Willy Spillebeen. Busbeke, of De thuiskomst. Leuven, Davidsfonds, 2000, 443 blz.Thematiek: Biografie, humanistische weetgierigheid; contact met andere culturen; verdraagzaamheid versus onverdraagzaamheid; machtsmisbruik.
Waardering: *****/5

Busbeke, of De thuiskomst 

De epiloog (p. 431)verhaalt hoe op 23 november 1932 -een maand voor Willy Spillebeen werd geboren- twee arbeiders aan het graven waren in het kerkje van Bousbecque, Busbeke voor de Vlamingen. Dit Franse dorpje ligt zo'n drie kilometer van het Franse Wervicq Sud en het Belgische Wervik, en een zestal kilometer van Comines-Komen. In de rechterzijbeuk van het kerkje is de zuilenboog bewaard gebleven van het mausoleum van Gilles Ghiselin en Agnes Gomer, de grootouders van Ogier van Busbeke. Tijdens hun graafwerken legden de twee arbeiders een loden kistje bloot, dat het gebalsemde hart bevatte van Ogier.

Busbeke, of De thuiskomst 


Jos Martens


Inhoud

Het jaar daarop werd de gerestaureerde loden doos teruggeplaatst in de kerk van Bousbecque. De proloog sluit aan bij de epiloog. Madame de Mallocy heeft gewetensproblemen, omdat de stervende Busbeke haar gevraagd heeft zijn hart te laten balsemen en afzonderlijk te begraven.

Ogier van Busbeke (1521?-1591). De man die de tulp naar Europa bracht


Wat leert ons een objectief-wetenschappelijk artikel over deze man?

‘Ogier van Busbeke, jurist en polyglot, werd in 1520 of 1521 geboren als bastaardzoon van de Franse kasteelheer Georges Ghiselin, seigneur de Busbecq. Zijn moeder, die stierf voor haar dertigste, was de dochter van een herbergier in Komen. Seigneur Ghiselin heeft zijn buitenechtelijk kind wettelijk erkend en daaraan is het te danken dat Ogier later in de hoogste kringen terecht is gekomen.

 

Na studies aan het Leuvense Drietalencollege (Collegium Trilingue, gesticht door Erasmus) en studieverblijven in Frankrijk, Italië en Engeland, was hij sinds 1552 verbonden aan het hof van Oostenrijk, in dienst van achtereenvolgens keizer Ferdinand, keizer Maximiliaan en keizer Rudolf. Misschien wel de belangrijkste episode in zijn leven is de periode van 1554 tot 1562, toen hij samen met zijn lijfarts, Willem Quackelbeen (1527-1561), als ambassadeur van de Oostenrijkse keizer in Constantinopel verbleef aan het hof van Suleyman de Grote, om daar met de Turkse sultan over een vredesbestand te onderhandelen. Vergeten wij niet dat de Turken in deze tijd diep doordrongen in het christelijke Europa en dat diplomaat zijn in Turkije niet zonder risico was. Busbeke had herhaaldelijk voor zijn leven te vrezen.
Over deze periode in zijn leven publiceerde Busbeke zijn oorspronkelijk in het Latijn geschreven Vier brieven over het gezantschap naar Turkije.


In zijn brieven geeft Busbeke een uitvoerig relaas van zijn verblijf in Constantinopel. Hij verzamelde allerlei antieke munten en Griekse, Byzantijnse en Arabische handschriften. Hij noteerde gegevens over fauna en flora en waarnemingen over taal-, oudheid- en volkenkunde.

 


Titelpagina van de eerste editie van Van Boesbekes geschriften, uitgegeven door Chr. Plantijn (Antwerpen 1581), Antwerpen, Museum Plantijn-Moretus, Signatuur R 19.6. De verbeteringen (door Van Boesbeke zelf) zijn overgenomen in de tweede druk van 1582 (Antwerpen). Ze waren zo populair, dat er in de loop van vier eeuwen bijna veertig herdrukken in acht talen van verschenen

