artikelen over geschiedenis didactiek
Bruegel toch uit (Noord)Brabant
Al eeuwen is er twijfel over de geboorteplaats van Pieter
Bruegel de Oude. Hijzelf of zijn familie heeft er nooit iets
over onthuld.
Het enige aanknopingspunt was jammer genoeg dubbelzinnig. Karel
van Mander vermeldde in zijn “Schilder-boeck’ (verschenen in
1604) dat Pieter “is geboren niet wijt van Breda, op een Dorp,
gheheeten Brueghel, welcks naem hy met hem ghedraghen heeft, en
zijn naecomelinghen ghelaten”.
'
Inhoud
Bruegel toch uit (Noord)Brabant
En precies om “Breda” rees het dispuut. Er waren in die
tijd namelijk 2 Breda’s: het ene dat we nog altijd kennen in
(Nederlands) Noord-Brabant en het andere in (Belgisch) Limburg,
met name Bree dat toen in het Latijn ook Breda heette. Vlakbij
Bree liggen de plaatsen Kleine- en Grote-Brogel.
Elk van die 2 plaatsen had voor- en tegenstanders.
“Tegen” het Nederlandse Breda werd (terecht) aangevoerd dat het
dorpje Brueghel (nu Son en Breugel) wel vrij ver weg van Breda
ligt terwijl Van Mander nu juist “”niet wijt” vermeldde.
“Tegen” het Belgische Bree werd (zeer terecht) aangevoerd dat
het stadje toen behoorde tot het Land van Loon dus tot het
Prinsbisdom Luik, terwijl Van Mander uitdrukkelijk had
toegevoegd dat Brueghel in (het toenmalige Hertogdom) Brabant
was geboren.
Dit laatste argument is absoluut steekhoudend.
Het argument tegen Brueghel-bij-Breda is dat veel minder : Karel
van Mander mag dan al geschreven hebben “niet wijt…”, dit is
niet rigoureus letterlijk te interpreteren. Van Mander
erkent in zijn boek dat hij veel informatie heeft “van horen
zeggen”; hij heeft trouwens achteraf bepaalde informatie
herroepen. En “wijt” is nogal persoonlijk interpreteerbaar…
Bovendien had Van Mander misschien wel gelijk. In die zin dat in
de 16de eeuw voor het dorpje Brueghel (nu Son en Breugel) de
dichtsbije stad wel Breda was ; daartussen zouden
slechts kleine dorpjes hebben gelegen. Daarop oriënteerde Van
Mander zich misschien. Zoals
waarschijnlijk ook Guicciardini deed, en Vasari : beiden
schreven over “Pieter Brueghel van Breda”…
In een tekening van Thor Smets van het Hertogdom Brabant in de
16de eeuw staan als steden
alleen Breda, Eindhoven en ’s Hertogenbosch ². Daartussen alleen
maar dorpen ?
Een absoluut argument “pro Brueghel-bij-Breda” werd
onrechtstreeks geleverd door Dr Paul de Ridder. Hij is
afdelingshoofd bij de Koninklijke Bibliotheek te Brussel en
publiceerde een artikel getiteld “Het testament van Everard
Bruegel (+1530) klein kanunnik van Sint-Goedele te Brussel”.
In 1977 deponeerde de kerkelijke overheid, op zijn aandringen,
het archief (12de-19de eeuw) van de voormalige kapittelkerk van
Sint-Goedele te Brussel op het Algemeen Rijksarchief. Daaronder
bevinden zich ook 24 registers van testamenten van clerici van
Brusselse kerken. Deze registers bevatten niet alleen de laatste
wilsbeschikkingen van deze geestelijken maar ook de inventaris
van hun nalatenschap met heel wat detailinformatie op zeer
uiteenlopende gebieden.
Het register “N 8 Testamenta, computus minorum canonicorum”
bevat onder meer het testament van Everard Bruegel. Die overleed
te Brussel op 29 juli 1530; hij blijkt vrij bemiddeld te zijn
geweest. Voor de testamentuitvoerders vergde het drie dagen om de
inboedel op te maken van zijn huis in Brussel. Maar hij had ook
een huis “met hof” geërfd van zijn ouders “in de prochie van
Bruegel”, op de plek die “de Leet” heette. Die eigendom had hij
nog vergroot door een beemd bij te kopen. Hij had ook nog twee
woningen in Brussel geschonken gekregen en had ook heel wat
roerende inkomsten.
Van zijn welstand getuigde de luister van zijn begrafenis. Met
een groot aantal priesters en andere bedienaars. Op de dag van
zijn uitvaart werden 104 missen opgedragen. Een maand later nog
eens 90 missen en op het eerste jaargetijde nog 95 missen…
Over zijn ouders vermeldt het testament enkel dat hij geld ter
beschikking stelt voor hun jaargetijde in de parochiekerk van
Bruegel.
Een broer van Everard, Thomas Bruegel, genaamd van
Wolfswinckele, treedt op als getuige bij het inventariseren .
Aan de 2 dochters van deze broer Thomas en aan Appollonien, een
andere verwante, laat Everard elk “een van mijn besten bedden”
na met nog beddengoed en servetten.
Dr Paul de Ridder besluit: “Of Everard Bruegel, blijkbaar van
Bruegel zelf afkomstig, die sinds 1530 in de kooromgang van
Sint-Goedele rust, een grootoom is van Pieter Bruegel de Oude,
die sedert 1569 in Brussel begraven ligt, kan althans in de
huidige stand van onze kennis, niet met zekerheid worden
uitgemaakt.
