
artikelen over geschiedenis didactiek
Perspectief
Als je kinderen wilt leren om historisch te denkne en te redeneren helpt het als je ze confronteert met een perspectief dat botst met een bekend perspectief. Een tweetal voorbeelden.
Inhoud
Perspectief
Vergilius al schrijvend in een veld met schapen en
geiten.
Virgile écrivant dans une prairie où paît du bétail,
Opera, Maître de Robert Gaguin, fin du XVe siècle.
Dit schilderij sierde de cover van een Spaanse vertaling
van de Georgica van Vergilius (70-19 v. Chr.)
Met de Georgica bracht Vergilius hulde aan het leven op
het platteland. Maecenas vroeg het te schrijven om de
landvlucht en de verwaarlozing van de landerijen tegen
te gaan. De Georgica is echter geen handboek voor de
boeren: Vergilius beschrijft in vier boeken ("zangen")
achtereenvolgens de landbouw (I), de bos- en wijnbouw
(II), de veeteelt (III) en de bijenteelt (IV). In dat
laatste boek wordt het verhaal van de mythische
bijenkweker Aristaeus verteld, wiens bijen plotseling
stierven. In dit verhaal verwerkte Vergilius de mythe
van Orpheus en Eurydice. Louter praktische
beschrijvingen en lyrische beschrijvingen worden
afgewisseld.
Voor het werk liet Vergilius zich inspireren door de
Werken en Dagen van de Griekse dichter Hesiodos (8e eeuw
voor Christus). Zo is de Georgica net als de Werken en
Dagen een gedicht over de landbouw in de dactylische
hexameter, een metrum dat Vergilius overigens voor al
zijn gedichten hanteerde.
De Georgica is een poëtisch handboek voor de liefhebber
van het buitenleven en een beeldende lofzang op het
boerenbedrijf. Vergilius bezingt het noeste landwerk, de
nauwgezette bewerking van akker en land, het kweken van
bomen en gewassen, de teelt van bijen en vee.
Vergilius houdt de onromantische orde van het leven op
het land in ere. De boerendichter roemt het geordende,
georgische Landleven niet alleen als ideaal van de
stedeling. De Georgica is een leerdicht op de landbouw,
waarin de boer als een veldheer zijn land en zijn dieren
bestiert. Het is daarom ook een dichtwerk over het
menselijk bestaan, landgedichten op het leven.
De Georgica is op meesterlijke wijze vertaald door Piet
Schrijvers, en ter zake kundig cultuurhistorisch
ingeleid.
Piet Schrijvers (1939) is emeritus hoogleraar Latijnse
taal- en letterkunde (Leiden), en lid van de Koninklijke
Nederlandse Akademie van Wetenschappen.
Eerste opmerking: Welk lezerspubliek had Vergilius voor
ogen?
De meningen zijn, zoals altijd onder filologen,
verdeeld. Het is onze bedoeling twee visies in nuce te
bespreken: de opvatting die we terugvonden in "Het Feest
van Saturnus" van Piet Gerbrandy, en de opvatting die we
lazen in de voortreffelijke inleiding van Piet
Schrijvers' vertaling van de Georgica.
Piet Gerbrandy: Het werk van Vergilius is vrij van
didactische bedoelingen. Het zijn vooral andere
bekommernissen die prevaleren, met name:
Filosofische bekommernis: Vergilius verwoordt op
pregnante wijze de "condition humaine": de
afhankelijkheid van de mens van de natuur en, nauw
daaraan verwant, de plaats van de mens in het universum.
Bij Piet Schrijvers vinden we een gelijkaardige gedachte
terug: "Juist door het onvermeld laten van sociale
hiërarchieën en het benadrukken van het
algemeen-menselijke karakter van de (land)arbeid heeft
de Georgica een wijdere uitstraling kunnen verkrijgen
als gedicht over het menselijk bestaan." (2004:15)
Politieke boodschap: Octavianus moet het nog wankele
evenwicht tengevolge van de talrijke burgeroorlogen in
stand houden.