Toen hij in Constantinopel gezanten ontmoette uit de Krim, was hij stomverbaasd dat zijn knechten met deze mensen konden praten in hun eigen taal! Hij legde een lijst Gotische woorden aan die praktisch overeenkwamen met de gelijkaardige Nederlandse woorden. Dit bracht hem tot de conclusie dat het Gotisch van de Krim dicht bij het Nederlands stond. Aldus heeft hij een wezenlijke bijdrage tot de Germaanse taalkunde geleverd. Maar Busbeke is hoofdzakelijk de geschiedenis ingegaan als diegene die de tulp in West-Europa heeft geďntroduceerd, naast andere planten zoals de paardenkastanje, de gladiool, de sering en de plataan. Samen met zijn arts verzamelde hij in de Levant onbekende of nauwelijks bekende planten; ze lieten er afbeeldingen van maken en zorgden dat hun geleerde vrienden op de hoogte werden gebracht van hun vondsten.’
Busbeke stierf in 1591 op het kasteel van Saint-Germain bij Cailly, waar hij, op weg naar zijn domein in Bousbesque, na een onverkwikkelijk avontuur met plunderende soldaten, was opgevangen door de kasteelvrouwe, Madame de Mallocy.
Belangrijkste bron: De Ridder-Symoens, H., Wetenschappers trekken de wereld in, in: Wereldwijs. Wetenschappers rond keizer Karel, Leuven, Davidsfonds, 2000, p. 60 en 63.’


Portret van Ogier van Busbeke. Gravure, E. de Boulonois, 1594, Leuven. Universiteitsbibliotheek, Prentenkabinet.

 

Bespreking


Busbeke, of De thuiskomst is echter geen wetenschappelijke biografie, maar een roman: dit is een cruciale vaststelling. Deze roman evoceert binnen een breed opgezet en stevig gedocumenteerd historisch kader de persoonlijke levensgeschiedenis van de humanist. Die romanstructuur is een literaire verrijking voor de lezer, maar vergemakkelijkt de lectuur niet voor wie benieuwd is naar de historische feiten. Naarmate Busbeke meer last krijgt van de stenen in zijn urinewegen, komen namelijk meer en meer anekdotes uit zijn verleden in zijn hallucinaties opduiken.

Spillebeens brengt geen eindeloze opsomming van feiten en gebeurtenissen. Hij is en blijft de romancier, met als eerste bedoeling zijn romanfiguren tot leven te wekken. Er zijn uiteraard de talrijke historische wetenswaardigheden, maar voorop staat de mens Ogier van Busbeke. Binnen de strak aangehouden structuur, waarin dag na dag, van 11 tot 28 oktober 1591, de laatste levensdagen van Busbeke worden verhaald (een procedé dat herinnert aan zijn roman ‘Aeneas, of De levensreis van een man’) pendelt Spillebeen heen en weer tussen heden en verleden, zonder daarbij de strikt-lineaire chronologie te volgen. Dit is typisch voor de auteur. Schrijven betekent voor hem essentieel orde scheppen in de chaos, de vormeloze veelheid aan indrukken ordenen tot een coherent geheel en daardoor de wereld zinvol maken.


Voor de lezer wordt het zo weliswaar een hele opgave om de levenspuzzel te vervolledigen van die intrigerende humanist die Busbeke is geweest. De auteur heeft veel aandacht voor het innerlijke conflict dat Ogiers leven blijvend heeft beheerst. Er is de botsing tussen de twee werelden die hij door zijn afkomst in zich verenigt: die van de adel en die van de gewone mens, ertoe veroordeeld steeds aan de zijlijn te blijven staan. Maar er is niet alleen de ambiguďteit veroorzaakt door zijn afkomst, er is ook de contradictie van de man die een leven wenste van rust en studie en tezelfdertijd - zo typisch voor zijn tijd - gedreven werd door weetgierigheid. En binnen de algemene thematiek in het oeuvre van Spillebeen: er is de wereld van de vaders en die van de moeders. De 'vaders' staan voor oorlog, machtsmisbruik en geweld, iets waarmee Ogier zich nooit heeft kunnen verzoenen. Hoewel, in dit boek zijn de moeders evenmin van de poes: de echtgenote van Suleyman, immer intrigerend ten voordele van haar zonen; de afschuwelijke Catharina de Médicis, hoofdverantwoordelijke voor de Bloedbruiloft, (1572) waarin de Franse hugenoten werden afgeslacht...
Zie artikel op Historiek: 23 augustus 1572 - Begin van de Bartholomeusnacht | Historiek

