Sandra Langereis. De Woordenaar. Christoffel Plantijn: ’s werelds grootste drukker en uitgever. Amsterdam, 2014, Balans, 399 p., 29,95 euro.

Christoffel Plantijn

Tijdgenoten bewonderden de uitgever als een beroemdheid. In zijn geavanceerde drukkerij in Antwerpen drukte hij de meest hoogstaande werken en de hoogste oplages. Iedereen die zich belangrijk vond, wilde door hem worden uitgegeven.

De Woordenaar: Christoffel Plantijn

Filips II was zijn klant en tegelijk zijn mecenas. Maar de godsdiensttroebelen van zijn tijd drukten een grote stempel op Plantijn en zijn bedrijf De Gulden Passer. De woordenaar van de Nederlandse historica Sandra Langereis is een prachtig geschreven portret van deze bijzondere man, maar ook van de tijd waarin hij leefde en van de stad Antwerpen in de zestiende eeuw. Het is het zesde deel in de reeks Sleutelfiguren van het Prins Bernhard Cultuurfonds.


Plantijn was een typische selfmade man. Van bescheiden afkomst en opgegroeid in Frankrijk, kwam hij zich in 1550 in Antwerpen vestigen als boekbinder en verwierf er de status van poorter. In 1545 was hij getrouwd, van zijn vele kinderen bereikten vijf dochters de volwassen leeftijd. Ze hebben allen gewerkt in de zaak van hun vader. Eerst verdiende die de kost in de luxe-nijverheid, zoals de productie en de verkoop van kant. Hij was trouwens boekbinder van opleiding en geen drukker. In 1555 verscheen echter een etiquetteboekje voor aristocratische jongedames met als opschrift ‘imprimerie Chr. Plantain’, de eerste vermelding van zijn naam als drukker. De Gulden Passer is gevestigd geweest op verschillende plaatsen in de stad en telde tot 22 drukpersen.


Plantijn verdiende veel geld aan het drukken van populaire uitgaven zoals almanakken en volksbijbels. Met de opbrengst hiervan kon hij peperdure, verlieslatende maar zeer belangrijke wetenschappelijke projecten financieren. Hierdoor had hij een groot aandeel in de verspreiding van kennis tijdens de tweede heft van de zestiende eeuw. De Biblia Polyglotta was een Bijbeleditie door Plantijn gedrukt tussen 1568 en 1572 in opdracht van koning Filips II. Het meerdelige boek bevat een synoptische weergave van de katholieke Bijbel in vijf talen: het Grieks, Latijn, Aramees, Syrisch en Hebreeuws. Het bijzondere van het werk is niet alleen de meertalige vertaling, maar ook de weergave van de verschillende lettertypes van elk van deze talen. Van de Biblia werden 1.100 exemplaren gedrukt. Omwille van Filips’ mecenaat staat het opus ook bekend als Biblia Regia (Koningsbijbel). In 1574 verscheen het Dictionarium Teutonico Latinum van Plantijns medewerker Kiliaan (1528-1607). Kiliaans taal was het Brabants, maar hij nam ook woorden uit Vlaanderen, Friesland en Holland op. Door vergelijking met Engelse, Hoogduitse, Franse en Spaanse woorden trachtte hij de oorspronkelijke betekenis van de Nederlandse woorden te achterhalen. Kiliaan en Plantijn nemen met deze uitgave een zeer belangrijke plaats in op de overgang van het Middelnederlands naar het Nederduits, de toenmalige benaming van het Nederlands. Hun dictionarium is de basis van alle latere woordenboeken in het Nederlands. Ook gaf Plantijn bijvoorbeeld de anatomische studies uit van Vesalius en werken van de humanist Justus Lipsius.


