Histoforum Examen

Examen

Veel gestelde vragen en antwoorden over het centraal examen.



 

Vragen en antwoorden over het centraal examen

1. Waarover gaat het centraal examen vanaf 2015?
2. Wat is de functie van de syllabus?
3. Wat is een historische context?
4. Worden op het centraal examen ook vragen gesteld over andere voorbeelden dan die welke in de historische contexten worden beschreven?
5. Waaruit bestaat het verschil tussen havo en vwo in het examenprogramma?
6. Hoe is de verhouding tussen het aantal te behalen punten op het ce voor de wel- en niet-gespecificeerde kenmerkende aspecten?
7. Waaruit bestaat het verschil tussen havo en vwo op het centraal examen?
8. Moeten leerlingen alle jaartallen, genoemd in de historische contexten, kennen?
9. Waarin verschillen examenvragen uit de pilots van vragen over de historische contexten?
10. Waar vind ik voorbeeld toetsvragen?
11. Waar vind ik de examens van dit jaar?
12. Waar vind ik de examens van de afgelopen jaren?
13. Waar vind ik de meest recente informatie over de komende examens?
14. Wat wordt (bij geschiedenis havo en vwo) verstaan onder een bron?
15. Waarom staat de exacte bronvermelding vaak niet bij de bron in het bronnenboekje?
16. Staan de vragen altijd in chronologische volgorde?

17. Hoe strikt moet ik omgaan met het correctievoorschrift?
18. Soms zijn punten in het correctievoorschrift niet uitgesplitst. Staan de regels 3.2 en 3.6 van het algemene correctievoorschrift dan niet haaks op elkaar?
19. Zijn er nog meer algemene voorschriften die extra aandacht vragen van geschiedenisdocenten?
20. Hoe is de verhouding tussen eerste en tweede corrector geregeld en wat moeten zij doen als zij het oneens zijn over de beoordeling?
21. Hoeveel tijd kan ik claimen voor de correctie van de examens?
22. Wat is de status van het verslag van centrale regio-overleg, de regiobijeenkomsten en het forum op de website van de VGN www.vgnkleio.nl?
23. Wat zijn de verschillen tussen vragen over niet-gespecificeerde kenmerkende aspecten en kenmerkende aspecten die van een context en voorbeelden zijn voorzien?
24. Worden de historische contexten geregeld vervangen?
25.
Moeten de leerlingen de kenmerkende aspecten letterlijk kunnen weergeven?

26. Vanaf wanneer is de verlichting van het examenprogramma havo van kracht?

1. Waarover gaat het centraal examen vanaf 2015?

Het centraal examen heeft vanaf 2015 betrekking op historische vaardigheden (domein A) en op oriëntatiekennis (domein B). Voor elk van de 49 kenmerkende aspecten van de tien tijdvakken geldt dat de leerling ´een passend voorbeeld´ moet kunnen geven ´van een gebeurtenis, ontwikkeling, verschijnsel of handeling dan wel een gedachtegang van een persoon en vervolgens dit voorbeeld moet kunnen gebruiken om het betreffende aspect te verduidelijken´. Voor een aantal kenmerkende aspecten is echter, in een aantal historische contexten, voorgeschreven welke voorbeelden de leerlingen moeten kennen.
Bron: Examenblad

 

Terug

 

2. Wat is de functie van de syllabus?

Het College voor Examens (CvE) geeft in een syllabus, die in beginsel jaarlijks verschijnt, een toelichting op het CE-deel van het examenprogramma. Behalve een beschrijving van de exameneisen voor een centraal examen kan de syllabus verdere informatie over het centraal examen bevatten, bijvoorbeeld over een of meer van de volgende onderwerpen: specificaties van examenstof, begrippenlijsten, bekend veronderstelde onderdelen van domeinen of exameneenheden die verplicht zijn op het schoolexamen, bekend veronderstelde voorkennis uit de onderbouw, bijzondere vormen van examinering (zoals computerexamens), voorbeeldopgaven, toelichting op de vraagstelling, toegestane hulpmiddelen.