Roxelane, de vrouw van Suleyman, leren we nooit rechtstreeks kennen (omdat Ogier haar nooit persoonlijk heeft ontmoet) en kunnen we nog enigszins begrijpen. Maar bij koningin-moeder Catharina de Médicis trekt Spillebeen alle registers open bij monde van zijn gesprekspartners keizer Maximiliaan en zijn dochter, de jonge koningin-weduwe Elisabeth. Elisabeth noemt haar ‘dat serpent.’ (p. 142) Ogier belandt in Parijs in september 1574, om de erfenis van Elisabeth te regelen. Hij wordt haar vertrouwensman, “de dochter die hij nooit had gehad.” (p. 173)
Een grote, positieve rol spelen de zusterfiguren: zijn halfzusje Agnes, veel te jong gestorven; Madame de Mallocy, die hem aan haar herinnert; de ongelukkige Elisabeth, uitgehuwelijkt aan de labiele koning-moordenaar Karel IX, die hem het verslag doet van haar ervaringen tijdens de Bloedbruiloft (1572).

Süleyman op weg naar het vrijdaggebed met zijn lijfwacht van janitsaren. Houtsnede door Maria Verhulst (1553), weduwe van Pieter Coecke van Aelst, naar diens serie 'Moeurs e fachons de Faire des Turcz' (1533). Pieter Coecke, de latere schoonvader van Pieter Bruegel, reisde naar Constantinopel in het gevolg van een diplomatieke delegatie. De hele reeks van zeven scčnes vormt een panorama van ongeveer 5 m lengte.

Themata en motieven
Een van de meest fascinerende aspecten van het boek is de portrettering van Busbeke zelf. Zijn ontmoetingen met Süleyman en andere belangrijke historische figuren in Europa en Turkije werpen een interessant licht op de politieke en culturele dynamiek van die tijd.


Ogiers persoonlijke conflict wordt door Spillebeen geplaatst in de bredere context van het conflict tussen landen, culturen en godsdiensten en de onverdraagzaamheid binnen de eigen godsdienst. Zoals in het hele oeuvre van Spillenbeen neemt het thema van de macht een primordiale plaats in. In zijn visie leidt macht steeds en onherroepelijk tot corruptie en machtsmisbruik. Dit thema is gepersonifieerd in twee antagonisten: Suleyman en keizer Maximiliaan. Catharina de Médicis en haar “addergebroed” staan hier tussenin, als om aan te geven dat het altijd nog lager kan, dat kleine, geniepige gemeenheid nog meer doden kan opleveren dat de epische grootheid van een Griekse tragedie, zoals bij Suleyman.


‘Suleyman verschilde uiteindelijk niet zo heel veel van Karel of van Filips. Hij was even godsvruchtig, hij sprak net als zij rechtstreeks met God, al had die dan een andere naam.’ (p. 322)
‘Maar bij een koning of keizer of sultan lag het nog heel anders, bedoelde hij. Die machtshebbers hadden een rijk en daar was alles van afhankelijk en aan onderworpen. In het geval van de sultan ook zijn vrouw, zijn minnaressen of zijn haremvrouwen, zijn kinderen, zijn kleinkinderen. Zoals Suleyman de opdracht had gegeven zijn zoon Mustafa en diens zoon te doden, zo had hij de opdracht gegevens zijn zoon Bayazid en diens vier zonen te doden. Ook de baby van enkele maanden, die hij naar Bursa had laten overbrengen.’ (p. 321-322)

