Toby Wilkinson. Het oude Egypte. Opkomst en ondergang van een
beschaving
Amsterdam, Ambo, 2011, 656 blz. - vertaling uit het Engels door
Rob Hartmans en Bep Fontijn - ook verkrijgbaar als eBoek.
Het oude Egypte
“Voordat ik Wilkinsons boek las, dacht ik altijd dat het
onmogelijk was om een geschiedenis van het oude Egypte te
schrijven, die eruditie en toegankelijkheid combineert met
belangrijke onthullingen. Ik had het fout.”
(Tom Holland, auteur van o.m. Rubicon en Het Vierde Beest.)
Inhoud
Het Oude Egypte
Exact
mijn mening. Wie schrijft er nu nog een nieuwe lijvige
geschiedenis van het oude Egypte? Hele bibliotheken zijn er
reeds mee gevuld! Op onze eigen boekenplanken tel ik er een
dozijn, van het nog steeds meesterlijke Toetanchamon
(1973) door de Franse egyptologe Christiane Desroches -
Noblecourt (1913 - 2011), over standaardwerken,
tentoonstellingscatalogi (waaronder die van de grote
Toetanchamonexpositie in Keulen, 1980), tot gespecialiseerde
boekjes over het lezen van hiërogliefen, scripties in verband
met mummiegiften of fauna en flora op de wanden van de mastaba’s
uit het Oude Rijk. Een kleine selectie vind je achteraan bij
bibliografie.
Daarbij komen dan nog de onvergetelijke Egyptereizen met als
hoogtepunten Giza, Sakkara, de mastaba’s, Aboesir en natuurlijk:
het Museum van Caïro met de schatten van Toetanchamon, diverse
musea in Europa en tentoonstellingen in Brussel, Leiden, Londen,
Parijs…
En toch… het Egypte der farao’s kan zich koesteren in de zon van
een blijvende, vaak levenslange fascinatie. Hoe verklaar je dat?
Hoe wordt je (amateur-) archeoloog? Op p. 25 en 556 verhaalt de
auteur (°1969) hoe hij op zesjarige leeftijd reeds het boek van
Desroches-Noblecourt las. Ik zelf was heel wat ouder voor ik het
in handen kreeg. Maar ook de betreurde, veel te vroeg gestorven
Leuvense egyptoloog Jan Quaegebeur (1943-1995), naar wie een
gerenommeerde internationale jaarlijkse lezing is genoemd,
vertelde me dat het boek hem enorm stimuleerde. En de jonge
egyptoloog Bart Hellinckx zei ons op 12-jarige leeftijd: “Ik
word egyptoloog en zal promoveren op Toetanchamon!” Wat hij in
2002 ook deed (hoewel op een ruimer onderzoek). Niet te
verwonderen dat Wilkinson zijn boek start met de ontdekking van
het graf Van Toetanchamon. Altijd prijs!
In De wereld van de Egyptenaren, (1993) stelt Sergio
Donadoni:
“Er zijn oude beschavingen die zulke diepgaande verschillen
verbergen achter facetten die op het eerste gezicht eenvoudig en
bekend lijken, dat iedere poging om ze te begrijpen gedoemd
lijkt te mislukken, tenminste zolang deze verschillen niet in
het onderzoek betrokken worden (p. 7).
Ondanks hun onbedwingbare neiging alles op te schrijven hebben
de oude Egyptenaren maar zelden -heel zelden- de behoefte
gevoeld hun eigen maatschappij te beschrijven, de structuur
ervan theoretisch te overdenken, en het historisch of juridisch
erfgoed samen te vatten (p. 10).”
Dit is nu precies wat Wilkinson hier wel doet. En met verve!
Een voorafgaande opmerking: de indeling van de oude Egyptische
geschiedenis in 30 dynastieën gaat terug op Manetho een
Griekstalige Egyptische hogepriester uit de tijd van Ptolemaeus
II (ca. 250 v. Chr.).
Met die indeling in faraodynastieën is het gesteld als met de
kruistochten: iedereen weet dat de nummering niet klopt, maar
iedereen blijft ze toepassen. Omdat ze ingeburgerd is. En daarom
gemakkelijk in het gebruik.
