Joachim Krause, Onbekende erfenis (Fremde Eltern). 544 pagina's. Uitgeverij: Meulenhoff. ISBN: 9789029092548. 29,99 euro. Als e-book 15,99 euro.
.


 

Onbekende erfenis

Leerlingen van 3 havo bekijken verkiezingsposters van de NSDAP uit de jaren dertig. De leraar stelt vragen. 'Wat is de boodschap van deze verkiezingsposter? Op welke doelgroep was deze poster gericht?' De leerlingen bestuderen de posters en overleggen met elkaar. 'Dat is echt dom', roept een meisje, 'Wie trapt daar nou in?' De docent geeft een aantal verklaringen, de economische malaise, een falende regering, de vernedering van de Eerste Wereldoorlog en de angst voor het communisme.' Maar de leerling laat zich niet overtuigen. 'Ik vind het nog steeds debiel'. 

Onbekende erfenis

De reactie van dit meisje maakt duidelijk hoe moeilijk het vaak is om je te verplaatsen in het denken en doen van mensen in het verleden. We zijn maar al te gauw geneigd om hun gedrag te beoordelen (en vaak te veroordelen) met de kennis die wij hebben over het vervolg en op basis van onze eigen normen en waarden. Dit geldt zeker ook voor een periode waarin zulke verschrikkelijke zaken hebben plaatsgevonden als in de tijd van het nationaalsocialisme.

 

Joachim Krause, de bezorger van de uitgebreide briefwisseling uit de nazitijd tussen zijn vader Christian, diens broer Helmut en zijn moeder Margarethe en fragmenten uit hun dagboeken, zou zich zeker herkennen in de reactie van deze scholiere. Het beeld dat hij op basis van deze briefwisseling van zijn ouders krijgt  strookt totaal niet met het beeld dat hij gedurende zijn leven van hen heeft gekregen. Hij was verbijsterd over wat hij las. Hij kende een heel andere Christian en Margarete dan de personen zoals die in de brieven naar voren komen. Waren zijn ouders die hun kinderen niet toestonden lid te worden van de Junge Pioniere en de Freie Deutsche Jugend werkelijk dezelfde mensen als de jonge studenten die in de jaren 1933-1945 zo heilig geloofden in het nationaalsocialisme? Was deze Christian echt dezelfde persoon als degene die in de DDR-tijd weigerde te stemmen, omdat er in feite niets te kiezen viel? Hoe was het mogelijk dat het meisje dat heilig geloofde in Hitler na de oorlog in de DDR wel ging stemmen, maar dit, in tegenstelling tot de meeste anderen in hun dorp, wel in een stemhokje deed en niet openlijk?


Na lezing van alle documenten vraagt Joachim Krause zich dan ook, net als de havoleerling, af: ’Hoe was het mogelijk dat jonge mensen uit keurige middenklassengezinnen en met een gedegen (school)opleiding in een paar jaar tijd zo ‘gelijkgeschakeld’ werden?’ Deze verwondering zie je terug in de oorspronkelijke (Duitse) titel van het boek Fremde Eltern.


Zijn reactie is begrijpelijk. Het kan niet anders dan een grote schok zijn als je geconfronteerd wordt met opvattingen van je ouders waarvoor je je als kind van het naoorlogse Duitsland slechts diep kunt schamen.

 

 Onbekende erfenis, zoals de Nederlandse titel van het boek luidt, is een belangrijk boek, juist omdat het inzicht geeft in motieven van mensen om mee te gaan in de plannen die Hitler met Duitsland en Europa had.


Historicus Christoph Dieckman zegt in zijn nawoord bij het boek dat de hoofdpersonen geen ‘intellectuele grootheden, maar dweepzieke jongvolwassenen’ waren. Hiermee doet hij hen te kort. Helmut, maar zeker Christian en Margarete, waren goedopgeleide jongeren uit een milieu van leraren, predikanten en artsen, die onder de indruk waren van Hitler en diens ‘oplossingen’ voor de problemen waarmee Duitsland in het interbellum werd geconfronteerd.  Jongeren die, deels in weerwil van zichzelf, hun kritische houding lieten varen. Het is de taak van de historicus om de omstandigheden waarin dit mogelijk was zo goed mogelijk te reconstrueren. Dit boek biedt daarvoor belangrijk materiaal.

 

Opportunisme
Als Christian zich in 1933 ‘bekeert’ tot het nationaalsocialisme, doet hij dat in eerste instantie om opportunistische redenen: ‘In het Derde Rijk kan alleen de nationaalsocialist in het openbaar werkzaam zijn. Ik wil in het openbaar werken, daarom word ik nationaalsocialist. Tot nu toe was ik een Jungdeutsche Duitser, ook als nationaalsocialist zal ik Duitser zijn.’ Echt van harte gaat het echter niet. Als hij als theologiestudent mee moet doen aan een nationalistisch georiënteerd scholingskamp, schrijft hij aan zijn vader dat hij daar eigenlijk niet voor voelt. Zijn vader antwoordt: ‘Ze willen nagaan wie aan hun kant staat, op wie ze kunnen rekenen. De anderen komen op de zwarte lijst en zullen overal worden afgerekend op het feit dat ze zich afzijdig houden…. We kunnen niet tegen de stroom ingaan.’


