artikelen over geschiedenis didactiek

Geschiedenis als cempetentie

Onderstaande opdrachten, afkomstig uit centrale examens, hebben betrekking op de historische vaardigheid bron en vraagstelling. Ze laten zien hoe lastig historische bewijsvoering is. Reacties op mijn conclusies worden zeer op prijs gesteld.

Geschiedenis als cempetentie

Het verwerven van historische kennis, vaardigheden en inzichten is in het geschiedenisonderwijs geen doel op zich. Het gaat er om dat leerlingen leerlingen deze kennis en vaardigheden gaan gebruiken om historisch te denken en te redeneren.

 



Dat wil zeggen dat historisch denken en redeneren een activiteit is waarin leerlingen aan de slag gaan met informatie over het verleden om historische verschijnselen te beschrijven, te vergelijken en te verklaren. Hierbij stellen zij historische vragen, gebruiken ze historische (meta) begrippen en vormen zij zich een beeld van de tijd (contextualiseren). Uitspraken over het verleden onderbouwen zij met argumenten die gebaseerd zijn op bewijs uit bronnen. (Van Boxtel en Van Drie, 2008).

Historisch denken en redenren gaat volgens Arie Wilschut (2002) over competent handelen dat behoort bij de discipline geschiedenis: feiten controleren, respect tonen voor feiten en deze niet verdonkeremanen als ze je niet aanstaan, je bewust zijn van het fundamenteel ‘andere’ van andere tijden en geneigd zijn zaken in de context daarvan te interpreteren, begrip tonen voor continuïteit naast verandering, opzoek gaan causale verbanden en je bewust zijn van het interpretatieve karakter daarvan, interpretaties van elkaar kunnen onderscheiden en genuanceerd en gedistantieerd zijn in je oordeel.

Historisch denken en redeneren is niet eenvoudig en kan alleen geleerd worden door langdurig en systematisch oefenen.

Historisch denken en redeneren kan alleen beoordeeld worden in zichtbaar gedrag van leerlingen. Zij moeten in opdrachten laten zien dat zij historische kennis, historische vaardigheden en een besef van de aard van de discipline geschiedenis in samenhang kunnen toepassen. Historisch denken en redenren is dus een competentie waarin het gaat om:

Het vermogen om in het omgaan met het verleden adequaat gedrag te vertonen

In deze definitie onderscheiden we drie elementen:

1. Gedrag vertonen: een leerling kan alleen gedrag vertonen als hij bezig is met een activiteit. Dit betekent dat hij actief bezig is met een historische opdracht, waarin telkens (historische) houding, vaardigheden en kennis geïntegreerd en in samenhang aan bod komen.

2. Omgaan met het verleden: Het is belangrijk dat leerlingen zoveel mogelijk geconfronteerd worden met opdrachten die betrekkingen hebben op realistische historische vraagstukken of problemen. Vraagstukken waarin van leerlingen gevraagd wordt stelling te nemen, keuzes te maken of problemen op te lossen.

3. Adequaat gedrag: om een historisch vraagstuk goed uit te kunnen voeren, moeten leerlingen beschikken over een repertoire aan kennis, vaardigheden en houdingen. Bij het uitvoeren van een activiteit moeten leerlingen hieruit een relevante keuze kunnen maken. Competent gedrag wordt zichtbaar als een leerling de aangeleerde kennis en vaardigheden, ook in een ander vraagstuk kan toepassen.

 

Redeneren over een bron







Redeneren met een bron