Paul van de Water (2022). Foute vrouwen. Handlangsters van de nazi's in Nederland en Vlaanderen. Omniboek. 356 pagina’s. ISBN 9789401918558. 25 euro; e-book 12,99 euro.

Foute vrouwen

Paul van de Water studeerde Nederlands, Opvoedkunde en Sociaal-Wetenschappelijke Informatica aan de Universiteit van Amsterdam. Na zijn pensionering in 2017 startte hij een promotieonderzoek naar gewelddadige collaborateurs tijdens de bezetting van Nederland. Het nu verschenen boek ‘Foute vrouwen’ is het derde product van zijn onderzoek. Eerder verschenen al In dienst van de nazi's: Gewone mensen als gewelddadige collaborateurs (1), waarin hij een portret schetste van elf gewelddadige collaborateurs en Langs de lijn, waarin hij de rol onderzoekt van foute Nederlandse en Vlaamse sporters onder het nationaalsocialisme.

Foute vrouwen

Albert van der Kaap

 

Op ongeveer een derde van het boek staat het verhaal van Thea Hoogesteijn, ingeklemd tussen het verhaal van Reintje Kosmis en Miep Oranje. Een verhaal dat wat mij betreft een veel centralere plaats in het boek had mogen krijgen. In haar persoon  komt de collaborateur en de verzetsvrouw samen en wordt  zichtbaar waarom het duiden van het gedrag van mensen zo moeilijk is.

 

Thea was werkneemster van de Zentralstelle für jüdische Auswanderung, ze assisteerde bij razzia’s en had een verhouding met een Jodenjager, de SS’er Henk Kleijn, wat haar een fraai huis opleverde. De intelligente Thea verloor op jonge leeftijd haar ouders. Ze groeide op in Duitsland, waar het Nederlandse gezin bewondering kreeg voor Hitler. Terug in Nederland sloten twee broers zich aan bij nazi-organisaties en ook Thea ging voor de Duitsers werken. Eind juni 1944 kreeg of nam ze ontslag bij de Zentralstelle. Zowel bij haar, als bij broer Jan en Henk, vond vervolgens een radicale omslag plaats, ze gingen alle drie voor het verzet werken. Waarom? Waarschijnlijk, zegt Van de Water, omdat ze bang waren voor de toekomst. Wat stond hen te wachten als de Duitsers waren verslagen?

 

Thea ging aan de slag als secretaresse van Willy Lages. In die functie speelde zij belangrijke informatie door aan het verzet. De Duitsers kregen argwaan, Henk en Thea werden gearresteerd, maar ze werden ook weer vrijgelaten. Vervolgens vluchtten zij naar België, maar ook daar werden ze opgepakt en ze belandden in de gevangenis in Breda. In juli 1945 werd Thea opgenomen in een psychiatrische kliniek. Ze leed onder een groot schuldbesef (wordt niet onderbouwd) en was ervan overtuigd dat ze boete moest doen. Ze deed verschillende zelfmoordpogingen. Op 2 november 1947 werd ze buiten vervolging gesteld, waarna ze naar het buitenland vertrekt, eerst naar Zweden en vervolgens naar Venezuela.


Van de Water sluit dit portret af met de vraag waarom ze eerst zonder voorbehoud voor de Duitsers werkte en later voor het verzet ging werken. Kwam ze tot inkeer of was het angst voor een afrekening?


Deze en vergelijkbare vragen stelt Van de Water bij nagenoeg elk van de 51 portretten, Waarom deden de mensen wat ze deden, lag hun gedrag aan hun genen, aan hun opvoeding, aan persoonlijke ervaringen? Echte antwoorden ontbreken.

 

Als Van de Water een schilderij of beeld van de vrouwen had gemaakt, had je kunnen zeggen dat  er soms sprake is van een buste, soms van een vrouw ten voeten uit. In beide gevallen blijven de portretten evenwel schetsmatig. Slechts een enkele keer krijgt een vrouw in dit boek een beetje kleur, een beetje smoel. Wie deze vrouwen echt zijn komt nauwelijks uit de verf .


Dat is Van de Water, denk ik, niet aan te rekenen. Zijn onderzoek komt simpelweg veertig-vijftig jaar te laat. De portetten zijn gemaakt op basis van nu beschikbare informatie en die is in veel gevallen beperkt. Daardoor zijn de beschrijvingen nogal eens oppervlakkig en geven ze geen antwoord  op de alles overheersende vraag: Waarom?

