Histoforum      Lesmateriaal      Toetsmateriaal      Vakinformatie      Magazine    

The shortest history of Europe 

Tijdens een geschiedenisconferentie in juli 2010 in het Australische Sydney gaf historicus John Hirst een lezing over een serie colleges die hij had gegeven aan eerste jaars geschiedenisstudenten op de La Trope universiteit in Melbourne. Stevig gebruik makend van een white board (hij weigert gebruik te maken van powerpoint) schetste hij de geschiedenis van Europa in niet meer dan een uur. Deze lezing, of liever dit college, maakte op de toehoorders zoveel indruk dat het boek(je) dat hij er van heeft gemaakt 'the shortest history of Europe'  (Hirst, 2009) tijdens de conferentie snel was uitverkocht. Ik las het in één adem uit. Hieronder een samenvatting.

Albert van der Kaap, Enschede, albert@vanderkaap.org      

Bij onderstaande samenvatting hoort een powerpoint presentatie, waaraan aan het begin een kaartje is toegevoegd over de verspreiding van de landbouw.

The shortest history of Europe

“Beautifully and sparely constructed, yet rich in fact, feeling and detail, sweeping, challenging, funny. ” – James Button

Wat maakt het Euraziatische continent anders dan andere gebieden in de wereld en wat droeg bij aan de dominante positie van Europa in de wereld? Deze vragen vormen het uitgangspunt van het hoofdstuk The oddity of Europe in Patricia Crones boek  Pre-Industrial Societies : Anatomy of the Pre-Modern World.

Dit hoofdstuk inspireerde John Hirst voormalig reader in History aan de La Trope universiteit in Melbourne tot een serie colleges over de geschiedenis van Europa met als uitgangspunt  'Start with the whole thing from the beginning', waarin hij het aandurfde veel weg te laten. "I left out Calvin', zei Hirst tijdens zijn lezing en dat had tijdens zijn colleges behoorlijk wat kritiek opgeleverd.

In 2009 maakte hij van deze colleges een boekje. Onder de titel The shortest history of Europe schetst Hirst een
big picture van de geschiedenis van Europa. De Europese beschaving is volgens Hirst uniek, omdat het de enige beschaving is die erin geslaagd is een stempel te drukken op de rest van de wereld  door middel van veroveringen, economische macht, rijkdom aan ideeën en omdat men producten bezat waarvoor in de rest van de wereld belangstelling bestond.

In een toelichting op zijn boek (zie hiernaast) zegt Hirst 'only a non-specialist could take the leaps I do'. Misschien kun je eraan toevoegen dat alleen een Australiër, letterlijk en figuurlijk, zoveel distantie tot Europa heeft, dat hij de geschiedenis van Europa in zo'n kort bestek en op zo'n manier durft samen te vatten. Howel, patricia Crone is een van origine Deense historica. Niet de inhoud van het boek is origineel zegt Hirst, maar wel het concept.  

Om te beginnen geeft Hirst in slechts veertig bladzijden een samenvatting van de geschiedenis van Europa. Daarna vertelt hij het verhaal van Europa nog een keer, maar dan vanuit vijf verschillende invalshoeken:

Oudheid en middeleeuwen

De Europese beschaving bestond, volgens Hirst, aanvanjkelijk uit drie elementen:

1. De cultuur van Grieken en Romeinen
Bijzonder aan het oude Hellas was dat het bestond uit verschillende stadstaten, waarvan er één gedurende enige tijd een democratie was. Toen deze stadstaten groeiden en er een tekort aan land dreigde stichtten zij rond de Middellandse zee diverse koloniën. Vervolgens waren het de Romeinen die een groot rijk stichtten.
De Romeinen wonnen het van de Grieken op het gebied van vechten en rechten en 'engineering', maar zij erkenden dat de Grieken op andere terreinen aan hen superieur waren, met name op intellectueel gebied, onderwijs en wetenschap. De Grieken zochten naar het fundamentele in het universum waarbij zij zich lieten leiden door hun kennis van geometrie. Zij geloofden dat er, zoals in de geometrie, een eenvoudige verklaring was voor allerlei verschijnselen. Verschillende (natuur)filosofen zochten deze verklaring in een oerstof. Hierin waren de Grieken een voorbeeld voor meer recente geleerden als Newton en Einstein die ook zochten naar eenvoudige mathematische modellen om de wereld te verklaren.