De functie van de syllabus is een leraar in staat te stellen zich een goed beeld te vormen van wat in het centraal examen wel en niet gevraagd kan worden.

 

Terug

3. Wat is een historische context?

In de syllabus voor 2015 worden voor een aantal kenmerkende aspecten de voorbeelden van een gebeurtenis, ontwikkeling, etc. niet overgelaten aan de individuele leerling, maar worden ze aangewezen. Deze voorbeelden worden beschreven in zogenaamde historische contexten. Elke historische context bevat de volgende onderdelen:

Leidende vragen
Elke historische context is voorzien van drie of vier vragen, passend bij de kenmerkende aspecten. De vraag geeft aan vanuit welke invalshoek de geschreven tekst en de daarna genoemde voorbeelden door de kandidaten gekend moeten worden.

Een beschrijvende tekst
Bij elke vraag hoort een beschrijvende tekst waarvan de inhoud gekend dient te worden door de kandidaten. In deze tekst worden op hoofdlijnen de relevante historische ontwikkelingen, personen en begrippen genoemd met behulp waarvan de kandidaten de vraag moeten kunnen beantwoorden. Jaartallen die in de beschrijvende tekst genoemd worden, kunnen beschouwd worden als historische keerpunten en moeten door de kandidaten gekend worden.

Voorbeelden
Onder elke beschrijvende tekst worden voorbeelden genoemd die passen bij één of meer kenmerkende aspecten. Deze voorbeelden zijn illustraties van wat in het tekst beschreven staat en moeten door de kandidaten gekend worden. De jaartallen bij de voorbeelden hoeven niet gekend te worden.
Bron: Syllabus voor het centraal examen

 

Terug

4. Worden op het centraal examen ook vragen gesteld over andere voorbeelden dan die welke in de historische contexten worden beschreven?

Om het karakter van de oriëntatiekennis te garanderen, moeten leerlingen alle kenmerkende aspecten ook op een algemener niveau kunnen herkennen en uitleggen, dus ook in nieuwe contexten en aan de hand van onbekende voorbeelden.
Bron: Syllabus voor het centraal examen

 

Terug

5. Waaruit bestaat het verschil tussen havo en vwo in het examenprogramma?

Vwo-leerlingen moeten in de domeinen A en B een aantal vaardigheden van meer reflectieve aard beheersen die de havokandidaten niet hoeven te beheersen (zie eindtermen 1, 3, 4, 5 en 8, de cursief gedrukte gedeelten). Daarnaast moeten vwo-leerlingen met betrekking tot eindterm 8, die gaat over de algemene kennis van tijdvakken en over de betekenis van die kennis van tijdvakken voor het heden, naast de eisen die gelden voor havokandidaten: uitleggen dat de betekenis die aan tijdvakken wordt toegekend mede afhangt van de tijd, plaats en omstandigheden waarin mensen zich met het verleden bezighouden. Dat houdt in dat vwo-kandidaten zich moeten realiseren dat de betekenis van tijdvakken voor het heden niet voor eens en voor altijd vaststaat, maar dat die kan veranderen afhankelijk van de positie van waaruit naar het verleden gekeken wordt. Ook dit is een inzicht van meer reflectieve aard.

Daarnaast moeten vwo-leerlingen in het schoolexamen een groter aantal thema´s bestuderen dan havo-kandidaten (domein C). In het kader van het thema ´geschiedenis van de rechtsstaat en van de parlementaire democratie´ moeten vwo-leerlingen - naast datgene wat geldt voor havo- én vwo-kandidaten - ´belangrijke denkers noemen en hun opvattingen over de relatie tussen staat en onderdanen´.

Zie ook: Waaruit bestaat het verschil tussen havo en vwo op het centraal examen?
Bron: Examenprogramma geschiedenis havo/vwo

6. Hoe is de verhouding tussen het aantal te behalen punten op het ce voor de wel- en niet-gespecificeerde kenmerkende aspecten?

Bij de verhouding tussen het percentage scorepunten dat besteed wordt aan de niet gespecificeerde kenmerkende aspecten en de historische contexten wordt voor zowel havo als vwo gedacht aan 35%: 65% met een marge van + of - 7%.