Wilkinsons basisstelling, die niet door iedereen in dank zal
worden afgenomen, is: vanaf de voor-dynastieke periode heeft de
schitterende cultuur een donkere keerzijde. De oude Egyptenaren
zijn namelijk de uitvinders van het idee van de natiestaat dat
onze planeet 5000 jaar later nog steeds domineert. Met alle
denkbare negatieve gevolgen vandien.
Dat startte meteen na de vereniging van Zuid en Noord onder
Narmer. De auteur analyseert uitvoerig het beroemde Narmerpalet
in al zijn facetten. Reeds de eerste farao’s begrepen de kracht
die de ideologie en haar visuele pendant, de iconografie vormden
bij het verenigen van een disparaat volk en het omvormen hiervan
tot loyale onderdanen.
Al zeer vroeg blijkt uit de grafvondsten een voortschrijdende
stratificatie van de samenleving in leiders en volgelingen, met
enorme verschillen in rijkdom en sociale status. De allereerste
farao’s ontwikkelden en perfectioneerden instrumenten van het
leiderschap die nog steeds gebruikt worden: verfijnd uiterlijk
vertoon van het ambt enz. Zie tegenwoordig naar het succes van
de televisie-uitzendingen ‘Blauw Bloed’ (Nederland) en Royalty
(België) en de manifestaties bij het 60-jaar jubileum van
koningin Elizabeth II in Groot - Brittannië en de massahysterie
die gedemonstreerd wordt bij koninklijke huwelijken of
overlijdens, troonwisseling of prinselijke geboorte.
De bedoeling was: de greep op de macht handhaven middels
politieke propaganda, een xenofobe ideologie, nauwlettend
toezicht op de bevolking en brute onderdrukking van afwijkende
ideeën. Vergelijk met Noord-Korea, Syrië, Libië - een eindeloze
lijst. Het oude Egypte was tijdens zijn hele geschiedenis een
theocratische, autoritaire, staat waarin de farao niet alleen
van de goden afstamde, maar god was!
Een dictatuur tevens met meedogenloos optreden en bitter weinig
respect voor mensenlevens van de onderdanen. Zelfs de voorraden
voor tijden van misoogsten dienden in de eerste plaats om
hongeropstanden te voorkomen.
Het paradigma bij uitstek vormen de grote piramides, en zeker de
eerste en grootste: die van farao Khoefoe (Cheops). Iedereen
weet nu wel dat die piramides niet gebouwd zijn door slaven,
maar door al dan niet gedwongen behoorlijk betaalde arbeiders.
(Zeer goede uiteenzetting in en bij de bespreking van het
docudrama Piramiden.
Het eerste wereldwonder. De Grote Piramide van Gizeh (2002),
waaraan Wilkinson meewerkte.
In tegenstelling met de traditionele opvatting poneert Wilkinson
dat de bouw van de grote piramide niet bepaald een nationaal
project was waaraan het hele volk kon deelnemen en waarop het
trots kon zijn. (De vergelijking met de middeleeuwse
kathedralenbouw is vaak gemaakt.) Wat was het dan wel?
“Het ongemakkelijke antwoord luidt dat het de ultieme projectie
van de absolute macht was.” Tot in onze tijd toe hebben despoten
zich altijd onweerstaanbaar aangetrokken gevoeld tot het
optrekken van kolossale gebouwen (en niet te vergeten: dito
standbeelden). De grote piramide van Choefoe is gewoon de meest
gedurfde en duurzame van dergelijke ‘folies de grandeur’.
(p. 111).
De organisatie van de bouw wekt nog steeds bewondering. Ook hier
gingen de Egyptenaren uit van een basisrecept: zij deelden elke
grootschalige onderneming op in een aantal kleinere, beter te
hanteren onderdelen.
De piramide was geen graftombe, maar een ‘verrijzenismachine’ om
het de farao mogelijk te maken te reizen naar het kosmisch
domein en voor eeuwig opgenomen te worden bij de
“Onverwoestbaren” (= circumpolaire sterren, het sterrenbeeld
Orion).
Schepping en politieke orde zijn onontkoombaar afhankelijk van
elkaar. Orde is de balans tussen tegengestelde verschijnselen.
Net als o.m. de Chinezen, de Maya en Azteken is een fundamenteel
basisgegeven van het wereldbeeld het geloof in het samengaan van
tegenstellingen. (Voor Maya & Azteken zie op
Histoforum Magazine).
