inleiding opdracht werkwijze bronnen beoordeling reflectie docent


Daens
 

 
 

Contextueel leren en de film Daens

In het boek Pieter Daens schetst Louis Paul Boon  de strijd die de priester Adolf Daens samen met zijn broer de journalist/uitgever Pieter aan het einde van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw voerde tegen de armoede en de onderdrukking van het proletariaat in België. In 1891 stichtten zij de Christen Volkspartij waarmee Adolf en Pieter een alternatief wilden bieden voor het heidense socialisme en de weinig sociaal voelende katholieke partij. Hun initiatief stootte op felle weerstand van de bezittende klasse die daarin werd gesteund door de katholieke kerk. Er ontbrandde een strijd op leven en dood. In de kerk worden gelovigen opgehitst tegen de Daensisten. Het door Pieter Daens volgeschreven weekblad De werkman wordt in de ban gedaan. Adolf Daens wordt bij de bisschop en paus ontboden en - tot zijn grote verdriet - uit zijn kerkelijke ambt als priester gezet.

In 1992 verfilmde Stijn Coninx het boek met in de hoofdrol Jan Decleir als Daens. Ik denk niet dat er in Nederland veel docenten zijn die de film Daens in zijn geheel in de klas vertonen. Met een lengte van 134 minuten kost je dat minstens drie lessen en als je de film ook nog wilt nabespreken ben je twee weken verder. Mogelijk gebruiken docenten de film wel om er fragmenten van te tonen als illustratie van aspecten van het leven in en om een textielfabriek. 

Toch is er veel voor te zeggen om de film wel in z'n geheel te vertonen.  Als je de film in zijn geheel laat zien plaats je het onderwerp 'de ontwikkeling naar een industriële samenleving' in een voor leerlingen herkenbare context. (uitgangspunten contextueel leren). Leerlingen zullen zich alleen bij integrale vertoning gaan inleven in het lot van fabrieksarbeiders op het eind van de negentiende eeuw. De film zal bij leerlingen allerlei vragen oproepen en het is bekend dat aangeboden informatie veel beter beklijft indien deze aansluit bij vragen van leerlingen. De film kan vervolgens als een soort ankerpunt dienen voor het behandelen van veel aspecten die gerelateerd zijn aan het onderwerp. Gedurende het hele jaar en misschien wel in verschillende jaren kun je in je lessen teruggrijpen naar (onderdelen van) de film. Voorwaarde is wel dat de film goed bij de leerlingen wordt geïntroduceerd en uitvoerig geanalyseerd.

Om een actieve kijkhouding te bevorderen en het rendement van de film zo groot mogelijk te maken krijgen de leerlingen vooraf een aantal opdrachten. Tijdens het kijken naar de film noteren zij de namen van de personen die een (belangrijke) rol spelen in de film op een groot vel papier. Om elke naam plaatsen zij een cirkel waarbij ze er zorg voor dragen dat er voldoende ruimte tussen de namen zit. Bij elke naam zetten zij welke functie of welk werk de persoon heeft. 

Na afloop van de film moeten de leerlingen met een lijn de personen met elkaar verbinden die op de een of andere wijze bij elkaar horen. Het is daarbij uiteraard mogelijk dat personen bij verschillende groepen horen. Zij kunnen dat duidelijk maken door verschillende kleuren te gebruiken. Vervolgens vergelijken de leerlingen in groepjes van drie of vier de resultaten met elkaar, waarbij zij het met elkaar eens moeten zien te worden over de beste indeling. Ook geven ze in enkele woorden aan wat de groep tot een groep maakt, met andere woorden, waarom deze personen bij elkaar horen.    

Hierna volgt een nadere analyse van de film. Deze analyse levert de onderwerpen op voor de komende weken en misschien wel maanden en vormt als het ware een brug tussen film en historische werkelijkheid. In de eerder gevormde groepjes stellen de leerlingen een lijst op met thema's die in de film aan de orde komen. Het spreekt vanzelf dat dit werk klassikaal uitgebreid wordt besproken.

Thema's die in de film aan de orde komen zijn:

  • woonomstandigheden en het voedsel (de aardappeleters)  
  • arbeidsomstandigheden; kinderarbeid, boetes, sexuele intimidatie, gevaarlijk werk (een klein jongetje dat onder de machines werkt vindt daar de dood)
  • de solidariteit onder de arbeiders (als Jefke een boete krijgt)
  • het moreel verval als gevolg van de schrijnende armoede: drankmisbruik, prostitutie, kindersterfte.
  • de seksuele uitbuiting van meisjes (een van Daens' bijzonder actiepunten in het parlement)
  • tegenstellingen tussen de hogere en lagere clerus. Op de vraag: who's side are you on? kiest Daens  voor de arbeiders, maar de hogere geestelijkheid voor de fabriekseigenaren. Daens wordt uiteindelijk uit zijn ambt gezet.
  • de onmacht van de arbeiders om iets aan hun situatie te veranderen. Deze onmacht blijkt o.a. uit het willekeurige boete systeem. Arbeiders kunnen zomaar worden ontslagen. De onder­zoekscommissie van het parlement die op aandringen van Daens een bezoek brengt aan een fabriek spreekt alleen Frans en de leden van de commissie worden door de voorman van de arbeiders afgeschermd. Als de arbeiders het lichaam van het gestorven jongetje aan de commissie willen tonen verhindert de politie dat. Fabriekseigenaren proberen door het uitdelen van soep aan werkwilligen de staking te breken.
  • de tegenstellingen tussen katholieken en socialisten
  • de strijd voor het algemeen kiesrecht

  • de pogingen om in het parlement (na de invoering van het algemeen kiesrecht) iets aan de situatie van de arbeiders te doen.
  • loyaliteit. Het meisje Nette levert op een bepaald moment ongezouten kritiek op Daens, maar zij accepteert vervolgens niet dat haar socialistische vriendje kritiek levert op ‘haar’ Daens.

