artikelen over geschiedenis didactiek
Hoe moeilijk kan het zijn?
Op zoek naar een opdracht waarin een beroep gedaan wordt op hogere
denkvaardigheden kwam ik een opdracht tegen over de Korea Oorlog. Het was een
Amerikaanse opdracht over het uitbreken van de oorlog. Ik vertaalde de opdracht
en gaf er een iets andere draai aan.
Inhoud
Hoe moeilijk kan het zijn?
Op zoek naar een opdracht waarin een beroep gedaan wordt op hogere
denkvaardigheden kwam ik een opdracht tegen over de Korea Oorlog. Het was een
Amerikaanse opdracht over het uitbreken van de oorlog. Ik vertaalde de opdracht
en gaf er een iets andere draai aan.
Ik legde de opdracht voor aan een drie vwo klas, in de
verwachting dat het een betrekkelijk eenvoudige opdracht was. Met name de eerste
vijf vragen zouden niet veel problemen mogen opleveren, maar dat pakte heel anders uit.
De prestaties van de leerlingen vielen behoorlijk tegen en daarom vergeleek ik
nog eens de
oorspronkelijke,
Amerikaanse, opdracht met mijn bewerkte versie en pas toen werd mij
duidelijk dat de verschillen, hoe klein misschien ook, van groot belang waren.
Ik was ervan uitgegaan dat het niet noodzakelijk was dat leerlingen kennis
hadden van de Koude Oorlog in het algemeen en van de Korea Oorlog in het
bijzonder. Volgens mij zou de korte introductie op de oorlog voldoende moeten
zijn. Bovendien konden de leerlingen, desgewenst, gebruik maken van een schema over het
redeneren
over en met historische bronnen.
De opdracht bleek echter aanmerkelijk moeilijker dan ik had ingeschat. Deels was
dit het gevolg van een bij nader inzien ongelukkige formulering.
Eerste versie Hoe begon de Korea Oorlog volgens bron 1 en 2? (2 punten) Nieuwe versie Wie begon de Korea Oorlog volgens bron 1 en wie volgens bron 2? (2 punten) |
In vraag één vroeg ik, hoe de Korea Oorlog was begonnen volgens bron
1 en 2, wat ook in de Engelstalige versie de eerste vraag was. Zo geformuleerd
werden de leerlingen, zo bleek, op het verkeerde been gezet. Velen van hen gingen
namelijk in op het karakter
van de eerste aanval, terwijl ik alleen wilde weten wie er volgens beide bronnen was
begonnen. De kop boven de Engelse beschrijving (niet bestemd voor leerlingen)
maakt dat ook duidelijk: 'Centrale historische vraag: Wie begon de Korea
Oorlog?' Bovendien waren er leerlingen die, mogelijk weer misleid door de
formulering, geen onderscheid maakten tussen bron 1 en 2. De vraag heb ik voor
een volgende versie dan ook herschreven (zie kader hierboven).
Ook de volgende twee vragen leverden onverwachte problemen op: Welke bron komt
uit het boek: History of the Revolution of our Great Leader Kim Il-sun: High
School. (Pongyang, North Korea: Textbook Publishing Co., 1999 en welke uit Kim,
Dojin, Korean History: Senior High. (Seoul, South Korea: Dae Han Textbook Co.,
2001)?
De leerlingen moesten hun antwoord telkens toelichten met elementen uit de prent. Bij het vinden van een antwoord baseerden zij zich op de titels van de boeken, terwijl ik had verwacht dat zij uit elke bron informatie zouden halen die duidelijk maakte dat de ene bron uit Noord- en de andere uit Zuid-Korea afkomstig was. Maar dat ging dus mis.
In het verlengde van deze vraag
moesten zij vervolgens aangeven welke bron zij betrouwbaarder
vonden, bron 1 of 2.
In de Engelse versie werd na de eerste vraag (wie begon?) meteen gevraagd welke
bron de leerlingen het meest betrouwbaar vonden.
Zonder mijn tussenvraag lijkt de vraag nog moeilijker, maar bij herlezen van de
toelichting voor de docent bleek dat de bedenker van de vraag ervan uitgaat dat
de docent eerst aan de leerlingen duidelijk maakt dat tekstboeken uit
verschillende landen vaak een verschillende interpretatie van historische
gebeurtenissen geven en met de leerlingen praat over de vraag welk boek je dan
moet geloven. In dit gesprek komen de verschillende nationale perspectieven aan
bod. Vervolgens wordt de leerlingen uitgelegd dat de opdracht gaat over twee
verschillende verslagen van het begin van de Korea Oorlog en dat zij gaan
onderzoeken waar de twee bronnen vandaan komen en welke het meest betrouwbaar
is.