2. Het christendom  
Jodendom en het daaruit voortkomende christendom waren de eerste monotheïstische godsdiensten. De joden moesten zich, in ruil voor het feit dat zij  het uitverkoren volk van God waren, aan diens wetten houden (o.a. de tien geboden). In het begin van het christendom werd er volop over gediscussieerd of je eerst Jood moest zijn om christen te kunnen worden. Uiteindelijkwon  de overtuiging dat dit niet noodzakelijk was. Deze uitkomst van de discussie was van doorslaggevend belang voor de verspreiding van het christendom in de eeuw daarna, die mogelijk nooit zou hebben plaatsgevonden als mensen eerst Jood hadden moeten worden.

3. De cultuur van de Germanen
Hirst karakteriseert de Germanen kortweg als een volk dat leefde voor het vechten.

Belangrijk voor de ontwikkeling van Europa was, zegt Hirst in navolging van Crone, dat deze drie elementen tenslotte samen kwamen. Hoe?

a. Het Romeinse Rijk wordt christelijk
Voor de doorgaans ten opzichte van andere religies zeer tolerante Romeinen vormde het christendom aanvankelijk een bedreiging; zij zagen het christendom als een subversieve godsdienst die zij bij tijd en wijle vervolgden. Dat het christendom tenslotte zo'n grote verspreiding zou krijgen was om te beginnen te danken aan Constantijn die in 313 zelf christen werd of in ieder geval het christendom ondersteunde. Niet veel later werd het christendom zelfs de enig toegestane godsdienst in het Romeinse Rijk.

b. De kerk wordt Romeins
De christelijke kerk kreeg in de loop van de eerste eeuwen een sterk hierarchische structuur met een paus, aartsbischoppen en bisschoppen. De kerk had bovendien een eigen rechtssysteem en een eigen belastingsysteem. Hierdoor kon de kerk blijven bestaan, ook na de val van het Romeinse Rijk.

c. De kerk bewaart de wetenschap van Grieken en Romeinen
Het was de christelijke kerk, waarin het wetenschappelijke erfgoed van de Grieken en Romeinen werd bewaard. De Griekse filosofie en logica werden gebruikt om het christelijk geloof uit te leggen en te verdedigen.

Na de val van het Romeinse Rijk werden de Germaanse krijgers koningen die hun land verdeelden onder hun krijgsmakkers. Hieruit ontstond de adel. Het feodale systeem dat het gevolg was van deze toewijzing van grond vormde een rem op het ontstaan van sterke centrale regeringen. De Europese vorsten, zelfs de absolute vorsten, kregen daardoor ook nooit een zelfde machtspositie als bijvoorbeeld de Aziatische despoten. Ook lag het recht op bezit lag aan de basis van latere individuele rechten.

De relatieve veiligheid die kooplieden in West-Europa ondervonden was een belangrijke factor voor de groei van de economie. Elders  in de wereld was er nergens sprake van een zelfde mate van veiligheid.

d. Germaanse krijgers steunen het christendom
Door deze ontwikkelingen was het niet verbazingwekkend dat de Germanen al snel christenen werden. Germaanse vorsten en de christelijke kerk zagen in dat zij een gemeenschappelijk belang hadden; het versterken van hun machtsbasis.