Een andere stelling die veel lezers misschien zal choqueren: in
tegenstelling met wat vaak verteld is, brachten de Egyptenaren
in de voor-dynastieke periode tot en met de eerste dynastie
wel mensenoffers bij de begrafenis van vorsten
en prinsen, net als in het oude China of bij de Sumeriërs. De
archeologische bewijzen zijn onweerlegbaar. Alleen haalde hun
praktische ingesteldheid snel de bovenhand. De mensen werden
vervangen door reliëfs op de wanden, ka-beelden van de grafheer,
afbeeldingen en modellen van boten, legers enz. (in plaats van
de echte boten bij de piramide van Cheops). Hieruit blijkt een
andere basishouding van de Egyptenaren, die ik bij gebrek aan
beter concreet-abstract noem: je hebt geen dode
dienaren nodig, maar wel concrete voorwerpen en beelden om de
magie aan vast te knopen.
Driedimensionale modellen horen volgens de auteur thuis in
vervalperiodes. Klopt zeker niet helemaal. Naast de schitterende
reliëfs op de muren, zijn er reeds tijdens de vierde en vijfde
dynastie charmante beeldjes van bijvoorbeeld bierbrouwsters enz.
gevonden. De gewoonte zal sterk uitgebreid worden tijdens het
Middenrijk en later, wanneer er maquettes van hele
landbouwtaferelen en mini-legerkorspsen te vinden zijn. De
reliëfs in de grafkapellen van de mastaba zijn voor hen geen
kunst, maar een soort artistiek - religieuze verzekeringspolis.
Zij zullen in het hiernamaals magisch tot leven komen en de
grafheer (en familie) een zorgeloos voortbestaan garanderen,
zolang zijn mummie bestaat en zijn naam in hiërogliefen bewaard
blijft.
De rol van het schrift
De hiërogliefen zijn er reeds lang voor de teksten op de wanden
van de graftombes of piramides. Tegenwoordig neemt men aan dat
het principe afkomstig is uit het Sumerische Mesopotamië, meer
bepaald de stad Uruk - wat wijst op zeer vroege contacten en het
bestaan van intercontinentale handel tussen Azië en Afrika,
vooral van luxeproducten (bijvoorbeeld kornalijn uit het huidige
Afghanistan).
De uitwerking is echter van meetaf typisch Egyptisch. De oudste
hiërogliefen verraden een economische start: labels op amforen
e.d.. Maar ze werden zeer snel gebruikt als een subtiel middel
om een hoogopgeleide klasse van schrijvers te binden aan het
koningschap
Slotbemerkingen
Opvallend is de gehanteerde chronologie die meer dan 100 jaar
jonger is dan vroeger. Eén voorbeeld: Djozer (trappenpiramide,
Sakkara, Derde Dynastie) werd gedateerd op ca. 2780; nu:
Netjerichet (zijn Egyptische naam) van 2650-2620.
Op p.423 e.v. schetst Wilkinson een heel ander, negatief beeld
van de 21ste dynastie, die door Huub Pragt beschreven is in zijn
roman
De verborgen tombe.
Waarschijnlijk heeft de auteur het helaas bij het rechte eind,
maar toch blijf ik de visie van Pragts roman verkiezen.
Er staan zowel zwart-wit- als kleurenfoto’s in het boek. Maar
niet voldoende. Die vind je wel in overvloed in onderstaande
beknopte bibliografie & films.
Didactische toepassing
Het boek richt zich uiteraard in de eerste plaats tot
volwassenen, leraren & andere geïnteresseerden. Voor Vlaanderen:
is in hoogste klassen voortgezet onderwijs wel te gebruiken in
seminarie/vrije ruimte, doch ook weer bij geïnteresseerden
leerlingen (en die zijn er meestal wel). Toch lijkt het
aangewezen enkele basisideeën ook voor jonge leerlingen mee te
geven, omdat je ze waarschijnlijk niet in hun schoolboeken zult
aantreffen, zeker de volgende: Egypte als theocratische
totalitaire staat plus de uitingen van de macht en hun
doorwerken tot op heden. In de bespreking van de dvd
De piramiden. Het eerste wereldwonder tref je een
aantal tips, die alle dankbaar in de praktijk zijn getoetst. Let
wel: oudere verwijzingen op andere sites naar Gelezen tijd zijn
verouderd en te vervangen door het geactualiseerde artikel in
Histoforum Magazine (2009)
Gelezen tijd. Historische romans in de hogere jaren voortgezet
onderwijs: cultuuroverdracht en leesplezier.
