artikelen over geschiedenis didactiek
Technieken om leerlingen te laten denken
Onderstaande opdrachten, afkomstig uit het examen havo en vwo 2015 (eerste tijdvak) hebben betrekking op betrouwbaarheid en representativiteit van bronnen.
Inhoud
Tien feedback technieken die studenten aan het denken zetten
1. Beoordeling met het oog op verbetering
Noteer het cijfer dat een leerling voor een opdracht heeft
behaald in je agenda, maar geef leerlingen alleen schriftelijke
aanwijzingen voor het verbeteren van de prestatie. Leerlingen
lezen de opmerkingen in de klas en krijgen een week om
de opdracht opnieuw in te leveren.
Het uiteindelijke cijfer is het gemiddelde van het eerste en tweede cijfer.
2. Toetsen tot het niveau behaald is.
De prestatie van een leerlingen wordt pas geaccepteeerd als het beoogde niveau bereikt is. Leerlingen herschrijven hun werkstuk net zo lang tot dit niveau bereikt is.
3. +, -, = (Plus, Min, gelijk aan)
Het werk van de leerling wordt beoordeeld in relatie tot eerder
werk.
Als het laatste werk van dezelfde kwaliteit is als het vorige,
ontvangt de leerling een "=", als het beter is dan het vorige, een
"+", en als het niet zo goed als het vorige, een '
- '.
3. +, –, = (Plus, Minus, Equals)
Mark student work in relation to previous work. If the latest work is of the
same quality as the last, it receives an ‘=’, if it is better than the last, it
receives a ‘+’, and if it is not as good as the last, it receives a ‘–‘.
4. Regaren op beoordeling
Inspelen op markering
Schrijf je feedback als leraar, gedateerd en ondertekend, aan het
begin van het werk van de leerling. Leerlingen reageren hierop
met hun commentaar en geven aan waar de docent de verbeteringen
kan vinden. Geef de leerling pas een cijfer als hij voor de
laatste keer op je feedback heeft gereageerd.
5. Gericht beoordelen
Let bij de beoordeling slechts op een of twee aspecten, ook al
is er sprake van meer aspecten.
Dit stelt u in staat om meer gerichte en gedetailleerde feedback
te geven dan wanneer u alle aspecten moet beoordelen. De agenda
bevat dan de vaardigheid die beoordeled is i.p.v. de titel van
het so of proefwerk.
6. Fouten zoeken en repareren.
Zeg tegen de leerlingen niet welke
antwoorden juist of onjuist zijn, maar vertel hen alleen hoeveel
antwoorden fout waren.
Geef ze in de klas de tijd hun fouten op te sporen of te verbeteren. Dit kan
individuelle of in (kleine) groepen.
7. Fouten in de marge
In plaats van iedere fout in spelling of grammatica in opstellen
en betogen aan te strepen,
zet u een vionkje in de marge, waarna de leerlingen zelf moeten
uitzoeken wat de fout is en die vervolgens verbeteren.
8. Verkeerslichten
Geef leerlingen geen cijfer maar kleurcodes, rood, blauw of
groen. Blauwe en rode prestaties moeten worden verbeterd in een
poging om groen licht te krijgen. Het aantal groene en blauwe
codes bepaalt uiteindelijke het eindcijfer.
9. Streven naar een hoger niveau
Leerlingen vergelijken hun prestatie met een prestatie op een
hoger niveau en achterhalen daarmee hoe zij hun eigen prestatie
kunnen verbeteren. Leerlingen word4en zo uitgedaagd niet
tevredene te zijn met hun huidige prestatie, maar te streven
naar een hoger niveau.
10. Match beoordelingen met prestaties
Schrijf de beoordeling van een prestatie niet op het werk zelf,
maar op een afzonderlijk vel papier. Zet leerlingen in groepjes
van vier en laat hen gezamenlijk beoordelen welke beoordeling
bij welke prestatie hoort.