Maximiliaan II was als jonge man een vrolijke, intelligente kerel. Maar voor het keizerschap en de last van de macht was hij te menselijk. (p. 171)
Daardoor werd hij een onberekenbaar man, een introvert, een eenzaat. ‘Hij zonderde zich af met zijn muziek en besteedde veel tijd aan zijn dieren: paarden honden. Of hij dronk zich laveloos en was dan onbenaderbaar. Zo was hij geworden. Toen ze (Elisabeth) nog een kind was, gedroeg hij zich heel anders. “Hij revolteert tegen de positie waar Filips van Spanje hem in heeft gemanoeuvreerd,” zei Elisabeth. “Hij heeft net zo weinig op met religie en politiek als ik.” ’(p. 175-176)
Bij monde van zijn hoofdpersonages tilt Spillebeen de historische themata boven hun tijd uit en demonstreert zo hun universeel, algemeen menselijk en tijdloos karakter.
‘Al die onverdraagzaamheid, ze duurde al zolang hij (Ogier) leefde en ze zou voortduren na zijn dood. De afgelopen twintig jaar was ze regelrechte waanzin geworden.’ (p. 141)
Ook de echtgenoot van Madame de Mallocy wordt in 1572 afgemaakt. Hij was hugenoot, zij is katholiek gebleven. (p. 164)
‘Ogier meende te begrijpen welke tragiek er voor Suleyman schuilging achter die opvatting van Allahs raadsbesluiten die niet eens zo heel anders waren dan die van Gods Voorzienigheid en van de leer van de predestinatie. Waarom toch al die religieuze onverdraagzaamheid, het draaide toch allemaal om hetzelfde.’ (p. 323)
“Da’s de tragiek van een vader die niet anders kan dan weeral een van zijn zoons te gaan kapotmaken.” (p. 327)
Welke houding kan een eerlijk en eerzaam mens aannemen tegen zoveel moordende verdwazing? Berusting en/of escapisme? Ogier en de andere hoofdpersonen kiezen een andere weg: ze revolteren, binnen de grenzen die de tijdgeest hun toestaat.
‘Alle rechtgeaarde mensen zijn protestanten, dacht hij (Ogier). Ze protesteren.’ (p. 141)
Maximiliaan revolteert tegen onverdraagzaamheid. (p. 175)
Zijn dochter Elisabeth zegt aan Ogier: “Ik revolteer... Dat is mijn standvastigheid.” (p. 176)

Daar tegenover verpersoonlijken Ogier van Busbeke en zijn vriend-arts Willem Quackelbeen de religieuze verdraagzaamheid, de kennisdrang en de vrijheidsliefde. Quackelbeen verzorgt zieken en pestlijders, zonder ‘onderscheid des geloofs’ - wat hem uiteindelijk zelf de dodelijke builenpest op het lijf haalt. Ogier heeft vrienden bij moslims en Grieks-orthodoxen en tijdens zijn verblijf in Constantinopel koopt hij, telkens hij kan, slaven vrij.

Busbeke of De thuiskomst is het verhaal van een oude, vermoeide strijder, eindelijk op weg naar zijn thuishaven, die hij niet zal bereiken. Hij overziet zijn leven. Anders dan Aeneas en diens teleurstellingen, heeft hij geen spijt van de keuzes die hij gemaakt heeft. Maar was hij wel vrij? Het noodlotsmotief duikt regelmatig op.

‘Maar jij begreep het, vader, dacht hij. Jij was trots op me. ik was je liefste zoon. En het had met mijn moeder te maken. Ja, ik was je liefste zoon, maar niet je opvolger, want dat zou een beperking zijn geweest van mijn vrijheid. Je hebt me mijn vrijheid gegund, vader. En vrijheid is het hoogste goed... Mijn vrijheid, o ironie, dacht hij. In mijn leven na Busbeke ben ik geen dag echt vrij geweest’. (p. 98)

“Ik heb mijn ondergang in zekere zin over mij geroepen hier in Cailly door mijn verlangen om er in Mantes aan te ontkomen. En mijn planen om Busbeke alsnog te bereiken zijn vermoedelijk ook tot mislukken gedoemd... Niemand ontloopt zijn lot, Madame.” (p. 321) (Het literaire motief dat zo sprekend is verwoord in het gedicht ‘De tuinman en de dood’) *

‘Ogier had tot dan toe zichzelf altijd voorgehouden dat de mens zelf zijn lot bepaalde, door te zijn wie hij was. Hij had pas achteraf beseft hoezeer hij een speelbal was geweest van de omstandigheden die hij niet naar zijn hand had gezet of had kunnen zetten.’ (p. 323)
Busbeke is bekend gebleven als linguďst, door zijn vaststellingen over het Gotisch. Zelf relativeert hij zijn eigen aandeel: het toeval, speelde hier een grote rol (of is het ‘betekenisvol synchronisme’, zoals C.G. Jung zou zeggen?).
Voor hij naar Wenen vertrekt ontmoet hij toevallig Arnold, de zoon van Mercator. ‘Die had hem apetrots verteld dat hij een zeer oude bijbel met gouden en zilveren letters op purperkleurig perkament in zijn handen had mogen houden.’ Dit was de ‘Codex Argenteus’, geschreven in het Gotisch door bisschop Wulfila. In Wenen toont men hem een afschrift en vraagt hem onderzoek te doen naar de taal van de Goten in de Krim. (p. 369-370)
In Constantinopel ontmoet hij twee gezanten uit de Krim. Een van hen, een Griek dan nog, kent enkele woorden en een liedje Gotisch **. Dat is dan de grote bijdrage van Ogier tot de historische taalstudie! (p. 371)

(Zowel de Codex Argenteus als de tekst zijn later, na het verschijnen van Spillebeens roman op internet te bestuderen.)