Bron: Syllabus voor het centraal examen

7. Waaruit bestaat het verschil tussen havo en vwo op het centraal examen?

• De historische context 'Verlichtingsideeën en de democratische revoluties 1650 -1848' geldt alleen voor vwo.
• Bij de kenmerkende aspecten die zijn toegelicht onder de titel ‘Koude Oorlog’ is er voor vwo meer toelichting dan voor havo (cursief).
• Op het centraal examen worden de verschillen tussen havo en vwo bij uitstek gemaakt door te onderscheiden in moeilijkheidsgraad van de opgaven en het examen als geheel (verschillen in complexiteit van historische setting, bronnen en/of vraagstelling).
Bron: Syllabus voor het centraal examen

 

Terug

8. Moeten leerlingen alle jaartallen, genoemd in de historische contexten, kennen?

Jaartallen die in de beschrijvende tekst genoemd worden, kunnen worden beschouwd als historische keerpunten en moeten door de leerlingen gekend worden. De jaartallen bij de voorbeelden hoeven niet gekend te worden.
Bron: Syllabus voor het centraal examen

 

Terug

9. Waarin verschillen examenvragen uit de pilots van vragen over de historische contexten?

De vragen in de pilotexamens kenden geen historische contexten. Dat betekent dat voor de inhoud van de antwoorden niet van vaststaande kennis kon worden uitgegaan. Elke kandidaat had eigen voorbeelden van de kenmerkende aspecten geleerd, zoals het examenprogramma voorschrijft. Dat betekende voor de examenvragen dat daarin veel extra informatie moest worden gegeven. Bijvoorbeeld bij vragen over de Koude Oorlog wie Stalin en Truman waren. De historische contexten geven aan welke voorbeelden algemeen gekend zijn, en welke specifieke historische kennis gekend moet worden om deze voorbeelden in de tijd te kunnen plaatsten.
Bron: Syllabus voor het centraal examen

 

Terug


10. Waar vind ik voorbeeld toetsvragen?

Op Histoforum staan de opgaven van alle pilotexamens vanaf 2006 per periode geordend in wordbestanden met vragen en bronnen bij elkaar (wachtwoord via kaap@kpnmail.nl). Wilt u liever de afzonderlijke examens gebruiken kijk dan op de website van het College voor Examens: www.cvte.nl/item/pilotexamens_geschiedenis.

 

Terug

11. Waar vind ik de examens van dit jaar?

Op de dag van de afname van het centraal examen vindt u op de vakpagina van www.examenblad.nl vanaf 14.00 uur voor de examens die in de ochtend zijn afgenomen en om 17.00 uur voor de examens die in de middag zijn afgenomen de examenopgaven, bronnen en het correctievoorschrift.

 

Terug

12. Waar vind ik de examens van de afgelopen jaren?

Examenblad.nl (http://www.examenblad.nl) is de officiële website voor de centrale examens. De website staat onder redactie van het College voor Examens en is opgebouwd uit jaarringen. Voor elk jaar vindt u per sector en per vak de examenopgaven, bronnen en het correctievoorschrift.

 

Terug

13. Waar vind ik de meest recente informatie over de komende examens?

Via de jaarring in www.examenblad.nl publiceert het College voor Examens jaarlijks in september de zogeheten Septembermededeling. Daarin worden allerlei mededelingen gedaan over de komende centrale examens van dat schooljaar. Dat kan gaan over allerlei onderwerpen zoals bijvoorbeeld aandacht voor wijzigingen ten opzichte van het voorgaande jaar en vakspecifieke informatie als aanvulling op de syllabi.

Daarnaast verschijnt jaarlijks de Maartmededeling, waarin de laatste ‘de puntjes op de examen-i’ gezet worden. Ook de Maartmededeling kan vakspecifieke informatie bevatten. Zodra de Maartmededeling verschenen is, kunt u deze op geheel vergelijkbare wijze als de Septembermededeling inzien via uw vakpagina op www.examenblad.nl/. Uiteraard wel weer in de juiste jaarring.