Ook Jan de Vries heeft beschreven hoe je gebruik zou kunnen maken van de film van Daens en er opdrachten aan toegevoegd. Belangrijk verschil met de hierboven beschreven werkwijze is dat zijn opdrachten voor de basisvorming veel meer gesloten zijn. Zijn opdrachten leiden de leerlingen gestructureerd door de film. Samen met Paul Ophey maakte hij ook opdrachten voor de Tweede Fase, met antwoorden.

Zie ook de globale en meer gedetailleerde beschrijving van de film Daens


Het vervolg

Met de film Daens als uitgangspunt en referentiekader kunnen vervolgens allerlei onderwerpen worden behandeld of uitgediept. In de suggesties hieronder staat onderzoekend leren telkens centraal (uitgangspunten van het constructivisme). Uiteraard zijn veel andere thema's, zoals de sociale gevolgen van de industrialisering, het ontstaan van politieke partijen, sociale wetgeving, mogelijk.;

Alle opdrachten die hieronder besproken worden vindt u als webquest op deze site

Uitvindingen

Na het vertonen van de film kun je bijvoorbeeld teruggaan naar het begin van de industriële ontwikkeling. Dat kan uiteraard op verschillende manieren. Eén daarvan is de leerlingen een opdracht te laten maken over uitvindingen. Deze opdracht zou je vervolgens kunnen gebruiken voor een klassengesprek over de samenhang tussen deze uitvindingen, over de plaatsen waar de eerste industrie ontstond, waarom de industriële ontwikkeling juist in Engeland begon enz.
Verschillende versies van deze opdracht vindt u op Uitvindingen

Textiel in Twente

In Textiel in Twente staan drie opdrachten, waarin leerlingen onderzoekjes doen naar een aantal aspecten van ontwikkelingen in de textielindustrie in Twente. Zo maken zij o.a. een aantal grafieken waaruit zij vervolgens conclusies moeten trekken. Het aardige van deze opdracht is dat u ook kunt wijzen op de persoon Alphons Ariëns, die men zou kunnen zien als de Nederlandse tegenhanger van Daens. Ariëns heeft zich als pater in Enschede ingezet voor het lot van de textielarbeiders. Toen Daens, na zijn uitzetting uit het ambt, op uitnodiging van een arbeidersvoorman uit Almelo een bezoek bracht aan twente mocht Ariëns hem van zowel Schaepman als de bisschop niet ontmoeten, ook al woonde Daens een door Ariëns opgedragen mis bij in Enschede.   

Kinderarbeid

Onderzoeksopdrachten resulteren vaak in een schriftelijk verslag. Daar is uiteraard niets tegen, maar als leerlingen veel onderzoeksopdrachten moeten uitvoeren wordt de behoefte aan andere vormen van presentatie steeds groter. In de webquest over het onderwerp kinderarbeid verzamelen leerlingen informatie voor het voeren van een debat over de stelling: 'Kinderarbeid moet worden verboden'.  
Naast deze discussieopdrachten biedt 'kinderarbeid' ook twee versies van een onderzoeksopdracht waarbij de leerlingen hun onderzoeksresultaten wel in en schriftelijk verslag vast leggen. 

Sociale gevolgen van de industrialisatie

Albert Hahn en de industrialisatie bestaat uit een aantal opdrachten waarin leerlingen onderzoek doen naar de visie van Albert Hahn op de sociale gevolgen van de industrialisatie. Gebruik makend van 26 spotprenten zoeken zij een antwoord op de volgende vragen:

  • Op sommige van onderstaande spotprenten zijn sociale gevolgen van de industrialisatie zichtbaar. Welke herken je? 
  • Albert Hahn is een socialistische tekenaar. Onderbouw deze uitspraak aan de hand van vijf, zelf gekozen, spotprenten. Beschrijf kort elke spotprent en maak duidelijk waarom uit elke prent blijkt dat Hahn een socialist is.  
  • Albert Hahn had nogal wat kritiek op de rol van de kerk. Maak dat duidelijk aan de hand van minstens vier van onderstaande spotprenten

Algemeen kiesrecht

In de opdracht algemeen kiesrecht onderzoeken de leerlingen, aan de hand van een zevental spotprenten, de visie van Albert Hahn op het algemeen kiesrecht.

Vrouwenkiesrecht

In de opdracht vrouwen kiesrecht onderzoeken de leerlingen, aan de hand van een tiental spotprenten, visies op het vrouwenkiesrecht.

Verzuiling

Verzuiling 1 en Verzuiling 2 zijn twee versies van een onderzoek naar verzuiling in Nederland en in het bijzonder in de eigen omgeving. de

Links