Histoforum Films

Belegeringswerktuigen

Deze bijdrage is een bijlage bij de bespreking van de film De Kruistochten.


 

Belegeringswerktuigen: Blijde en trebuchet


 

Tijdens de Eerste Kruistocht bleken de belegeringsmachines om stenen te werpen te zwak en te klein om bressen in vestingwallen te slaan. Het ging hier waarschijnlijk om lepelblijden of mangonellae, toestellen die sedert de tijd van de Romeinen geen verandering ondergingen. Ze waren hoogstens geschikt om, als een vorm van psychologische oorlogsvoering, afgehakte hoofden, kadavers of uitwerpselen binnen de muren van een belegerde stad te werpen, zoals gebeurde bij Nicea en Antiochië.

Voor de wallen van Jeruzalem in 1099 probeerden de christenen de vijand de stuipen op het lijf te jagen door een gevangengenomen Fatimidische spion in de stad te werpen. “Hij werd in de mangonella gelegd, maar was te zwaar voor de machine en de ongelukkige werd niet al te ver gegooid. Hij kwam neer op scherpe rotspunten vlak voor de muur, brak zijn nek, zijn zenuwen en zijn botten en was op slag dood.”

Daarom speelden de blijden slechts een ondersteunende rol bij de inname van de Heilige Stad. De kruisvaarders wilden de beste belegeringswerktuigen vervaardigen die er in de elfde eeuw bestonden. Hun aanvalsstrategie berustte hoofdzakelijk op twee geduchte belegeringstorens, drie verdiepingen hoog en verrijdbaar, zodat ze vlak bij een muur konden geduwd en zo een groot aantal aanvallers in staat stelden veilig de borstwering te betreden. Om de torens en hun bezetting tegen pijlen, stenen en brandende projectielen te beschermen, was het geheel afgedekt met gevlochten rijswerk en dikke huiden.
Zij bouwden ook nog een batterij andere wapens: een enorme stormram met een ijzeren kop; een aantal uit de kluiten gewassen mangonellae; talrijke stormladders en een verzameling draagbare schermen van gevlochten rijswerk waaronder de troepen tot vlak bij de muren konden oprukken.

Tijdens de Derde Kruistocht gebruikten zowel Saladin als de kruisvaarders bij Akko veel grotere en krachtigere steenwerpers van een nieuw type. Dit waren slingerblijdes.
Mankracht is hier vervangen door zwaartekracht: een contragewicht van een paar ton levert de benodigde energie. De trebuchet of slingerblijde is een zeer krachtig en zeer precies aanvalswerktuig. Met het gewicht van het tegengewicht en het gewicht van het projectiel kan de dracht worden berekend. Stenen kogels van 250 kg kunnen doelgericht 450 m ver geslingerd, zoals recente proeven uitwijzen.
Normaal gebruikte men kogels van 45 tot 60 kg.
Afhankelijk van het aantal mensen dat de trebuchet bediende was de capaciteit zo'n 2 kogels per uur.

Het opspannen en naar achteren takelen van de werparm geschiedde met katrollen of zelfs met door mensen bediende (dubbele) tredmolens, zoals gebruikt voor de hijskranen bij de kathedralen.
De lange slingerarm van de trebuchet had aan de ene zijde een grote bak waarin stenen als contragewicht konden worden gestopt. Aan de andere zijde hing een slinger, waarin zware rotsblokken of ronde kogels werden gestopt. Rondgebikte stenen waren meer betrouwbaar dan niet bewerkte brokstukken. Het projectiel van de trebuchet zat aan meerdere touwen. Bij het wegslingeren van de kogell vloog de arm omhoog en de touwen met het projectiel zwaaiden tijdens die beweging om het uiteinde van de slingerarm.

Voor de bediening was een groot aantal vaklieden nodig: 1 werptuigmeester, 40 aanspanners, 4 timmerlieden, 10 metselaars en andere lieden die wegen aanlegden of verbeterden, touwslagers, steenhouwers voor de kogels en smeden voor metalen onderdelen.
Trebuchets werden doorgaans gedemonteerd in de arsenalen van de koning of de grote vazallen opgeslagen en daarna vervoerd. Vanwege zijn gewicht werd de trebuchet in losse onderdelen naar het slagveld gebracht en daar in elkaar gehamerd met houten pennen. Ter illustratie: voor een enkele trebuchet waren 30 tot 40 karren nodig.

Het hout, gebruikt voor het vervaardigen van een blijde, moet hard zijn. Doorgaans werd gekozen voor een lokaal beschikbare houtsoort zoals eik. Bij een trebuchet moet vooral de schacht zeer sterk zijn. Geopteerd werd voor het hout van de lijsterbesboom of de es. Voor het touw werd hennep aangewend, al dan niet ingesmeerd met talk voor een beter behoud. De buidel waarin men het projectiel legde, was gemaakt van rundleer en soms van gevlochten touw.

Tijdens de volgende kruistochten werden de trebuchets steeds groter, en in grotere aantallen ingezet. Bij de uiteindelijke belegering van Akko in 1291 verzamelden de Mammelukken meer dan honderd gigantische trebuchets, die wallen en torens lieten instorten.

Het afstandsrecord met een moderne reconstructie van een trebuchet bedraagt bijna 700 m.
OOp internet staan er diverse filmpjes over trebuchets. Een excentrieke Engelsman vuurde onder meer brandende piano’s en een auto af!



Belegering van Nicea, 1097. Kruisvaarders schieten afgehakte hoofden over de tinnen.



Mangonel of lepelblijde met boogtractie




Trebuchet of hevelblijde, blijde met tegengewicht



Stenen kogel van trebuchet, gebruikt bij de belegering van Akko, 1291.

Bespreking: De Kruistochten