De verloren droom van Pieter Gillis
Historische roman over Antwerpen tussen Reformatie en humanisme
Joris Tulkens,
2010,
Leuven, Davidsfonds/Literair, paperback, 14,5 × 22 cm, 256 blz., ISBN 978 90
6306 603 1. € 22,50.
Thematiek: humanisme - tolerantie versus intolerant fundamentalisme.
Ik wil mijn ervaringen aan het papier toevertrouwen. Mijn leven is
onlosmakelijk verbonden met mijn dromen over de toekomst van Antwerpen
en dus wil ik beschrijven hoe die dromen wortel schoten, hoe ze bloeiden
en hoe ze uiteindelijk verdorden.
(Pieter Gillis)
Jaren 1515-1517
Hoop voerde de boventoon, toen Karel de scepter over onze gewesten
overnam. In Engeland zat Hendrik op de troon, ook hij opgevoed als een
echte orator Latinus, beslagen op alle terreinen van het geestelijke
leven, niet het minst het godsdienstige. En Frans I had de verfijning
sowieso met de paplepel binnengekregen. Iedereen rekende erop dat die
drie uitmuntende vorsten eindelijk de vrede zouden bewerkstelligen. (p.
117) |
Inleiding
In september 1986 vindt wijlen prof. Jozef IJsewijn na een symposium in Sélestat
(Frankrijk) achter in een boekencassette met de werken van Erasmus een bundel
papier. Die bevatte elf brieven van de 16de-eeuwse Antwerpse stadsgriffier
Pieter Gillis, geschreven tussen 1524 en 1531. Ze waren gericht aan Beatus
Rhenanus, vriend en medewerker van Erasmus. IJsewijn, vermaard Neolatinist en
directeur van het prestigieuze Seminarium Philologiae Humanisticae aan de
Leuvense Alma Mater overtuigde zijn gastheren in Sélestat om de briefwisseling
uit te geven. Toen daar tien jaar later nog niets van was gekomen door
geldgebrek, verzamelde hij zelf de nodige fondsen voor de publicatie in de al
even prestigieuze reeks Humanistica Lovaniensia, haalde het manuscript op en gaf
het in bewaring in de archiefkluis van de Leuvense Centrale Bibliotheek. Vlak
daarop werd prof. IJsewijn zwaar ziek. Hij stierf in 1998. Zijn opvolger,
Gilbert Tournoy, nam zijn taken over. Maar het manuscript bleek verdwenen. Pas
in 2009 kwam het boven water, in een kartonnen doos met cursussen van IJsewijn.
Voorafgaande aan de kritische wetenschappelijke uitgave, publiceert Joris
Tulkens nu deze historische roman.
De ontdekking van verloren documenten is een literaire stijlfiguur, zo oud als
de weg naar Rome. Umberto Eco gebruikte ze voor zijn De naam van de roos (1980)
en Thomas More paste een equivalent toe bij de start van zijn Utopia (zie
verder). Soms echter overtreft de realiteit de fictie. Zoals toen de Leuvense
hoogleraar Spaanse literatuur C. De Paepe, op zoek naar literaire sporen van
twee eeuwen Spaanse bezetting in onze streken, in de jaren 1970 in de Leuvense
Centrale Bibliotheek op aanwijzing van bibliothecaris Jan Roegiers in een
vergeten dikke bundel effectief een heel dossier ontdekte over Joos de Rijcke,
de eerste Nederlander in het Incarijk, waarvan men dacht dat het vernietigd was
bij de beruchte brand van de bibliotheek, in augustus 1914 (1).
Gaat het hier over analoge mengeling van feit en fictie? Het boek van Tulkens is
minder een roman dan wat Raoul Bauer een geschieduitbeelding zou noemen: een
literaire tussenvorm, waarmee Nederlandstalige recensenten het nog steeds
moeilijk blijken te hebben omdat het niet past in de klassieke etikettering (2).
Inhoud
Tot voor kort kende ik Pieter Gillis alleen wegens een brief die hij in 1517 aan
Erasmus schreef om de geograaf Nikolaus Kratzer te introduceren (3). En van zijn
portret door Quinten Metsys. Blijkt nu dat Metsys in 1517 in feite een
dubbelportret schilderde, een tweeluik met Gilis en Erasmus dat de twee
humanisten aan hun wederzijdse vriend Thomas More aanboden.