Christian was zeker niet de enige die zich vanaf het aan de macht komen van Hitler in 1933 aanpaste aan de nieuwe wind die er in Duitsland waaide. Zelfs mensen die zich totaal niet door de nieuwe ideologie aangesproken voelden conformeerden zich aan het systeem. Op de dag dat het brengen van de Hitlergroet in 1934 op school verplicht wordt, komt een jong Duits meisje, Renate Schleicher, verontwaardigd thuis van school. Ze stormt haar huis binnen en kondigt aan dat ze absoluut weigert om "Heil Hitler!" te zeggen. Alleen God, vertelt ze aan haar zeer vrome ouders, heeft recht op een dergelijke eerbied (Het was in met name Zuid-Duitsland gebruikelijk "Grüß Gott" te zeggen in plaats van 'goede morgen' of 'goedendag'). Haar vader knikt begripvol als zijn dochter woedend en vastberaden verklaart dat ze God niet wil beledigen' door 'Heil Hitler' te zeggen en zegt dat ze 'oud genoeg is om haar eigen beslissingen te nemen.' Maar, voegt hij eraan toe 'je moet wel bereid zijn om te leven met de gevolgen van je beslissing. Als je weigert te zeggen 'Heil Hitler' dan kun je van school worden gestuurd en je zult zeker niet worden toegelaten tot de middelbare school. Dat betekent dat je niet naar de universiteit kunt om geneeskunde te studeren, wat op dat moment haar grootste wens is. De beslissing die je vandaag neemt zal je hele toekomst beïnvloeden, dus neem een wijze beslissing.' Het meisje gaat de volgende dag naar school en zegt ' Heil Hitler' net als alle andere leerlingen.


De vader van Renate, Rüdiger Schleicher, was nooit een aanhanger van het nationaalsocialisme, integendeel, zelfs al voor Hitler aan de macht kwam, had hij zich tegen hem verzet. Hij was getrouwd met Ursula Bonhoeffer, de zus van Dietrich Bonhoeffer en Renate werd later de vrouw van Eberhard Bethge, vriend en biograaf van Dietrich Bonhoeffer.


Het is eenvoudig om anno 2018 het gedrag van Renate en Christian Krause af te doen als karakterloos en opportunistisch. Maar zegt Helena Schrader, die onderzoek deed naar het verzet tegen Hitler en o.a. Renate Bethge-Schleicher interviewde: ‘het is te simpel om, als je niet onder een totalitair regime hebt geleefd, te denken dat het gemakkelijk is om verzet te bieden en te protesteren. We vergeten dat zelfs kleine daden van verzet grote gevolgen kunnen hebben.’

 

De gevolgen van Versailles

De Australische tekenaar Will Dyson realiseerde zich al in mei 1919 wat de gevolgen zouden kunnen zijn van de harde vredesvoorwaarden die de Duitsers in Versailles opgelegd kregen. Op een prent in de Daily Herald met de kop Vrede en toekomstig kanonnenvlees huilt een kind uit de lichting 1940 over de het Verdrag van Versailles.


De Duitsers voelden zich diep vernederd. Zij werden niet alleen als enigen schuldig verklaard aan de oorlog, maar de vredesvoorwaarden degradeerden de Duitsers, die zoals uit Onbekende erfenis duidelijk wordt, tot een derderangs mogendheid.  Als de Duitsers op 7 maart 1936 het gedemilitariseerde Rijnland binnentrekken, schrijft Christian dan ook in zijn dagboek: ‘De genade Gods die ons de Führer gaf, Wij beloven Hitler trouw tot in het graf! Op 7 maart 1936, de dag voor Heldengedenkdag, zien we voor het eerst na zeventien jaar weer Duitse soldaten naar hun posities aan de Rijn marcheren. De Führer heeft het bevel gegeven. Duitsland is vrij. Wij mensen zijn snel vergeetachtig en ondankbaar. Binnen drie jaar heeft Hitler ons de volledige vrijheid en daarmee onze eer teruggegeven.’

 

In verschillende brieven getuigt met name broer Helmut, die carriëre maakt als officier en die in 1941 het leven laat aan het front, van de grootsheid van Duitsland en zijn recht op lebensraum. In augustus 1939 schrijft Helmut aan zijn broer: ‘…dat de Duitse en Italiaanse lebensraum in deze vorm en omvang in de toekomst onmogelijk zo kan blijven, ziet zelfs een blinde. Het Duitse volk is het grootste ter wereld! De Duitse cultuur en wetenschap zijn de belangrijkste! De hele Europese cultuur is alleen ontstaan door het samengaan van het Germaanse en het Romeinse cultuurgebied. En juist deze twee volken wordt het recht ontzegd om te leven. Of wil je soms dat het Duitse volk wordt getroffen door een grote economische ineenstorting, waardoor alles aan de hongerdood en de bolsjewistische cultuur wordt uitgeleverd? Al eeuwenlang wordt het Duitse volk bedreigd door ongunstige grenzen (en het Italiaanse door zijn lange kust). De Duitsers struikelen over elkaars benen en kunnen – zoals de Joden over de hele wereld feitelijk aan het voorbereiden zijn – zo uitgehongerd worden. Het zou misdadig zijn hier werkloos te blijven toezien. Een tweede 1914 gaan we niet beleven! ’