 

Terug

14. Wat wordt (bij geschiedenis havo en vwo) verstaan onder een bron?

Als de opgave vermeldt ‘gebruik bron´ dan wordt zowel de bron bedoeld als de bijgevoegde toelichting.

 

Terug

15. Waarom staat de exacte bronvermelding vaak niet bij de bron in het bronnenboekje?

Historici zijn gewend hun bronnen precies te vermelden. Toch is ervoor gekozen om de exacte bronvermelding niet op te nemen in het bronnenboekje, maar in het correctievoorschrift dat na afloop van het examen wordt gepubliceerd via internet. De voornaamste reden is dat kandidaten vanuit de methodes niet gewend zijn om met exacte bronvermeldingen bij de bron om te gaan en dat een bronvermelding daardoor informatie kan bevatten die voor de kandidaten verwarrend kan zijn (bijvoorbeeld wanneer een bron afkomstig is uit een boek dat veel later gepubliceerd is). De informatie over de bron die nodig is voor het maken van de opgave wordt natuurlijk wel bij de bron of in de opgave gegeven.

 

Terug

16. Staan de vragen altijd in chronologische volgorde?

In een examen wordt de volgorde binnen een thema inderdaad meestal door de chronologie bepaald, maar soms is er sprake van een ‘ sub-thema’ door de tijd heen, zoals bijvoorbeeld in het HAVO-examen van mei 2009. De vragen 2, 3 en 4 gingen alle drie over guerrilla of ongeregelde oorlogvoering. Daarom zijn deze bij elkaar gezet, om de kandidaten een steuntje te geven. In veel gevallen is dat ook zo ervaren, maar niet door iedereen. Het kan raadzaam zijn om uw leerlingen hier op te wijzen.

 

Terug

17. Hoe strikt moet ik omgaan met het correctievoorschrift?

Zoals het woord al zegt, gaat het om een voorschrift. Afwijken van het correctievoorschrift (cv) is dus niet toegestaan. Maar dat wil niet zeggen dat alleen punten mogen worden toegekend als de leerling exact de woorden in het correctievoorschrift gebruikt.

 

Wat als een ander antwoord in mijn ogen ook juist is?

Geschiedenisexamens bestaan grotendeels uit opgaven met open vragen. Het beoordelingsmodel bij sommige opgaven kan in dat geval niet altijd uitputtend alle mogelijke juiste antwoorden geven. In een examenbespreking en in overleg met de tweede corrector kan dan besproken welke andere antwoorden ook juist of gedeeltelijk juist gerekend goed mogen worden. Dit is geheel legaal want ieder cv bevat ‘bepaling 3.3’

Uit: de Algemene regels van het correctievoorschrift

3.3 Indien een antwoord op een open vraag niet in het beoordelingsmodel voorkomt en dit antwoord op grond van aantoonbare, vakinhoudelijke argumenten als juist of gedeeltelijk juist aangemerkt kan worden, moeten scorepunten worden toegekend naar analogie of in de geest van het beoordelingsmodel.

Van belang is hierbij de zinsnede ‘op grond van aantoonbare, vakinhoudelijke argumenten’. In discussies op het forum op www.vgnkleio.nl of in examenbesprekingen wordt dit ‘aantonen’ nogal eens achterwege gelaten. Dan kunnen de punten bij het aangedragen alternatief eigenlijk niet worden toegekend.

De verslagen van examenbesprekingen kunnen uiteraard alleen worden beschouwd als een suggestie voor interpretatie van het correctievoorschrift. Zij kunne het correctievoorschrift nooit vervangen!

De mate van ruimte die een docent bij open vragen kan nemen wordt binnen het correctievoorschrift al aangegeven door de formulering ervan. Bij geschiedenis komen de volgende zinsneden regelmatig voor in het correctievoorschrift, elk met een andere –afnemende- mate van ‘ vrijheid’:

• ‘Voorbeeld van een juist antwoord is…’ (andere voorbeelden kunnen ook juist zijn)

• ‘Een juist antwoord bevat de volgende elementen…’ / ‘ kern van een juist antwoord is..’