Deze Antwerpse stadssecretaris had echter heel wat meer in zijn mars. Ofschoon
zelf traditioneel niet onder de vooraanstaande humanisten gerekend, speelde hij
toch een belangrijke rol in de zo belangrijke netwerken van de geleerden. Meer
nog dan als auteur was Gillis belangrijk als spil van het Antwerpse en Europese
humanisme. Zijn huis op de Kiekenmarkt was de verzamelplaats van zowat alle
grote intellectuelen van zijn tijd. More, Tunstall, Dürer, Metsys, Bade, Dirk
Martens, Hillen, Geldenhouwer, Grapheus, Van Halmale, Fernando Colón (4),
Holbein de Jonge -om slechts enkelen te noemen- allemaal bezochten ze zijn
woning of waren er langere tijd te gast. In de jaren 1516-1517 was Erasmus
praktisch kostganger bij Gillis. Verder onderhield hij een levendige
briefwisseling met geleerden als Van Dorp, Brechtanus, Goclenius, Busleyden,
Paludanus, Rhenanus, Clava en vele anderen.
In tegenstelling tot zijn meeste collega’s was Pieter Gillis opvallend honkvast.
In november 1509 werd hij stadsgriffier te Antwerpen. Hij bleef 23 jaar in
functie tot zijn schoonzoon, Pieter de Coelenare, in 1532 zijn taken overnam.
Tot in 1530 bewoonde hij het huis van zijn vader, De Biecorf, gelegen op de
Kiekenmarkt (thans Eiermarkt) te Antwerpen. De laatste jaren van zijn leven
woonde hij in het Werfstraatje (thans Heilige-Geeststraat) waar zijn derde vrouw
Kathelijne Draeckx het vruchtgebruik van een huis had.
Na zijn opleiding in de Antwerpse papenschool vertrok Pieter 14-jarige leeftijd
naar de universiteit van Orléans. Daar was een gerenommeerde rechtsacademie waar
heel wat Brabantse juristen gevormd werden ter voorbereiding op een functie in
de stadsadministratie. Pieter onderbrak zijn opleiding en keerde weer naar huis
om corrector te worden in de drukkerij van Dirk Martens, die toentertijd in
Antwerpen werkte (5). In diens atelier leerde hij Erasmus kennen, van wie
Martens in 1503 een verzamelboek, ‘Lucubratiunculae aliquot’, uitgaf en een jaar
later een ‘Panegyricus’, een lofrede op Filips de Schone. Voor dat laatste werk
kwam Erasmus zelf naar Antwerpen.
Pieter Gillis werd een vertrouweling van Erasmus en op aansporing van de
Rotterdamse humanist ondernam hij een tweede poging om een titel te verwerven.
Hij combineerde zijn studies met correctiewerk voor Dirk Martens en vanaf 1509
met zijn opdracht als griffier.
Wanneer Thomas More in de zomer van 1515 Pieter Gillis in Antwerpen opzoekt,
vindt de Engelsman in die ontmoeting de inspiratie voor de aanvang van zijn
‘Utopia’ (Nergensland). In een merkwaardige mengeling van fictie en realiteit
beschrijft More hoe hij Pieter aantreft vóór de Antwerpse Onze-Lieve-Vrouwekerk
(toen nog niet tot kathedraal verheven), waar de griffier staat te praten met
Rafaël Hythlodaeus, de man die op reis met Amerigo Vespucci het eiland Utopia
heeft bezocht en die het hoofdpersonage van het boek zal worden. Pieter, aan wie
More zijn beroemde werk uiteindelijk opdraagt, zal zelf de uitgave van ‘Utopia’
verzorgen in december 1516. Hij is verantwoordelijk voor het ‘utopisch’ alfabet
in het boek. En met die ‘utopische’ letters pleegt hij dan ook een authentiek
‘utopisch’ gedicht, dat Dirk Martens in zijn eerste uitgave opneemt.
