Graves, Robert, Dat hebben we gehad, Amsterdam, Ambo, 2014³
(oorpr. 1929), 517 blz. - vertaling van Goodbye to All That door
Guido Golüke - ook als e-boek.
Dat hebben we gehad
Tijd en ruimte: de loopgravenoorlog in
Frankrijk en Vlaanderen, 1914-1918.
Waardering: *****/5
Historische romans
Dat hebben we gehad
Robert Graves (1895 - 1985) is bij ons voornamelijk bekend
omwille van I Claudius, de legendarische BBC- televisieserie uit
1976 naar zijn twee historische romans: Ik, Claudius, 1978
(oorspronkelijke Engelse uitgave 1934) en Claudius de god (1).
Tekenend: zijn als ‘magistraal’ omschreven Heer Belisarius uit
1935 is pas sinds 2010 (opnieuw?) in het Nederlands verkrijgbaar
(2). De meeste andere van zijn 140 werken (!) zijn dat niet of
nog niet.
In het Verenigd Koninkrijk is hij daarentegen reeds sinds 1918
gecanoniseerd als War Poet, oorlogsdichter, samen met onder meer
zijn vriend Siegfried Sassoon.
Zoals Stefan Brijs (auteur van Post voor mevrouw Bromley uit
2011) in zijn voorwoord poneert: Dat hebben we gehad behoort tot
de absolute hoogtepunten uit de literatuur over de Eerste
Wereldoorlog.
Vermoedelijk hebben wij deze herdruk te danken aan de ‘viering’
van 100 jaar na 1914. Dat is dan mooi meegenomen. Er zijn nog
enkele werken van dit kaliber, o.a. Franse en Duitse. De Vlaamse
zijn vaak even indringend, maar halen helaas meestal niet
hetzelfde literaire gehalte.
Graves - voluit Robert von Ranke Graves- beschrijft zijn leven,
vanaf zijn geboorte tot 1959, plus de geschiedenis van zijn
voorouders aan beide zijden. Hoofdmoot van zijn boek vormen
natuurlijk zijn persoonlijke ervaringen aan het front, maar ook
de eerste hoofdstukken, waarin hij afrekent met zijn
kostschooljaren en het hele onderwijssysteem erachter, lonen de
moeite.
Ongeëvenaard is de typisch onderkoelde Britse stijl, waarin hij
met stiff upper lip de meest krankzinnige situaties als quasi
normaal weergeeft. Behalve een verslag van het eindeloze
bloedvergieten, de compleet nutteloze offensieven, de volslagen
incompetentie van de aanvoerders, het onvoorstelbare snobisme
van de vooroorlogse ‘Indische’ bataljonscommandanten, de wanhoop
en de heuse gekte in het slijk van de loopgraven, is zijn relaas
tevens een weergaloos tijdsdocument van de jaren na de oorlog,
van 1918 tot 1929. Telkens weer vraag ik me af hoe die
honderdduizenden het volhielden, zonder allen waanzinnig te
worden. Graves’ verklaring is: niet voor het vaderland of de
patriottische idealen, maar voor het regiment, het bataljon, de
maten naast je in het peloton, die dezelfde ellende moesten
verduren. Een verklaring die terugkeert in de getuigenissen van
de soldaten in alle oorlogen die nog zouden volgen op deze
Groote Oorlog ‘die een einde zou maken aan de oorlog.’
Een kort fragment dat typerend is voor zijn stijl:
‘Het Tweede Bataljon van het Queen’s Regiment, dat tot dertig
manschappen en twee officieren was gereduceerd…
Het weer op volle sterkte gebrachte bataljon leverde in december
(1914) … zware gevechten, maar werd erna in mei … volkomen
verpletterd; en daarna in september opnieuw bij Loos, toen
slechts één officier de aanval overleefde. …
In de loop van de oorlog moeten er in elk van de twee
liniebataljons, die nooit meer dan achthonderd man telden,
minstens vijftien- tot twintigduizend man hebben gediend.’
‘In acht maanden had het bataljon vijf keer zijn volledige
sterkte verloren.’
(blz. niet aangegeven: in een e-boek wijzigt het aantal pagina’s
volgens de ingestelde lettergrootte. Soms kan je toch de
nummering van de gedrukte versie instellen, maar dat was hier
niet het geval.)
Graves neemt niet alleen afscheid van de valse heroïek uit de
officiële oorlogspropaganda, maar ook van Engeland en alles waar
dat voor staat. In 1927 keerde hij zijn vaderland de rug toe, om
er voor het verloop van de Tweede Wereldoorlog enkele jaren
terug te verblijven, omdat zijn kinderen, zowel jongens als
meisjes, op hun beurt in het leger dienden.
Didactische tips
Zij die de oorlog kunnen stoppen, doen dat niet.
Films
Een
selectie goede documentaires en speelfilms op Histoforum.
Romans
Een hele reeks goede (Jeugd)romans op de
site van de VVLG en op
Histoforum.
De magistrale roman van Willy Spillebeen,
De heuvel, Leuven, Davidsfonds 2002, 419 blz. Met
didactische verwerking en links naar sites en dvd’s
Non-fiction
Bij de herdenking van 100 jaar Eerste Wereldoorlog daalt een
onoverzichtelijke lawine van boeken over ons neer. Voorlopig
beperken wij ons tot een kleine greep geschikte werken die de
periode bestrijken van Graves’ oorlogsavonturen, tot de Slag aan
de Somme, juli 1916, waarin hij gewond werd afgevoerd en
voorbarig dood verklaard. Ongetwijfeld zullen we hier nog
aanvullen in de loop van dit jaar.
De Schaepdrijver, Sophie, De Groote Oorlog. Het koninkrijk
België tijdens de Eerste Wereldoorlog. Amsterdam/Antwerpen,
Atlas-Houtekiet, 2014, 5de druk, 382 blz.
Durnez, G., Zeg mij waar de bloemen zijn. Beelden uit de
Eerste Wereldoorlog in Vlaanderen. Leuven, Davidsfonds,
1988, 240 blz.
Koch, Koen, De Slag van de Somme, 1916, Antwerpen,
Manteau, 2006, 215 blz. - ook als e-boek. Van dezelfde auteur
nog verschillende andere boeken over de wereldoorlog.
Macdonald, Lyn,
1914. Dagen van hoop. Anthos - Antwerpen, Manteau,
2005, 468 blz.
Bij deze recensie vind je tevens de andere boeken van Macdonald.
Tuchman, B., De kanonnen van augustus, Amsterdam, Agon,
1989, 5de druk, 539 blz.
Noten
1. I Claudius bezorgde de hoofdrolspeler Derek Jacobi
internationale roem. Later vertolkte hij de hoofdrol als broeder
Cadfael in 4 telelevisieseizoenen (van 1994 tot 1998), gebaseerd
op de romans van Ellis Peters (1913-1995) over de uit de
kruistochten teruggekeerde Welshman Cadfael, die monnik wordt in
de benedictijnse abdij van Shrewsbury in County Shropshire. Hier
gebruikt hij zijn logica en botanische kennis om mysterieuze
zaken op te lossen. De verhalen spelen zich af tussen 1120 en
1145 tegen de achtergrond van de strijd tussen keizerin Maud en
koning Stephen.
2. Heer Belisarius, Breda, Uitg. Papieren Tijger, 2010, 479 blz.
- een biografische historische roman over de succesrijke
Oost-Romeinse generaal van keizer Justinianus (6de eeuw).
Jos Martens, 24 januari 2014