Deze enigszins merkwaardige mix bleef tot ongeveer 1400 in stand en was verantwoordelijk voor de indeling in oudheid, middeleeuwen en moderne tijd

Juist omdat het een merkwaardige mix was waren er ook potentiële spanningsvelden:

a. De christelijk kerk had oorspronkelijk een grote afkeer van geweld, maar onder druk van de omstandigheden veranderde deze houding langzamerhand. Geweld, oorlog, mocht als het maar voor een goede zaak was (kruistochten). De Germaanse krijger werd, in een soort religieuze ceremonie, een ridder en kwam op voor de zwakken (vrouwen) in de samenleving. Toen de ridders waren verdwenen namen de gentlemen de rol over om vrouwen te beschermen. Een reliek hiervan is ook het tikken tegen de hoed telkens als een gentleman een vrouwen tegenkwam. Deze houding tegenover vrouwen maakte, volgens Hirst, dat het feminisme later in Europa zo relatief gemakkelijk werd geaccepteerd in vergelijking met andere culturen.

b. Ook tussen de Griekse filosofen en de christelijke kerk bestond een potentieel spanningsveld. Maar de positie van de kerk was aanvankelijk zo sterk dat de kerk eenvoudigweg de Griekse filosofie kon gebruiken zoals men dat wilde om een christelijke theologie tot stand te brenegn.

Moderne tijd

Vanaf 1400, met het begin van de Renaissance, begon deze mix uiteen te vallen. Anders dan vaak wordt gedacht was de Renaissance niet zozeer een herontdekking van de oudheid (dze was immers nooit geheel verdwenen), maar eerder een herwaardering van de oudheid als zodanig. De Griekse filosofen werden niet langer gebruikt voor eigen christelijke doelstellingen. De kunst en architectuur van de oudheid werd om zichzelf bewonderd en er kwam weer belangstelling voor het aardse. Men zette zich niet af tegen het geloof, maar het domineerde niet meer het hele leven. Het Europese denken werd hierdoor meer avontuurlijk.

Je kunt het verschil tussen oudheid en Renaissance enerzijds en de middeleeuwen anderzijds aardig illustreren aan de hand van het verschil tussen 'nude'en 'naked'. Nude gaat over het lichaam dat in zichzelf genoeg is. Grieken (en Romeinen) en renaissance kunstenaars gaven vorm aan het perfecte lichaam. Naaktheid in de middeleeuwen stond voor de schaamte van de mens na de zondeval.

Zie dia's 14, 15 en 16  

De middeleeuwse wereld werd op zijn kop gezet door eerst de Renaissance en daarna de Reformatie. In de middeleeuwen traden mensen vooral toe tot de organisatie van de kerk om maatschappelijk te slagen, om rijk en machtig te worden. De vele ambten in de kerk boden daartoe volop de gelegenheid. Het door de Bijbel verkondigde armoede ideaal stond daar diametraal tegenover. Lang heeft de kerk haar greep op de interpretatie van de Bijbel kunnen behouden (o.a. omdat deze in het Latijn geschreven was). Tot Luther, gesteund door de uitvinding van de boekdrukkunst en met steun van Duitse vorsten die graag de strijd aangingen met de in het Duitse rijk rijke en machtige kerk, met zijn ideeën succesvol werd. Luther verkondigde dat de mens alleen door het geloof (sola fide) gered kon worden en niet, zoals de katholieke kerk leerde, door goede werken. Voor hem was de Bijbel de enige autoriteit. De boodschap van de hervorming was dan ook: het christendom is niet Rooms (Romeins).

Honder jaar oorlog tussen katholieken en protestanten was het gevolg tot men accepteerde dat protestantse en katholieke landen naast elkaar konden bestaan. Het duurde nog langer voordat men accepteerde dat er in één land zowel protestanten als katholieken konden leven.

Renaissance en Reformatie waren twee stromingen die terug keken, de Renaissance naar de klassieke oudheid, de Reformatie naar de begintijd van de christelijke tijd.

De volgende stromingen keken niet achteruit, maar vooruit. Zij geloofden in vooruitgang. Als eerste de wetenschappelijke revolutie van de 17e eeuw. Symbool voor de revolutie staat de ontdekking dat niet de aarde, maar de zon het middelpunt is van het universum. Het werd duidelijk dat de Grieken met hun ideeën ongelijk hadden. Men trok de conclusie dat de mens niet in het centrum van het heelal staat en dat de mens en de aap een gemeenschappelijke voorouder hadden (Darwin). Conclusies die in strijd waren met opvattingen van de kerk.