In ‘Utopia’ brengt More een uitgebreide groet aan zijn Antwerpse vriend en hij
geeft de volgende beschrijving van diens persoonlijkheid : "Hij is een geboren
Antwerpenaar, die onder zijn medeburgers een groot vertrouwen geniet en een
eervolle positie inneemt, terwijl hij zeker de meest eervolle verdient. Want of
ik deze jongeman eerder om zijn geleerdheid dan om zijn karakter moet prijzen,
weet ik niet. Hij is namelijk even rechtschapen als fijn beschaafd, daarbij
oprecht van hart tegenover alle mensen, tegenover zijn vrienden echter zo
hartelijk, liefhebbend, trouw en hun zo eerlijk toegedaan, dat het moeilijk valt
ergens iemand anders te vinden die men zou menen in alle opzichten met hem als
vriend te mogen vergelijken. Hij is van een zeldzame bescheidenheid, niemand
houdt minder van ijdel vertoon, niemand is zo eenvoudig en verstandig".
Naast bezorger van humanistische publicaties stond Pieter ook bekend als
Neolatijns dichter. Hij schreef o.a. een treurdicht bij de dood van keizer
Maximiliaan (Antwerpen 1519). In 1520 verzorgde hij het culturele luik van de
Blijde Intrede van de jonge Karel V. Samen met zijn vriend Grapheus bedacht hij
meer dan 400 triomfbogen met allegorische taferelen en Latijnse, Griekse en
Hebreeuwse opschriften. Gillis publiceerde er een toeristische gids bij met
uitleg over de verschillende spectacula. Dürer kocht er een exemplaar van toen
hij bij Pieter op bezoek was.
Pieter Gillis overleed te Antwerpen in november 1533 op 47-jarige leeftijd.
Bespreking
Tulkens brengt via Pieter Gillis een zeer levendig beeld van een maatschappij
die we minder grondig kennen dan we dachten. Gillis leefde in een tijdperk van
verandering en hoop op een betere wereld. Alles verwachtte men van een beter
onderwijs in de bonae litterae, het klassieke Latijn, dat samen met Grieks
overal moest aangeleerd. Toch wel een erg elitair standpunt en -achteraf gezien-
erg naïef. Kennis van nieuwe ideeën verspreidde zich met tot dan ongehoorde
snelheid via die fantastische nieuwe uitvinding en bron van blijvende verrukking
die zij ’de Tiende Muze’ noemden: de drukpers. Tot 1520 leek alles de goede
richting uit te gaan. Er was natuurlijk tegenkanting van bekrompen theologen,
die slecht Latijn spraken en die Erasmus zo scherp hekelde in zijn Lof der
Zotheid. Maar de vooruitgang was niet te stuiten. De Kerk zou uitgezuiverd
worden door uitgezuiverde Evangelieteksten en bestrijding van de misbruiken die
Luther aanklaagde. Nauwelijks een jaar later is de toon veranderd:
onverdraagzaamheid en vooral de inquisitie doen hun intrede in het zo tolerante
want mercantiele Antwerpen. Ook Gillis en zijn geestesgenoten werden bedreigd.
Zij introduceerden een concept van redelijkheid, dat zich afkeerde van de
middeleeuwse methode van theologisch en dogmatisch denken. Die humanistische
houding heeft het niet gehaald. In de herfst van 1536 was de eerste generatie
humanisten in heel korte tijd verdwenen. Na hun dood brak de hel los met
walmende brandstapels en meer dan een eeuw afschuwelijke godsdienstoorlogen (6).
En niet te vergeten voor onze eigen geschiedenis: de rampzalige Tachtigjarige
Oorlog met de splitsing van de Nederlanden.
Toch even een persoonlijke randnoot: de tolerantie van deze humanisten strekte
zich niet uit tot de moslims en zeker niet tot de Turken. Maar misschien was hun
normale tolerantie niet opgewassen tegen de bloedige expansie van de Osmanen, de
grootste bedreiging voor Europa sinds de Mongolen in de 13de eeuw. Lees maar wat
Erasmus schrijft in zijn
Turkenkrijg.
Eén les leert de geschiedenis ons immers: degenen die proberen tolerantie te
prediken via kennis en argumentatie belanden nagenoeg altijd in het verliezende
kamp; het is steeds de fanatieke minderheid die het pleit wint.
Dit is een historische roman zoals ik ze graag lees, maar zoals er bitter weinig
geschreven worden. Wie een spannende thriller verwacht, is er aan voor de
moeite. Dit is een ideeënroman, zonder echte spanningsboog. Doch hij biedt de
evocatie van een heel tijdsgewricht, opgebouwd uit puzzelstukjes die
langzamerhand een geheel gaan vormen. En dit is het verschil tussen non fictie
en fictie: de factor inleving. Het hele verhaal is gezien door de ogen van
Gillis en zijn vrienden, waardoor je op een zeer concrete wijze verzeilt in de
maatschappij van de 16de eeuw. Prominente figuren als Thomas More en Erasmus
zijn ineens niet zomaar historische figuren, maar mensen van vlees en bloed.