Beknopte bibliografie
BAINES, J. & J. MALEK, Atlas van het Oude Egypte, Amsterdam,
Agon 1991, 8ste druk.
Description de l’Egypte…, Edition complète, Köln, Taschen, 2002
(oorspr. uitg.: 1809-1822), 1007 blz. - volledig te exploreren
op internet.
DESROCHES-NOBLECOURT, C., Toetanchamon. Leven en dood van een
farao, Amsterdam, Becht - Antwerpen, Diogenes, 1975³.
DONADONI, S. (red.) De wereld van de Egyptenaren, Amsterdam,
Agon, 1993.
FLETCHER, J., Zonnekoning van Egypte. Amenhotep III, Alphen a.d.
Rijn, Atrium, 2000.
Egypt’s Sun King. Amenhotep III. London, Duncan Baird Publ.,
2000.
HAGEN, R. & R.-M., Egypte. Mensen, Goden, Farao’s, Keulen,
Taschen, 2005.
HELLINCKX, B., Mummy Equipment, Bodily Parts and the Divine
World. A Study of Egyptian Funerary Symbolism. Doctoraal
proefschrift, Leuven, K.U.Leuven, 2002.
HOVING, T., Toetanchamon. De verzwegen feiten, Helmond, 1980.
LANDSTRÖM, B., Ships of the Pharaohs. 4000 Years of Egyptian
Shipbuilding. London, Allen & Unwin, 1970.
LIMME, L. & D. HUYGE (red.) De Kunstenaars van de Farao’s. Deir
el-Medina en de Vallei der Koningen. Tentoonstellingscatalogus,
Brussel, KMKG, 2002.
MACAULY, D., De piramide. Het verhaal van de bouw. Amsterdam,
Ploegsma, 1982.
MALEK, J. en W. FORMAN, In de schaduw van de piramiden.
Egypte ten tijde van het Oude Koninkrijk, Weert, Bruna, 1987.
MARTENS, J. en E. BUNTINX, Fundamenten 1. Prehistorie - Het
Nabije Oosten – De Kelten, Leuven, Wolters, 1989.
MONTET, P., Zo leefden de Egyptenaren in de oudheid. Baarn,
Hollandia, 1977, 4e druk.
REEVES, N., Toetanchamon. De koning. Het graf. De schatten.
Haarlem, Becht, 1991.
REYNDERS, M., Onder het oog van de zonnegod. 3000 jaar
Oud-Egyptische beschaving, Leuven, Davidsfonds, 2003.
ROMER, J., Graven voor de farao. Het dagelijks leven in
Oud-Egypte. Utrecht, Teleac, 1991.
SCHULZ, R. & M. SEIDEL ( red.), Egypte. Het land van de farao’s,
Keulen, Könemann, 1998.
SILIOTTI, A., De piramiden van Egypte, Lisse, Zuid
Boekprodukties, 1998.
STROUHAL, E., Leven in het oude Egypte. Haarlem, Becht, 1993.
TIRADRITTI, F. en A. DE LUCA, Kunstschatten uit Egypte, Leuven,
Davidsfonds, 2000.
Tutanchamun in Köln, Mainz am Rhein, Verlag Philip von Zabern,
1980.
VAN DE WALLE, B., La chapelle funéraire de Neferirtenef,
Brussel, Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis, 1978.
De vrouw in het rijk van de farao’s, tentoonstellingscatalogus,
Brussel, Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis, 1986.
ZAUZICH, K., Hiërogliefen lezen, Amsterdam, Meulenhoff
Informatief, 1982.
ROMANS
Huub Pragt,
De verborgen tombe, Hilversum, 2008, 287 blz. ISBN
978-90-810474-2-5; € 19,90
FILMS
Piramiden. Het eerste wereldwonder. De Grote Piramide van Gizeh.
DVD - BBC, 2002;
historisch docudrama (zeer goed)
Egypte.
De geheimen van de farao’s, National Geographic, DVD 2004
(oorspronkelijke video 1997)
Jos Martens,
augustus 2013