Bibliofiel
Een laatste opmerking: de bibliofiel Busbeke zou zeker in zijn nopjes geweest zijn met de manier waarop Spillebeens roman over hem is uitgegeven: duidelijk lettertype, rustige bladspiegel, keurig ingebonden in een voorname stoffen band, artistieke stofwikkel.

Didactische verwerking


Busbeke en de Canon
Busbeke komt niet voor in de Canon van Vlaanderen (2023). Hij zou daar zeker op zijn plaats horen bij de humanisten, nr. 18 Erasmus. Hij wordt wel vermeld in Vanpaemel, G. & T. Padmos, Wereldwijs. Wetenschappers rond keizer Karel, Leuven, Davidsfonds, 2000.
Zelf hebben wij hem pas leren kennen in dat boek en dat jaar. Daarvoor: nooit ofte nimmer van hem gehoord. Hij verdient het nochtans wel degelijk.

Je kan Busbeke laten bespreken op twee niveaus: het literaire en het historische. Voor het eerste vind je voldoende gegevens (hoop ik) in bovenstaande artikel. Een overgang naar het tweede kan dan gevormd worden door de gebeurtenissen uit het leven van Ogier in chronologische volgorde te laten distilleren uit de plukjes informatie die verspreid liggen over het hele boek. Voor het historische luik kunnen de leerlingen een lijst opmaken van historische gebeurtenissen en personen die in het boek voorkomen en daar zo nodig achtergrondinformatie over opzoeken.

Historische Context. Vanuit het boek kunnen leerlingen/studenten de politieke en culturele situatie van Europa en het Ottomaanse Rijk in de 16e eeuw onderzoeken. Ze kunnen de rol van Busbeke in deze context analyseren en zijn diplomatieke missie vergelijken met andere gebeurtenissen uit die tijd, evenals de culturele uitwisselingen tussen het Westen en het Ottomaanse Rijk. Daarnaast kan het dienen als uitgangspunt voor discussies over thema's zoals identiteit, religie en de waarde van kennis.

Debat en Discussie. Leerlingen/studenten kunnen de ethische dilemma's bespreken waarmee Busbeke en andere personages worden geconfronteerd. Ze kunnen debatteren over kwesties zoals religieuze tolerantie, de waarde van culturele uitwisseling en de verantwoordelijkheden van een diplomaat.

Alleszins moet je laten nagaan wat de actuele impact is van de thematiek, door voorbeelden te laten opzoeken van hedendaagse conflicten waarin onverdraagzaamheid, vooral religieuze, een rol speelt (Noord-Ierland, ex-Joegoslavië, Syrië en Irak, Iran...).
Dit hebben wij in voorbije jaren enkele keren gedaan in een vakoverschrijdende leereenheid Nederlands – geschiedenis.

Helaas zijn die voorbeelden voor de hand liggend, legio, schering en inslag. Terwijl deze bijdrage geschreven wordt heerst al twee jaar een oorlog in Oekraďne, na een Russische invasie; op 7 oktober 2023 richtte de terreurbeweging Hamas een afschuwelijk bloedbad aan onder feestende festivalgangers en Israëlische omwonenden, gevolgd door een invasie van Israël in de Gazastreek en een verschrikkelijk slachtpartij, met verwoestende nietsontziende bombardementen, duizenden onschuldige Palestijnse burgers, hongersnood... Een ongezien tragedie, die nog steeds voortduurt op deze 19de maart 2024.

Illustraties

Een begrijpelijk doch opvallend hiaat is het ontbreken van illustraties - buiten de vaag zichtbare opdruk op de stofwikkel. Er is in de 16de en 17de eeuw nochtans veel visueel materiaal over de Turken gepubliceerd. Zij fascineerden Europa. Het was een dichotome houding: enerzijds had je de bekoring van het exotische (van harems op schilderijen tot en met een Turkse mars bij Mozart); langs de andere kant de vrees voor de Osmaanse expansie en de wreedheden die ermee gepaard gingen. Vergeten we niet dat Wenen nog in 1683 - een eeuw na de dood van Busbeke - door de Turken belegerd werd! Een zoektocht naar visuele aanvulling van de roman in boeken en vooral op internet lijkt me dus een dankbare taak voor vrijwilligers. Heb je voldoende geďnteresseerden in de klas, dan kun je eenzelfde opdracht geven in verband met afbeeldingen of specimina van de fauna en/of flora die in het boek aan bod komen. Bij andere gelegenheden hebben wij zo één lesuur Nederlands een kruidendeskundige voor de klas gehad. Uiterst boeiend!



