artikelen over geschiedenis didactiek

Prehistorie

De prehistorie is de tijd waarover we geen geschreven bronnen hebben. Met die opmerking beginnen docenten vaak hun les(sen) over de prehistorie, om er vervolgens meteen aan toe te voegen dat we dus alleen maar materiële bronnen hebben. Maar over de consequenties hiervan voor onze kennis over deze periode wordt veel minder gesproken. En dat is jammer. Waarom?

Bronnen over de prehistorie

De mammoetjacht

Het behandelen van de prehistorie is een prachtige gelegenheid om te beginnen om met leerlingen te gaan werken aan historisch denken redeneren, meer in het bijzonder aan het werken met bronnen en historische empathie.(zie over historisch denken en rederen het artikel van Van Boxtel en Van Drie, 2007).

Een aantal jaren geleden waren, zowel onder volwassenen als onder leesgrage leerlingen de boeken van Jean Auel over Ayla een prehistorisch meisje zeer populair. Hoewel de schrijfster veel onderzoek heeft gedaan voor zij begon met schrijven kan men zich afvragen in hoeverre de beschrijving gebaseerd is op bronnen. Een vraag die je uiteraard bij elke historische roman kunt stellen, maar geldt, bij gebrek aan geschreven bronnen, zeker voor boeken die de prehistorie tot onderwerp hebben.

Op Histoforum staat een beschrijving van een prehistorische mammoetjacht, die is ontleend aan het boek 'de stam van de Holebeer' van Jane Auel. Bij deze beschrijving hoort een opdracht waarin van leerlingen wordt gevraagd van een aantal passages te zeggen of deze gebaseerd kunnen zijn op materiële bronnen of zijn ontsproten aan de fantasie van de schrijfster.

 


Als leerlingen de opdracht goed maken zullen ze tot de conclusie komen dat zeer veel informatie in de beschrijving niet afkomstig kan zijn uit prehistorische vondsten. Maar betekent dat dan ook automatisch dat het om pure fantasie van de schrijver gaat?

Deze vraag kan aanleiding zijn om met leerlingen te praten over een andere manier van bewijsvoering, de historische analogie. Veel uitspraken over de leefwijze van prehistorische volken zijn ontleend aan de leefwijze van volken die nog tot diep in de twintigste eeuw in prehistorische omstandigheden leefden. Dit geldt bijvoorbeeld voor uitspraken over de taakverdeling tussen mannen en vrouwen.

Voor initiatieriten, zoals beschreven in de tekst over de mammoetjacht, zijn er talrijke historische voorbeelden. Bijvoorbeeld uit het Griekse Sparta. Tijdens de Krypteia, het verbergingsritueel, moesten jonge Spartanen die op het punt stonden in de gelederen van de volwassen te worden opgenomen. hun kwaliteiten tonen. Gewapend met een dolk gingen ze op stap om alle heloten die ze op hun nachtelijke speurtocht tegenkwamen te doden. Pas dan hadden ze bewezen echte mannen te zijn. (Fik Meijer, 2007)

Een ander voorbeeld is afkomstig uit Papoea Nieuw-Guinea. In het oostelijk deel van de hooglanden van Papoea Nieuw-Guinea vinden de meest pijnlijke, bloedige en ingrijpende beproevingen plaats die ooit beschreven zijn in de etnografische literatuur. Bijvoorbeeld bij de Sambia, een volk van enkele duizenden Papoea’s die verspreid leven in gehuchten. Bij de Sambia bestaat de collectieve initiatie van jongens voornamelijk uit het stoten van een stokje in de neusgaten tot bloedens toe. De eerste vraag is natuurlijk: waarom de neus? De neus is één van de lichaamopeningen waardoor vrouwelijke stoffen en eigenschappen het mannelijk lichaam binnendringen. Door middel van de neusbloedingen bannen mannen deze ongewenste substantie uit. Bij de Awa, een andere Papoea-gemeenschap in de hooglanden, zijn de beproevingen waaraan jongens onderworpen worden nog zwaarder dan bij de Sambia. Naast neusbloedingen zijn er afranselingen, het schroeien van de huid, onthouding van voedsel en drank, het opwekken van braken, en in hevigheid toenemende besnijdenissen van de penis. De inheemse duiding van de betekenis van de meer dan Spartaanse ontberingen geeft natuurlijk geen bevredigend antwoord op de vraag waarom er zoveel pijn wordt toegediend.

In de literatuur wordt een verband verondersteld tussen pre-industriële oorlogvoering en zware inwijdingsriten voor jongens. Waar intertribale oorlogvoering intens en frequent is, kan men verwachten dat jongens hevige beproevingen dienen te ondergaan om hun mannelijkheid te testen en om hen door middel van schokkende ervaringen ertoe te bewegen de sociale plichten van volwassenheid op zich nemen. Dit soort verklaringen zien voorbij aan het kardinale gegeven dat in de initiatie bovenal identiteit wordt gesmeed. Pijn is hierbij een belangrijk instrument. Niet alleen wordt er tussen mannen en vrouwen een categorisch onderscheid aangebracht, maar ook tussen twee soorten mannen: de onvolwassen jongens, die nog thuis horen in de vrouwenwereld, en de volwassen mannen, die een politieke en militaire rol mogen vervullen. Bovendien brengen de volwassenwordingsriten de etnische identiteit van de tribale gemeenschap tot uitdrukking. Deze riten versterken de gevoelens dat men anders én beter is dan de buurvolken.