Een volgende stap was de Verlichting,  die door de wetenschappelijke revolutie mogelijk was geworden. De rede werd niet meer alleen in de wetenschap toegepast, maar ook met betrekking tot de samenleving, de regering, de ethiek en de theologie.

De Verlichting was geen revolutionaire beweging, maar een beweging van geleerden, schrijvers en artiesten die van mening waren dat mensen vanzelf verlicht werden als zij hun verstand maar gebruikten en zorgden voor goed onderwijs. Hij was een beweging tegen onwetendheid en bijgeloof.

De beroemde Encyclopédie van Diderot en d'Alembert was alfabetisch geordend en begon niet met God. God stond onder de D van Dieu en geloof onder de R van Reglion.
'The manner of adoring the true God ought never to deviate from reason, because God is the author of reason'

Men geloofde dat er via de rede en de wetenschap vooruitgang zou ontstaan. Dit was een nieuw idee. In de oudheid geloofde men niet in vooruitgang. Men dacht in cyclische termen over de samenleving, in termen van groei en verval. Ook de kerk geloofde, voor de zondige mens, niet in vooruitgang, tenminste niet los van God.

De laatste grote beweging was die van de Romantiek, die een beroep deed op emotie en gevoel. Deze stond tegenover de Verlichting. Volgens de romantici wordt de mens vooral bepaald door zijn taal en door zijn geschiedenis. een idee dat vooral in Duitsland had post gevat. Zij trokken de Germaanse krijgers uit het verband met Grieken/Romeinen en het christendom. Zij waren vooral geïnteresseerd in de Germaanse krijgers zoals die waren voor de beïnvloeding door Grieken, Romeinen en het christendom. Voor romantici was de beschaving kunstmatig. De romantiek leverde ook de ideologie voor het nationalisme: elk volk had het recht op een eigen staat. De romantiek geloofde in emotie, cultuur, nationalisme en bevrijding.

Zie ter vergelijing ook de structurerende elementen van de Westerse cultuur van Jona Lendering.

Referenties

Hirst, John, (2009). The shortest history of Europe, Melbourne, Australië, Black Inc.

Crone, Patricia (1989,2003) Pre-Industrial Societies : Anatomy of the Pre-Modern World. (ISBN 1-85168-311-9)

web analytics
 

 John Hirst


 The shortest history of Europe


 John Hirst over the shortest history of Europe

When I turned my lectures on European history into a book, The Shortest History of Europe, I was told that they could not be called lectures. Lectures are boring. So they are called chapters. But my lectures were not boring—they were interesting, varied and arresting. Since the scope of the course was so broad—from classical times to the French Revolution— I wanted very specific, memorable things to happen in the lectures to anchor the broad concepts and give them meaning.

I paid actors to stage a debate from the Assembly in classical Athens as recorded by Thucydides. I showed the early scenes from films of Romeo and Juliet and King Lear, the first to show how aristocrats lived and feuded in Italian towns, the second to show how German kings divided up their kingdoms among their children as Charlemagne did with his. I did lots of readings—the rape of Lucretia from Livy’s History of Rome, the Ten Commandments, Jesus’ Sermon on the Mount. I demonstrated how clever the Greeks were by doing a geometrical proof on the blackboard.

At the end of the lecture on political history I paired off the students in the aisles and had them demonstrate the mode of salutation to rulers through the ages: in Rome from the republican salute (similar to the fascist salute) to prone on the floor before the later emperors; kneeling before a feudal monarch while he grasped your hands and then rising to kiss as equals; kissing the hand of absolute monarchs while kneeling; and finally the reappearance of the republican salute in revolutionary France. Learning by doing!

How much of this could survive in a printed book? A good deal. It doesn’t look like a normal history book. There are many readings, a geometrical proof, a Newtonian law, a good deal of what I put on the blackboard —summaries, time lines and short cuts. The whole history of Europe is reduced to a one-page diagram.

My talk has been tidied up but I wanted to keep the feel of a spoken lecture. In lectures scholars have the licence to be bolder than on the printed page. Except I am not a scholar of Europe. My expertise is in Australian history. Only a non-specialist could take the leaps I do.

Bron

 Verwante artikelen

Copyright:  Albert van der Kaap, 2011