De godsdiensttroebelen en de bijzondere relatie met Filips II zorgden echter voor extreme hoogten en laagten in Plantijns leven en werk. In 1556 drukte Plantijn een lofdicht op Filips II dat bewaard bleef in het Escorial in Madrid. Na de Beeldenstorm van 1566 koos hij de kant van de Spanjaarden: zo drukte hij officiële plakkaten voor Alva en een index van verboden boeken. Het concilie van Trente bepaalde dat alle kerken een volwaardige liturgische bijbel moesten hebben. Als gevolg daarvan was 1574 het productiefste jaar ooit voor Plantijn. Maar vanaf de herfst van 1575 deden nieuwe onlusten die opbloei stilvallen. In 1576 teisterde de Spaanse Furie Antwerpen: 'De Gulden Passer' ging in vlammen op. Maar na een nieuwe religievrede veerde Plantijn andermaal op. Antwerpen was nu een calvinistische stadsstaat en Willem van Oranje bezocht de drukkerij. Maar die vrede hield maar drie jaar stand. Tijdens een nieuwe Spaanse belegering daalde het inwonersaantal van Antwerpen tot 40.000. Plantijn wendde zich weer tot Filips II en mocht zich opnieuw 'Imprimateur du Roy' noemen. Later vestigde hij zich nog korte tijd in Leiden, maar keerde daarna terug naar Antwerpen. In 1589 overleed Plantijn in de Scheldestad, zijn schoonzoon Jan Moretus zou zijn zaak verderzetten.


Dit alles doet Sandra Langereis op een ongemeen boeiende en genuanceerde manier uit de doeken. Ze baseert zich daarvoor op de vele bronnen en de overvloedige literatuur. Ze heeft die literatuur aan een kritisch onderzoek onderworpen en weerlegt bijvoorbeeld de steeds weerkerende stelling dat Plantijn lid was en geld kreeg van het als ketters beschouwde genootschap Huis der Liefde. In deze biografie komt Plantijn naar voren als een katholiek die niets liever wilde dan vrede en tolerantie, hoewel hij zeker ook calvinistisch getint werk heeft gedrukt en daardoor in nauwe schoentjes is gekomen. Het boek is redelijk beknopt gehouden, hoewel de synthese hier en daar toch beter had gekund. Ook de structuur was wellicht voor verbetering vatbaar geweest: de chronologische lijn wordt lang niet altijd gevolgd, wat soms voor een verbrokkeld relaas zorgt. Deze kleine minpunten beletten niet dat we De woordenaar een absolute aanrader vinden en dat het werk een opener is naar de boeiende wereld van de geschiedenis van het boek.

Sam Van Clemen, februari 2015

 

Meer over Plantijn

.
Christoffel Plantijn (1520-1589) was en is een fenomeen in de wereld van het boek. Plantijn kwam op deze site reeds eerder in de schijnwerpers, zie
Columbus achterna: een wereld van papier in het kielzog van de conquistadores
Aldersey-Williams, H. (2013). Anatomie. De ontdekking van het menselijk lichaam in het volgende fragment:
‘Vesalius beklaagde zich in brieven herhaaldelijk over de talrijke piraatuitgaven die her en der opdoken, vaak met erbarmelijke kwaliteit van drukwerk en minderwaardige illustraties.

De reputatie van de later wereldberoemde Antwerpse drukker Christoffel Plantin werd voorgoed gevestigd door de meest befaamde plagiaateditie, de Vivae imagines partium corporis humani (‘Levendige afbeeldingen van delen van het menselijk lichaam’) door Johannes Valverde in 1566. Die wordt beschouwd als een keerpunt in de geschiedenis van de boekillustratie omdat hij hiervoor prachtige burijngravures op koperplaat gebruikte, in plaats van houtsneden zoals Vesalius.
Kopergravure is namelijk veel duurder dan houtsnede, maar laat meer gedetailleerde tekeningen en grotere oplagen toe. In tegenstelling tot houtsneden kunnen zij niet in het gewone druksel opgenomen, maar moeten afzonderlijk op een speciale pers afgedrukt.’