• ‘ Uit het antwoord moet blijken..’ (een antwoord moet dit bevatten, maar de formulering kan anders zijn)

• ‘ De juiste volgorde is…’ (dit is de enig juiste mogelijkheid)

Wat als een opgave of het correctievoorschrift in mijn ogen een fout bevat?

Het kan natuurlijk voorkomen dat u als vakdocent van mening bent dat het examen of het correctievoorschrift een fout bevat. In dat geval kunt u contact opnemen met de examenlijn van het College voor Examens. E-mailadres en telefoonnummer vindt u in de Septembermededeling. Wat dit voor de beoordeling betekent staat in bepaling 7 van de Algemene regels van het cv (zie kader).

Uit: de Algemene regels van het correctievoorschrift

Bepaling 7 Indien de examinator of de gecommitteerde meent dat in een examen of in het beoordelingsmodel bij dat examen een fout of onvolkomenheid zit, beoordeelt hij het werk van de kandidaten alsof examen en beoordelingsmodel juist zijn. Hij kan de fout of onvolkomenheid mededelen aan het College voor Examens. Het is niet toegestaan zelfstandig af te wijken van het beoordelingsmodel. Met een eventuele fout wordt bij de definitieve normering van het examen rekening gehouden.

18. Soms zijn punten in het correctievoorschrift niet uitgesplitst. Staan de regels 3.2 en 3.6 van het algemene correctievoorschrift dan niet haaks op elkaar?

In mei 2009 kwamen vragen over de ogenschijnlijke tegenstrijdigheid tussen de algemene regels 3.2 en 3.6. Die deden zich bijvoorbeeld voor naar aanleiding van een opmerking in het correctievoorschrift bij opgave 29 van het HAVO-examen in mei.

Opgave 29 en correctievoorschrift luiden:

In de loop van de achttiende eeuw veranderde de positie van vrouwen in de Republiek in vergelijking met de zeventiende eeuw.

2p Geef een voorbeeld waaruit dit blijkt en verklaar die verandering.

maximumscore 2

Voorbeeld van een juist antwoord is (één van de volgende combinaties van verandering in de positie van vrouwen met verklaring):

− De alfabetiseringsgraad van vrouwen verslechterde ten opzichte van mannen, wat verklaard kan worden door de verslechterende economie/de andere opvattingen over de taak/rol van de vrouw in de burgerij.

− De lonen van vrouwen bleven waarschijnlijk achter, wat verklaard kan worden door de verslechterde economische omstandigheden / de andere opvattingen over de taak/rol van de vrouw / de grotere armoede die voor meer concurrentie door mannen zorgde.

− Vrouwen traden minder op de voorgrond in het economisch leven, wat verklaard kan worden uit de andere opvattingen over de taak/rol van de vrouw in de burgerij / de verslechterde economische omstandigheden.

Opmerking

Alleen als na een genoemde verandering een historisch aanvaardbare verklaring volgt, mogen scorepunten worden toegekend.

Uit: de Algemene regels van het correctievoorschrift

3.6 indien in een antwoord een gevraagde verklaring of uitleg of afleiding of berekening ontbreekt dan wel foutief is, worden 0 scorepunten toegekend, tenzij in het beoordelingsmodel anders is aangegeven

Bij 3.6 wordt aangegeven dat tenzij anders vermeld, een toelichting, verklaring of berekening een essentieel onderdeel van het antwoord is. Bij sommige vakken is dat heilig: bij wiskunde is zelfs nog eens extra de regel opgenomen dat voor een juist antwoord zonder berekening NOOIT een punt mag worden toegekend. Bij andere vakken kan dat anders liggen en ook binnen een examen variëren. Als een voorbeeld plus een toelichting gevraagd wordt, is soms het vinden van het voorbeeld zo triviaal dat de toelichting bepaalt of je punten krijgt (conform 3.6). En een andere keer kan het zijn dat de zoektocht naar een geschikt voorbeeld op zichzelf al een punt waard is (geen open deur) en dat daarna ook een punt kan worden gegeven voor het voorbeeld (een expliciet te vermelden uitzondering op 3.6). Omdat dat wel eens kan variëren, is er bij dit examen in vraag 29 voor gekozen om in feite 3.6 nog eens in het cv te herhalen. Maar ook als dit niet apart wordt vermeld, geldt deze bepaling 3.6.