 

Als er een onderwerp is waar ‘oral history’ een grote rol had kunnen spelen, is het wel dit onderwerp. Veertig-vijftig jaar geleden hadden de vrouwen in kwestie (misschien) kunnen worden geïnterviewd of in ieder geval familieleden en mensen uit hun directe omgeving. Dan hadden ook politici, rechters en advocaten vragen kunnen beantwoorden over de bijzondere rechtspleging waarbij Van de Water geregeld vragen stelt. Waarom werd de een wel berecht, de ander niet, waarom kreeg de een wel gratie en de ander niet, welke invloed had de tijdgeest op de bestraffing en waarom kun je vraagtekens zetten bij het optreden van menig advocaat?


Van de Water lijkt dit euvel zelf ook wel te beseffen, want als hij de zaak Willemina van Opijnen beschrijft zegt hij: 'De geschiedenis van haar heeft nauwelijks betekenis voor het grote verhaal over collaboratie en verzet. Haar naoorlogse rechtsgang voegt ook niet veel toe aan inzichten en opvattingen over de kwaliteit van de berechting van collaborateur (het is zelfs maar de vraag of je deze persoon een collaborateur mag noemen. Immers zij verraadde haar man). Haar verhaal is op z’n best een van de vele verhalen die tezamen een onderbouwing vormen voor de opvatting dat de naoorlogse rechtspleging niet evenwichtig was of zelfs beneden de maat.'


Van de Water sluit het verhaal over Thea Hoogesteijn af met een merkwaardige opmerking: ‘Wellicht is het antwoord op die vraag (naar het waarom van de overstap van collaborateur naar verzetsvrouw) ondergeschikt aan het feit dat ze door haar dubbelspel veel mensen heeft geholpen in hun strijd tegen de bezetter.’ (2)


In september hoopt Van de Water op dit onderwerp te promoveren. Mogelijk krijgen we dan antwoorden die inzichtelijker maken wat de vrouwen die in dit boek aan de orde komen bewoog om de keuzes te maken die ze hebben gemaakt en die als 'fout' worden getypeerd. Tijdens de promotie wordt hopelijk ook ingegaan op het  voor dit onderwerp zo belangrijke, (maar ook complexe en vaak bediscussieerde) begrip ‘vrije wil’.


In mei 2022 opende Elma Drayer in de Volkskrant de aanval op hen die de vrije wil ontkennen. Terecht zegt historicus Wim Berkelaar op Twitter. Zo worden de Hitlers en Poetins van deze wereld verontschuldigd. Jean-Paul Sartre is verre van volmaakt maar hierin had hij gelijk: de mens is gedoemd tot vrijheid - of hij nu wil of niet.


In Trouw meent de filosoof Jurriën Hamer daarentegen dat de menselijke vrije wil een achterhaald concept is. Mensen worden bestemd door hun genen, voorgeschiedenis en ervaringen. De rijken en machtigen der aarde mogen dus wel een toontje lager zingen, want zij hebben hun positie meer te danken aan geluk dan aan eigen prestaties. Tegelijkertijd verdienen criminelen mildheid, want ook zij hebben hun omstandigheden niet zelf ‘gewild’.


Bas Haring stelt daar echter tegenover: ‘Je hebt vaak de illusie van controle, maar als je de werking van hersencellen en DNA bestudeert, moet je concluderen dat onze vrije wil zeer beperkt is. Mensen handelen, en bedenken daar achteraf een motivatie bij.


Gert-Jan van der Heiden, hoogleraar metafysica aan de Radboud Universiteit in Nijmegen zegt in hetzelfde artikel: “Je kunt zeggen dat de vrije wil bestaat en voor ons een belangrijke referentie is, omdat hij nu eenmaal in onze denktraditie verschenen is. Opgroeien in een rijk milieu en daardoor succes hebben heeft weinig met die vrije wil te maken, dat is een hele nuchtere constatering van Jurriën Hamer die de meeste mensen wel zullen beamen. Maar dat betekent nog niet dat we deterministisch hoeven te denken. De mens bewoont volgens moderne filosofen zowel het rijk van de natuur, waarin hij door biologische omstandigheden is voorbestemd, als het rijk van de vrijheid, waarin hij keuzemogelijkheden heeft. Daarom is de vrije wil ook altijd zo’n verwarrend begrip geweest.” (3)

Noten
1. http://histoforum.net/recensies/collaborateurs.html 
2. Paul van de Water (2022). Foute vrouwen. Handlangsters van de nazi's in Nederland en Vlaanderen. Bladzijde 118.

3. Hebben we de vrije wil nog wel nodig? ‘Vrijheid zit niet in ons willen, het voltrekt zich pas in de handeling’. Trouw, '28 april 2022


© Albert van der Kaap, mei 2022