In een brief aan Margarete gaat hij nog een stap verder: ‘‘Wij Duitsers hebben bewezen dat we het creatiefste volk op aarde zijn. We hebben de grootste denkers en dichters voortgebracht. We hebben in de cultuur, vooral in de kunst, ongelooflijke dingen voortgebracht. Welk volk kan bogen op zulke muziek, zulke beelden en architectuur? We hebben de techniek ongelooflijk ver ontwikkeld. We zijn het organisatorisch meest begaafde volk ter wereld. Geen volk ter wereld is voor creatieve waarden zo ontvankelijk als het Duitse.’


Nationaalsocialisme en het christendom
Christian studeert theologie en raakt er steeds meer van overtuigd dat hij als predikant werkzaam wil zijn. Zonder zijn geloof in het nationaalsocialisme af te zweren vraagt hij zich in de loop der jaren af hoe het nationaalsocialisme zich verhoudt tot het christendom. Hij wordt lid van de Bekennende Kirche, die in 1933 werd opgericht als ondergrondse beweging in reactie op de gedwongen fusie van de Duitse protestantse kerken tot Deutsche Reichskirche. Anders dan bijvoorbeeld iemand als Martin Niemöller die zich lange tijd ook aangetrokken voelde tot het nationaalsocialisme, meent Christian dat beide mogelijk nog wel met elkaar te verenigen zijn. In 1936 schrijft hij in zijn dagboek: ‘Ik ben definitief toegetreden tot de NSDStB (De nationaalsocialistische studentenbond). Ik heb een week lang in tweestrijd gestaan en weet nog steeds niet zeker of ik de juiste beslissing heb genomen. Ik denk te zien dat de NSDStB het christendom systematisch tegenwerkt. Maar ik zie ook dat ze aan de universiteit het voortbestaan van het Derde Rijk, dat ons voor het bolsjewisme heeft behoed, willen garanderen’(95).


Hoewel Christian het nationaalsocialisme nooit volledig heeft afgezworen lijkt hij in de loop van de oorlog, met name als de Duitsers vanaf 1943 aan het verliezen zijn, steeds minder overtuigd te zijn van de juistheid van het idee dat de Duitsers recht hebben op het heersen over Europa. En tegen het einde van de oorlog krijgt hij steeds meer oog voor wat de Duitsers andere volken hebben aangedaan. In december 1944 schrijft hij: ‘Moeten we ons erover verbazen als wij Duitsers straks na een verloren oorlog in arbeidsbataljons naar Rusland worden afgevoerd terwijl wij precies hetzelfde met de volken in het oosten hebben gedaan? Ik kijk er allerminst naar uit om misschien met een ‘D’ op de borst als teken van minderwaardigheid een tijd of zelfs levenslang voor herstelbetalingen te moeten werken. Maar ik zou het wel begrijpen… (Maar) we moeten onze fouten tenslotte inzien om ze goed te kunnen maken. We mogen niet alles met de mantel van welwillendheid bedekken. Onrecht moeten we onrecht noemen zodat het beëindigd kan worden.’

 

Margarete bleef, tot het voor haar letterlijk bittere einde toe, geloven in het nationaalsocialisme. Nog in mei 1945 schrijft ze: ‘De ideeën van de Führer waren groot en goed, zijn bedoelingen waren rein, ook al raakte hij soms van zijn weg af en trad hij te hard, onverbiddelijk en afwijzend op tegen bezwaren van anderen. Met alles wat we nu over de concentratiekampen te horen krijgen en wat er verder nog vermolmd en rot was in ons volk, heeft hij niets gemeen, net als de grote meerderheid van ons volk.’


Joachim Krause herkende zijn ouders niet in de personen zoals die zich in de briefwisseling aan hem toonden. Omdat hij pas na hun dood kennis nam van de inhoud kreeg hij niet meer de kans om zijn ouders te vragen ‘hoe ze tot inkeer kwamen van hun enorme vergissing en in hoeverre ze zich medeschuldig hebben gevoeld aan het functioneren van het systeem’. Dat is jammer, maar wat het boek duidelijk maakt is hoe belangrijk het is dat wij leerlingen onderrichten in het belang van een waarde als vrijheid van meningsuiting, maar misschien meer nog dat wij hen opleiden tot weerbare, kritische mensen in een open democratische samenleving.


Albert van der Kaap, juni 2018

 

Referenties

Schrader, H.P. (2009) Dietrich Bonhoefer’s Niece: Renate Bethge.

Simonsz, C. (2009). Huydecoper onder de loep. Standplaatsgebondenheid onder de loep.