 

Historische empathie

 

Misschien wel een van de belangrijkste, maar ook moeilijkste, historische vaardigheden is historische empathie, ook wel standplaatsgebondenheid en multiperspectiviteit genoemd. De beschrijving van de mammoetjacht biedt een mooie aanleiding voor een eerste kennismaking met deze vaardigheid. Discussieer bijvoorbeeld met leerlingen over de stelling: 'De mammoetjagers hadden geen vrouwtjes mammoet mogen doden omdat zij wisten dat deze drachtig was!'
In dit gesprek moet het niet zozeer gaan over de vraag of je drachtige dieren zou mogen doden, maar over de vraag of mensen in verschillende tijden en op verschillende plaatsen dezelfde of verschillende normen en waarden hebben. Vervolgens is het natuurlijk interessant te bespreken welke gevolgen dit moet hebben voor goed historisch denken en redeneren.

Een prehistorische schoen

Tot  2008 was de schoen van Ötzi, the Iceman (ongeveer 3365–3118), de oudste leren schoen ter wereld.

 

 

In 2008 echter werd  in een grot in Armenië een nog oudere schoen gevonden. Deze schoen, een rechter schoen, is zo'n 5500 jaar oud en is 24,5 centimeter lang. Dat is maat 37.

 

 

Volgens Ron Pinhasi van University College in het Ierse Cork, een van de onderzoekers,  weten we niet of het om een mannenschoen of een vrouwenschoen gaat. Dat lijkt op het eerste gezicht merkwaardig, want het gaat om een maatje 37. Dan moet het toch wel om een schoen van een vrouw gaan. Leerlingen die kennis hebben van schoenmaten zullen waarschijnlijk snel deze conclusie trekken. Juist daarom leent zich deze schoen goed voor  voor een gesprek met hen over de vraag: Waarom is het, denk je, zo moeilijk te bepalen of het om een mannen- of vrouwenschoen gaat? Een modern referentiekader kan het op juiste wijze trekken van conclusies met betrekking tot het verleden in de weg staan. Het is goed als leerlingen al vroeg leren dat zij voorzichtig moeten zijn met het trekken van conclusies en niet te snel iets voor waar moeten aannemen. (zie dit hilarische voorbeeld). Naar aanleiding van de vondst van deze schoen kun je leerlingen bijvoorbeeld vragen te beredeneren of de volgende stelling juist of onjuist is: 'De in Armenië gevonden schoen is de oudste schoen ooit door een mens gedragen.'

 

Veenlijken

Het gebruik van (prehistorische) bronnen en het trekken van conclusies staat ook centraal in opdrachten over veenlijken (tweede fase) en de Tollundman (brugklas). In de Tollundman moeten leerlingen aan de hand van een beperkt aantal bronnen nauwkeurig en overtuigend uitleggen  waarom en hoe de Tollund man, volgens hen, aan zijn eind is gekomen.

 

 

De opdracht veenlijken stelt veel hogere eisen aan de leerlingen. Leerlingen schrijven een essay waarin zij, aan de hand van tamelijk gedetailleerde aanwijzingen, ontleend aan het eerder genoemde artikel van Van Boxtel en Van Drie, een verklaring geven voor de dood van een aantal prehistorische personen, wier lijk in veengebieden is gevonden.

In deze opdracht gaat het om motieven van mensen. Motieven die leerlingen alleen kunnen begrijpen als zij de vraag beantwoorden door uit te gaan van en rekening te houden met (opvattingen in) de prehistorische samenleving. Dit betekent dat het in deze opdracht niet alleen gaat om bruikbaarheid, betrouwbaarheid en representativiteit van bronnen, maar ook om historische empathie.

Bij het schrijven moeten zij rekening houden met tijd en ruimte, dat wil zeggen dat gebruik moeten maken van hun kennis kennis over de prehistorie en, zonodig, ook gebruik moeten maken van een historische atlas. Zij moeten zichzelf vragen stellen als:
*  Hoe leefden mensen in de late prehistorie?
*  Waar woonden de mensen die gedood zijn.
*  Werden ze in dezelfde tijd gedood?
*  Mag je de verschillende gevallen met elkaar vergelijken?

Referenties

 

- Drie, J. van & Boxtel, C. van (2007), Historical Reasoning: Towards a Framework for Analyzing Students' Reasoning about the Past, in Educational Psychology Review, november 2007.
- Driessen, H. (2007) Pijn en cultuur. Amsterdam: Wereldbibliotheek

- Kaap, A. van der (2012). Historische empathie.

- Kaap, A. van der (2012). Bruikbaarheid van bronnen

- Meijer, F. (2007) De oudheid is nog niet voorbij, Athenaeum - Polak & Van Gennep, Amsterdam, blz. 112

- Pinhasi R, Gasparian B, Areshian G, Zardaryan D, Smith A, et al. (2010) First Direct Evidence of Chalcolithic Footwear from the Near Eastern Highlands. PLoS ONE 5(6): e10984. doi:10.1371/journal.pone.0010984

Lesmateriaal

De Mammoetjacht, gebaseerd op een fragment uit 'De stam van de holebeer' van Jean Auel.

Een prehistorische schoen

De Tollundman

Veenlijken