Er is nog een tweede benadering mogelijk: in een soort leeskring lezen groepjes leerlingen /studenten/geďnteresseerden buiten het onderwijs elk twee romans van Spillebeen. Busbeke wordt dan vergeleken met Aeneas, of De levensreis van een man, terwijl een andere groep het boek vergelijkt met Cortés of De val. Van Aeneas staat een recensie in het Lexicon van literaire werken. Van Cortés is een analyse verschenen in Lexicon van literaire werken, mei 1993. Een uitvoerige bespreking hiervan zal volgen op Histoforum.

Lees zeker op Histoforum de recensie van De Grote Turk. En overloop en volg de links onderaan het artikel.

Illustraties vind je in: moeurs des Turcs.

 
Er is een proefschrift gewijd aan Busbeke; je kan het downloaden: Zweder R. W. von Martels, Augerius Gislenius Busbequius. Leven en werk van de keizerlijke gezant aan het hof van Süleyman de Grote. Z.n. [eigen beheer], z.p. 1989, 620 blz. zie DBNL - Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren . Naam van de auteur ingeven in zoekfunctie
Beknopter: von Martels , Z., Het leven van Ogier van Boesbeke (Augerius Busbequius; 1520/1-1591), keizerlijk gezant aan het hof van Süleyman de Grote, In: De Franse Nederlanden jrg 1993, p. 206-216.

** Uitleg
Deze Krimgoten waren ten tijde van de Grote Volksverhuizingen (ca. 400 na Christus) niet mee op tocht gegaan en achtergebleven in hun oorspronkelijke woongebieden. In de rest van Europa was de taal al bijna duizend jaar uitgestorven in de landen die eertijds door Goten waren bezet (Spanje, Italië, Zuid-Frankrijk). Slechts één uitvoeriger document heeft de tijd overleefd: de Codex Argenteus (‘Zilveren Codex’) die een Bijbelvertaling in het Gotisch bevat, door bisschop Wulfila in de tweede helft van de 4de eeuw geschreven. De codex is omstreeks het jaar 500 met zilveren en gouden inkt op purperrood perkament gekopieerd. Het kostbare boek was in Busbeke’s tijd in het bezit van zijn vriend en mede-humanist Justus Lipsius, die er merkwaardig correcte en scherpzinnige taalkundige conclusies uit trok. Van dit unieke boek zijn er van de 330 bladen 187 overgebleven, die thans in een zilveren band bewaard worden in Upsala, Zweden.
Tweehonderd jaar na Busbeke verdwenen ook de Krimgoten van het wereldtoneel. Zij werden door de Russische tsarina Catharina de Grote vervolgd en uitgemoord.

*******

* De tuinman en de dood

Pieter Nicolaas Van Eyck (1887-1954)

Een Perzisch Edelman:

Van morgen ijlt mijn tuinman, wit van schrik,
Mijn woning in: "Heer, Heer, één ogenblik!

Ginds, in de rooshof, snoeide ik loot na loot,
Toen keek ik achter mij. Daar stond de Dood.

Ik schrok, en haastte mij langs de andere kant,
Maar zag nog juist de dreiging van zijn hand.

Meester, uw paard en laat mij spoorslags gaan,
Voor de avond nog bereik ik Ispahaan!"-

Van middag - lang reeds was hij heengespoed -
Heb ik in 't cederpark de Dood ontmoet.

"Waarom", zo vraag ik, want hij wacht en zwijgt,
"Hebt gij van morgen vroeg mijn knecht gedreigd?"

Glimlachend antwoordt hij: "Geen dreiging was 't,
Waarvoor uw tuinman vlood. Ik was verrast,

Toen 'k 's morgens hier nog stil aan 't werk vond staan,
Die 'k 's avonds halen moest in Ispahaan."

( Voorbereiding )
Jos Martens, maart 2024