Vervolgens geeft de docent een mini-les over de context van de Korea Oorlog,
waarin o.a. de informatie aan de orde komt, die ik in de inleiding voor de
leerlingen heb opgenomen. Het is niet ondenkbaar dat een les waarin de docent de
toelichting geeft, meer
impact op de leerlingen zou hebben gehad, dan mijn korte inleiding op schrift.
Dit vermoeden wordt bevestigd door een opmerking van een leerling dat hij
contextkennis miste.
In de oorspronkelijke opgave werd de leerlingen tenslotte gevraagd aan te geven waar zij
aanvullende informatie zouden zoeken over de wijze waarop de oorlog was
begonnen. In mijn versie heb ik er voor gekozen om er nog een bron aan toe te
voegen (zie kader).
Bron 3 Op 25 juni 1950 nam de Veiligheidsraad van de VN een resolutie aan over Korea
|
Leerlingen moesten bron 3 vergelijken met bron 1 en 2 en
duidelijk maken welke versie door bron 3 werd ondersteund. Deze vraag leverde
geen grote problemen op.
Dat gold echter niet voor de laatste vraag waarin leerlingen uitspraken moesten
doen over de betrouwbaarheid van bron 3. Deze vraag bleek duidelijk te moeilijk.
Leerlingen waren niet in staat uit de bron op te maken dat de uitspraak van de
VN gekleurd was door het feit dat twee belangrijke communistische landen, de
S.U. en China, op dat moment geen deel uitmaakten van de Veiligheidsraad.
Tenslotte werd uit deze opdracht duidelijk dat complexiteit van de bronnen, met
name het taalgebruik, de leerlingen voor grote problemen stelde.
Omgaan met bronnen
Bij historisch denken en redeneren gebruiken leerlingen vaak, zoals ook in deze
opdracht, historische bronnen. Zij gebruiken deze bronnen als bewijsmateriaal in
een redenering. Oordelen over de betrouwbaarheid van bronnen is voor het vak
geschiedenis dus alleen betekenisvol als de documenten worden geanalyseerd om te verklaren
hoe of waarom iets in het verleden is gebeurd. Het beoordelen van een bron, zonder relatie met een
duidelijke vraagstelling is dus zinloos en zelfs onmogelijk. De antwoorden op de vragen over
betrouwbaarheid in deze opdracht maakten dat meer dan duidelijk.
Geen enkele leerling legde een relatie tussen de
betrouwbaarheid van de bronnen en de vraagstelling. Ze kijken
standaard of er feiten of meningen in een bron staan en of een
bron volgens hen objectief of subjectief is. Een bron is volgens
hen betrouwbaar als er controleerbare feiten in de bron staat,
Wat ze echter nalaten is om auteur, boodschap of doel van de
bron in verband te brengen met de vraag. Met andere woorden, er
vindt eigenlijk geen historisch redeneren plaats. Leerlingen
laten ook na om de bron in de context van de tijd te plaatsen en
juist daarop wordt in bron 3 een beroep gedaan. Soms gebruikt
een leerling wel een duidelijk criterium om de betrouwbaarheid
van de bron te beoordelen, bijvoorbeeld wanneer de bron is
gemaakt, maar verzuimt dan om een relatie te leggen met de
vraag.
Enkele conclusies
Hoe kleinschalig dit onderzoekje ook was, toch kunnen er wel een aantal
conclusies uit worden getrokken:
• Het is belangrijk vragen uiterst zorgvuldig te formuleren, waarbij pre-testing
duidelijk een toegevoegde waarde kan hebben.
• Het is belangrijk de vragen zo te formuleren dat leerlingen worden uitgedaagd
een uitgebreid antwoord te geven.
• De leerlingen moeten getraind worden in het geven van een uitgebreid antwoord.
• De leerlingen moeten leren wat er precies van hen verlangd wordt als zij hun
antwoord/redenering moeten onderbouwen met argumenten/elementen uit de bron.
• De leerlingen moeten worden getraind in het beoordelen van bronnen op
bruikbaarheid en, betrouwbaarheid (en ook representativiteit) in relatie tot de
vraagstelling, waarbij zowel redeneren over als met bronnen.
• Vermeden moet worden dat het beoordelen van betrouwbaarheid (maar ook
representativiteit) geen historische vaardigheid in relatie tot historisch
redeneren verwordt, maar niet meer dan een trucje.