Te Brussel is Everard niet de enige Bruegel die er zich tijdens
de 16de eeuw vestigde. Dat was ook het geval met een naamgenoot
van de schilder, nl. Pieter van Bruegel, geneesheer en
hoogleraar te Leuven. Geboren te ’s Hertogenbosch rond 1520,
stierf hij te Leuven op 22 mei 1577 maar verbleef doorgaans in
de kringen van het Hof te Brussel. Evenals de schilder behoorde
hij tevens tot de bekendenkring van Abraham Ortelius.
Naast hem was er ook Willem van Bruegel, raadsheer bij de Raad
van Brabant. Geboren te Oirschot in 1538, overleed hij op 9 juni
1605; hij ligt eveneens in de St.-Goedelekerk
begraven.
Merkwaardig is hoe deze drie uit Noord-Brabant afkomstige
figuren te Brussel naam en faam hebben gehad en met renaissance
en humanisme waren vertrouwd. Hun eventuele familiale banden met
Pieter de Oude verdienen een ander onderzoek”.
Dr De Ridder voegde er een noot aan toe: “Uit de nauwkeurige
geografische omschrijving vermeld in deze archiefstukken blijkt
dat de hier bedoelde gemeente Breugel gelegen is in
Noord-Brabant tussen Sint-Oedenrode en Nuenen. In deze gemeente
Breugel ligt ook het beemdencomplex “De Leet”. Het gehucht
“Wolfswinkel” ligt in de gemeente Son. De gemeenten Son en
Breugel vormen tegenwoordig één gemeente. Wij danken deze
gegevens aan A.D. Kakebeeke, adjunct-archivaris van Eindhoven.”
Even ter verduidelijking : in het testament van Everard komt wel
de schrijfwijze Bruegel voor, terwijl Dr De Ridder het in deze
noot over Breugel heeft, de huidige naam van de gemeente.
Dhr Joop Dijsselbloem-Visser van de Heemkundekring Son en
Breugel bevestigt het volgende :
“ De Leet was een klein stroompje in Breugel dat uitkwam in de
Dommel nabij de verbindingsbrug tussen Son en Breugel. De naam
is ook een toponiem voor dat gebied.
De naam Breugel is in vroeger eeuwen op veel verschillende
manieren geschreven, zoals Breugel, Breughel, Bruegel, Brueghel,
Brogel, Brögel, alle ook nog soms met een e erachter. Er waren
in die tijd geen vaste spellingsregels; men schreef naar eigen
inzicht, zoals men het hoorde.”
Uit dit alles komt duidelijk naar voor dat
1) er weinig personen hier de naam Bruegel hebben gedragen;
2) dat de weinigen met die naam alle afkomstig waren uit het
Nederlandse Noord-Brabant.
Men mag dus (met bijna zekerheid) besluiten dat de familienaam
“Bruegel” van schilder Pieter de Oude wel degelijk verwijst naar
zijn geboortedorp met die naam in Noord-Brabant.
Sommige kunsthistorici hebben een probleempje met het feit dat
Pieter de Oude als “meester”
in het St. Lucasgilde van Antwerpen werd opgenomen met de naam
“Peeter Brueghels”. Die uitgangs-s zou volgens hen een
genitiefvorm zijn en dus betekenen “zoon van Brueghel”. Of deze
discussie nu echt zinvol is ? De schrijfwijzen in die tijd
stonden helemaal niet vast. Een klein foutje kan gemakkelijk
gemaakt zijn. Een sterk staaltje ervan levert de inschrijving in
het huwelijksregister van Pieter : in 1563 trouwden “Peeter
brùgel en Mayken cocks” ! In beide familienamen werd een grove
fout gemaakt…
Maar zelfs indien. Indien de betekenis is “zoon van Brueghel”,
dan blijft het feit dat Pieter de Oude consequent de naam
Brueg(h)el heeft gebruikt en dat hij in vele geschriften uit die
tijd met die naam werd vernoemd.
JFWIJZE “BRUEGEL”
In de St. Lucasgilde werd Bruegel in 1551 als meester opgenomen
onder de naam “Peeter Brueghels” (met “s” achteraan).
Sommigen aanzien die “s” als een genitiefvorm : verwijzend
hetzij naar de plaats van afkomst (zoal F. Crucy) hetzij naar de
naam van de vader (Marijnissen).
Beide veronderstellingen lijken hoogst onwaarschijnlijk.
Vooreerst omdat Bruegel zelf (of zijn zonen) nooit de “s” hebben
hernomen. Maar ook omdat in geen enkel document die naam met “s”
voorkomt. Niet bij Van Mander.
In een document van 1566 (stadsarchief Antwerpen) is sprake van
“sesthien stucken van Bruegel”.
L. Guicciardini publiceerde in 1567 een beschrijving van de
Nederlanden en G. Vasari beschreef in 1568 de meest illustere
kunstenaars uit de Nederlanden. Beide werken verschenen tijdens
Bruegels leven; in beide wordt de naam “Bruegel” gebruikt.
In 1572 verscheen een gedicht van Lampsonius over “Petro
Bruegel, pictori…”
ZIE OOK BOVEN
Itterbeek, 5 april 2013; toevoeging 10 april 2013.
Albrecht de Schrijver, coördinator van het
“openlucht-Bruegelmuseum” te Dilbeek
1. In
“Jaarboek van
het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten te Antwerpen”,
1981, p. 7 - 16.
2. In “Geschiedenis
van Brabant, van het hertogdom tot heden” , 2011, p. 376