Tekenend is bijvoorbeeld de manier waarop Utopia van More geleidelijk groeit uit
de gezapige gesprekken van de vriendenkring, waarbij iedereen zijn steentje
bijdraagt. Treffend is de sfeer van hoop in die twee eerste decennia van de
eeuw. En ondertussen maak je kennis met de genese van een aantal belangrijke
werken die voor ons vaak niet meer betekenden dan een titel of een droge
vermelding in een cursus. Je krijgt sterk de indruk dat Tulkens het tot zijn
taak rekent die oude erfenis in extremis over te dragen, op een ogenblik dat ze
dreigt definitief te verdwijnen uit het collectief onderbewuste van de
Atlantische beschaving. En daarin is hij andermaal met glans geslaagd (7)!
Didactische tips
Het zou jammer zijn de leerlingen niet te laten kennismaken met de originelen
(weliswaar in Nederlandse vertaling).
Je kunt complementaire groepjes elk enkele fragmenten laten lezen uit Lof der
Zotheid of Utopia en daarna de overeenkomstige stukken in dit boek.
Over Utopia is heel wat op te sporen via internet. Laat zeker zoeken naar het
utopische alfabet en het gedicht van Gillis in dat alfabet.
Een volledige Nederlandse editie van Lof der Zotheid uit 1560 is te raadplegen
in de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren. Behalve de tekst kun je
ook (door even te klikken) de bladzijden van de
originele uitgave bekijken.
Je kunt een groepje laten kijken wat er in de bibliotheek te vinden is over
Erasmus en de vrucht van dat opzoekingswerk laten meebrengen.
Lessen voor het primair onderwijs over Erasmus en oorlog en de spreekwoorden van
Erasmus vindt u de
canon website.
Op
deze website vindt u vijf lessen over Erasmus voor het voortgezet onderwijs.
Over Erasmus en de oorlog, zie op
deze site.
Zeker voor leraren aan te raden, als je al dan niet toevallig in de buurt komt:
Het
Erasmushuis
Kapittelstraat, 31 - Anderlecht
tel. 02/521 13 83
Leeswerk
Halkin, L., De biografie van Erasmus, Baarn, Tirion, 1991.
Jos Martens
Noten
1. Dit werd twintig jaar later het startpunt voor ons eigen bekroonde
internetproject
Joos de
Rijcke.
2. Bauer, R., In het teken van verzoening. Brief van Petrus Venerabilis, abt van
Cluny…, Tielt, Lannoo, 1991.
3. Martens, J.,
Waldseemüller en de geboorte van “America”, dl. 3. Holbeins “De Franse
gezanten”, vnl. 07 Netwerken
4. Zie Joos de Rijcke, knop: ‘Eeuw Joos’, Het humanisme, vnl. Nicolaes
Cleynaerts.
Zie ook op dezelfde site: De conquistadores.
5. Zie: Thomas, W. & E. Stols (red.),
Een wereld op papier. Zuid- Nederlandse boeken, prenten en kaarten in het
Spaanse en Portugese wereldrijk (16de - 18de eeuw), Leuven - Den Haag, Acco,
2009.
6. Vanheeswijck, G.,Tolerantie
en actief pluralisme. De afgewezen erfenis van Erasmus, More en Gillis,
Kapellen, Pelckmans - Kampen, Klement, 2008.
7. Eerder al schreef hij een uitstekende roman over Nicolaes Cleynaerts, In de
ban van Mohammed, Antw. - A’Dam, Manteau, 1993, tevens de basis voor de cd-rom
van het Maerlant Centrum: Nicolaes Cleynaerts (1493 - 1542). De merkwaardige
reisavonturen van een 16de eeuwse humanist, arabist en islamdeskundige, Leuven,
2002 (Bespreking website VVLG) en over Erasmus’ Leuvense periode en de stichting van
het Drietalencollege (1518): De schaduw van Erasmus, Antwerpen, Houtekiet, 2006.
Website van de auteur
Jos Martens,
mei 2010
|