Verwarring ontstaat wellicht op dezelfde vraag ook 3.2. wordt toepast. Sommige docenten vroegen zich af of je op grond van 3.6 eigenlijk niet slechts 0 of 2 punten kunt toekennen en niet slechts 1 punt. Die mogelijkheid bestaat namelijk wel op grond van bepaling 3.2. Want ook dat is een algemene scoringsregel.

Uit: de Algemene regels van het correctievoorschrift

3.2 indien een vraag gedeeltelijk juist is beantwoord, wordt een deel van de te behalen scorepunten toegekend, in overeenstemming met het beoordelingsmodel;

Omdat bij de opgave niet expliciet is opgenomen dat het 0 of 2 punten is met niets ertussen, kan dus voor een gedeeltelijk juist antwoord, als dat ongeveer de helft waard is (ter beoordeling van eerste en tweede corrector) een punt worden toegekend. De regel die is toegevoegd (eigenlijk 3.6) sluit uit dat beide correctoren besluiten dat een voorbeeld zonder historisch aanvaardbare verklaring wordt goedgerekend. Maar van een minder goed gekozen/geformuleerd voorbeeld (''half'' goed voorbeeld) mét een adequate verklaring mogen beide correctoren tot overeenstemming komen over de toekenning van een punt. En handelt dus de eerste corrector niet in strijd met de normen als hij voorstelt een punt toe te kennen. De tweede corrector mag het daarmee oneens zijn (omdat hij vindt dat een voorbeeld niet eens half goed is), maar niet omdat hij meent dat een half goed voorbeeld (mét verklaring, nogmaals) nooit tot toekenning van een punt kan leiden.

Dit gaat bijvoorbeeld op bij opgave 28 uit het HAVO-examen van mei 2009:

Gebruik bron 11.
Deze tabel zou door patriotten gebruikt kunnen zijn ter ondersteuning van hun politieke opvattingen.

2p Leg dit met de tabel uit.

maximumscore 2
Voorbeeld van een juist antwoord is:
De patriotten verweten de stadhouder (en de regenten) dat hij de marine/de landsverdediging verwaarloosde, wat in de tabel aangetoond wordt door het teruglopen van het aantal manschappen van de marine (van 3500 naar 2000).

 

Terug

19. Zijn er nog meer algemene voorschriften die extra aandacht vragen van geschiedenisdocenten?

Het kan geen kwaad om extra notie te nemen van onderstaande regels:

Uit: de Algemene regels van het correctievoorschrift

 

3.7

Indien in het beoordelingsmodel verschillende mogelijkheden zijn opgenomen, gescheiden door het teken /, gelden deze mogelijkheden als verschillende formuleringen van hetzelfde antwoord of onderdeel van dat antwoord.

3.8

Indien in het beoordelingsmodel een gedeelte van het antwoord tussen haakjes staat, behoeft dit gedeelte niet in het antwoord van de kandidaat voor te komen.

3.9

Indien een kandidaat op grond van een algemeen geldende woordbetekenis, zoals bijvoorbeeld vermeld in een woordenboek, een antwoord geeft dat vakinhoudelijk onjuist is, worden aan dat antwoord geen scorepunten toegekend, of tenminste niet de scorepunten die met de vakinhoudelijke onjuistheid gemoeid zijn.

20. Hoe is de verhouding tussen eerste en tweede corrector geregeld en wat moeten zij doen als zij het oneens zijn over de beoordeling?

Als docent van een examenklas vervult u zowel de rol van examinator van uw eigen leerlingen als die van tweede corrector. Het verdient aanbeveling om paragraaf 1 “Regels voor de beoordeling” van het cv (zie kader) nauwkeurig toe te passen. Probeert u vooral te voorkomen dat bepaling 5 (geen overeenstemming tussen eerste en tweede corrector) moet worden toegepast.

