen maakte Saladin tot meester van het Heilige Land. Hij nam op zijn beurt snel alle vestingsteden: Tiberias, Acre, Jaffa en Askalon. Ten s]otte stond hij voor Jeruzalem. Er was geen hoop voor degenen in de stad en op 2 oktober 1187 gaven ze zich over. Saladins intocht in Jeruzalem was heel anders dan die der christenen toen zij het achtentachtig jaar geleden van de moslems genomen hadden. Ditmaal werd er geen gebouw verbrand, geen mens gekwetst en niets gestolen. De moslems hadden erin toegestemd de christelijke inwoners zich te laten vrijkopen voor tien goudstukken per man, vijf voor een vrouwen één voor een kind. Voor zevenduizend zielen van het armere volk die de hele losprijs niet konden opbrengen, accepteerde Saladin dertigduizend goudstukken in plaats van zeventigduizend. Maar er waren duizenden armen die niets konden betalen. Patriarch Heraclius, het hoofd van de christelijke kerk in Jeruzalem, en andere rijke geestelijken betaalden hun tien goudstukken per persoon en verlieten de stad met wagonladingen goud, zilver en edelstenen. Achter hen sjokten de armen die niet in staat waren te betalen en slaven van de moslems moesten worden. Saladins broer, Malek al-Adil, geroerd door hun aanblik, smeekte om de vrijheid van duizend slaven als beloning voor zijn aandeel in de strijd. Dit werd ingewilligd. Saladin zelf bevrijdde alle oude mensen en gaf geld uit zijn eigen schatkist voor de weduwen en wezen van ridders die in de strijd waren gedood. Hij schonk nog vijfhonderd anderen de vrijheid ter wille van de commandant van de stad en hij gaf er zevenhonderd aan de patriarch die zodoende zijn goud kon sparen. Saladins ridderlijkheid en die van veel van zijn officieren beschaamden het gedrag van de christelijke ridders. Toen de lange stoet van christenen, vrijen en gevangenen uit Jeruzalem vertrok, werd de gouden banier van Saladin boven de muren gehesen. Het kruis op de Koepel van de Rots, de moskee van Omar die de christenen tot kerk hadden gemaakt, werd neergehaald. Zelfs de standbeelden, zo schreef een christelijk kroniekschrijver, weenden van schaamte. Het oosters koninkrijk der Franken was totaal ineengestort. WILLIAMS, J. & M. FREEMAN, Ridders der kruistochten, De Haag, Gaade, 1963, p. 63-67.
|
|||
Met onderstaande zoekmachine kunt u zowel zoeken op het www als binnen deze site en Histoforum
|
||||
© Albert van der Kaap, Enschede
|