Bron 11
Mensenoffers
Een aantal schrijvers uit
de klassieke oudheid vermeldt de mensenoffers van de
volkeren van Noord-Europa. Caesar noemt in zijn De Bello
Gallico de druïden als uitvoerders van de rite en heeft
het bovendien over een rituele moord waarbij mensen in
grote van wilgentenen gevlochten figuren worden
opgesloten en in brand gestoken.
De Romeinse dichter Lucanus noemt in zijn epische
gedicht 'Pharsalia' drie Keltische goden aan wie
mensenoffers werden gebracht. Het gaat om de goden
Teutates, Esus en Taranis. De keltologe Anne Ross brengt
de veenlijken dan ook in verband met de rituele
drievoudige Dood, "the Triple Death", die in de
Keltische en middeleeuwse verhalen van het vasteland
meermalen weer opduikt. In een verhaal vraagt een
jongeling aan de dichter Twm Gelwydd Teg of hij de
toekomst kan voorspellen. Deze antwoordt dat de
jongeling dezelfde dag nog drie doden zal sterven. De
jongeling gaat daarop lachend verder, want niemand kan
immers meer dan één dood sterven. Als hij in een boom
klimt om een nest leeg te halen, wordt hij gebeten door
een adder, valt en breekt zijn nek op een tak en
verdrinkt in de rivier.
Opmerkelijk is in dit kader natuurlijk de vorm van deze
drievoudige dood: het breken van de nek dankzij een
boom, de bijtwond en het verdrinken. Ophangen in een
boom
geldt als offer aan de hemel, verdrinken als offer aan
de wateren en omdat een slang een chtonisch symbool is,
geldt de deze dood als offer aan de aarde.
In een ander verhaal ziet de Ierse koning Lailoken in de
voortekenen dat zijn einde nadert. De heilige Kentigern
vraagt hem driemaal hoe dat zal gebeuren. Eerst zegt hij
dat het door slagen zal zijn, vervolgens beweert
Lailoken dat doorboring met een staak zijn leven zal
beëindigen. Op de derde vraag zegt hij dat het door
verdrinking zal gebeuren. Door de volgelingen van
Kentigern wordt hij uitgelachen, omdat hij zo
inconsistent is. Nog dezelfde dag wordt Lailoken door
herders in elkaar geslagen. Hij
valt in een rivier, wordt door een staak doorboord en
verdrinkt.
Ook de Germaanse goden eisten mensenoffers. De Romeinse
schrijver Tacitus vermeldt het een aantal maal in zijn
Germania.
Braakman, W., Het meisje van Yde, in:
Westerheem: tweemaandelijks orgaan van de Archaeologische,
Werkgemeenschap voor Westelijk Nederland, ISSN 0166-4301,
vol. 51 (2002), pag. 194-203
|