Bepaling 5 uit de Regels voor de beoordeling van het correctievoorschrift

1. De examinator kijkt het werk na en zendt het met zijn beoordeling aan de directeur. De examinator past de beoordelingsnormen en de regels voor het toekennen van scorepunten toe die zijn gegeven door het College voor Examens.

2. De directeur doet de van de examinator ontvangen stukken met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen, het proces-verbaal en de regels voor het bepalen van de score onverwijld aan de gecommitteerde toekomen.

3. De gecommitteerde beoordeelt het werk zo spoedig mogelijk en past de beoordelingsnormen en de regels voor het bepalen van de score toe die zijn gegeven door het College voor Examens.
De gecommitteerde voegt bij het gecorrigeerde werk een verklaring betreffende de verrichte correctie. Deze verklaring wordt mede ondertekend door het bevoegd gezag van de gecommitteerde.

4. De examinator en de gecommitteerde stellen in onderling overleg het aantal scorepunten voor het centraal examen vast.

5. Indien de examinator en de gecommitteerde daarbij niet tot overeenstemming komen, wordt het geschil voorgelegd aan het bevoegd gezag van de gecommitteerde. Dit bevoegd gezag kan hierover in overleg treden met het bevoegd gezag van de examinator. Indien het geschil niet kan worden beslecht, wordt hiervan melding gemaakt aan de inspectie. De inspectie kan een derde onafhankelijke gecommitteerde aanwijzen. De beoordeling van de derde gecommitteerde komt in de plaats van de eerdere beoordelingen.

 

Terug

21. Hoeveel tijd kan ik claimen voor de correctie van de examens?

Helaas zijn over dit punt geen algemene regels gegeven. Wel is vastgesteld dat ook de tweede correctie integraal verricht dient te worden. De tijd die daarvoor nodig is, dient in de jaartaak gevonden te worden. Daarmee is dit een zaak tussen schoolleiding en docent.

 

Terug

22. Wat is de status van het verslag van centrale regio-overleg, de regiobijeenkomsten en het forum op de website van de VGN http://www.vgnkleio.nl?

Deze activiteiten zijn door de eigen vakvereniging, de VGN voor geschiedenis, ondernomen om docenten in de gelegenheid te stellen om van gedachten te wisselen over het examen en de interpretatie van het correctievoorschrift. Maar doorslaggevend is het correctievoorschrift; de verslagen van de regiobijeenkomsten kunnen daar nooit voor in de plaats komen.

 

Terug

23. Wat zijn de verschillen tussen vragen over niet-gespecificeerde kenmerkende aspecten en kenmerkende aspecten die van een context en voorbeelden zijn voorzien?

Bij vragen over kenmerkende aspecten in het kader van de historische contexten mogen de vragenstellers uitgaan van kennis (en jaartallen) over de context zoals die in de kaders van elke historische context is beschreven en van kennis van de genoemde voorbeelden.

 

Terug

24. Worden de historische contexten geregeld vervangen?

Nee. Het is de bedoeling dat de huidige historische contexten zeker een aantal jaren meegaan. Het is niet uitgesloten dat op termijn een of meer voorbeelden worden vervangen door andere. Mogelijk ook worden op termijn een of meer contexten vervangen door andere. Deze kunnen dan betrekking hebben op andere tijdvakken, bijvoorbeeld prehistorie, oudheid en/of middeleeuwen, maar ook op de vroegmoderne- en moderne tijd.

 

Terug

25. Moeten de leerlingen de kenmerkende aspecten letterlijk kunnen weergeven?

Het uit het hoofd leren van de kenmerkende aspecten is geen doel op zich. Als een leerling dus een adequate omschrijving geeft die inhoudelijk juist is, kan daarmee worden volstaan.

 

Terug

 

26. Wanneer gaat de verlichting van het havoprogramma in?

De verlichting van het havoprogramma geschiedenis is van kracht vanaf het scholjaar 2016-2017. Lees het meest recente nieuws over de verlichting van het havo-programma op Examenblad.nl

 

 

Terug