De Georgica als "poëticaal monument": Hoe zag Vergilius
zijn taak als dichter?
Piet Schrijvers ontkracht bovenstaande stelling die zich
hoofdzakelijk baseert op een 19de eeuwse poëziepraktijk
waarbij het genre van het leerdicht niet meer actief
beoefend werd. Want, hoewel de 3 bovenvermelde
bekommernissen onmiskenbaar in de Georgica aanwezig
zijn, mogen we zeker niet blind blijven voor de tal van
accurate gegevens die Vergilius ons verstrekt aangaande
de landbouw. Beweren dat Vergilius gepoogd heeft om tot
een volledige en systematische behandeling van de
landbouw ten behoeve van de boer te komen, is natuurlijk
nonsensikaal. Twee argumenten hiervoor zijn:
de taalkundige moeilijkheidsgraad van het werk;
de literaire geleerdheid.
Conclusie: Het publiek dat Vergilius voor ogen had was
de economische - culturele toplaag.
Tweede opmerking: Genre + stilistische kenmerken.
Genre:
De Georgica wordt algemeen gerekend tot de descriptieve
poëzie: Vergilius wil vooral d.m.v. beschrijvingen het
landleven voor het geestesoog van de lezer laten
opdoemen.
Stilistische kenmerken:
- personificatie
- beeldspraak ontleend aan het militair-politieke leven
van de Romeinen
[TIP: voor een heldere definitie van deze stijlfiguren
en tal van vbn., surf naar
http://www.nederlands.nl/dichtwoordenboek/]
Derde opmerking: Vergilius & Hesiodus
Het is een belangrijke regel in Grieks-Romeinse poëzie
dat wie als eerste een genre sticht, toonaangevend is
voor alle andere dichters die zich in datzelfde genre
willen bekwamen. Er is dus m.a.w. geen vernieuwing
mogelijk binnen een genre, hoewel er creatief kan worden
omgesprongen met de beperkingen die een bepaald genre
aan de dichter oplegde (denk maar aan Ovidius met zijn
Ars Amandi).
Vergilius diende zich dus te plooien naar de
wetmatigheden van de didactische poëzie, zoals die
ontwikkeld werden door Hesiodus (8ste E. v. Chr., Askra,
Boeotië).
Relatie leraar - leerling: Het medium voor
kennisoverdracht ten tijde van Hesiodus was poëzie. Ten
tijde van Vergilius lag dit al helemaal anders: wilde je
didactische richtlijnen geven aan iemand, dan deed je
dat niet meer in versregels, maar in proza. Het
leerdicht was verworden tot een literair spel dat
gespeeld werd door erudiete auteurs voor erudiete
lezers. Op die manier krijg je in de Georgica een
enigzins complexe relatie met betrekking tot het
publiek: Vergilius richt zich tot de boeren (voorgewend
publiek) tegenover "the high society" van Rome
(werkelijk publiek).
Variatie in stof (i.e. narratieve uitweidingen ter
afwisseling) = parekbasis; egressus, egressio. Het
Orpheus en Eurydice verhaal is zo'n uitweiding.
Verwantschap leerdicht - epos: de epische versmaat (de
dactylische hexameter), de epische of Homerische
vergelijkingen; de hoog-epische epitheta ornantia.
Conclusie: Vergilius heeft geen leerdicht pur sang
geschreven. Dit was op het ogenblik waarop het werk
geconcipieerd werd ook niet meer mogelijk, vermits het
leerdicht toen reeds verworden was tot een virtuoos
literair spel, dat een ambigue relatie met betrekking
tot het publiek veronderstelde. De affiniteit van het
leerdicht met het epos treedt op het niveau van twee
formele kenmerken naar voren: de versmaat en het episch
gekleurde taalgebruik (vergelijkingen + epitheta).
http://avhauden.angelfire.com/inleiding_op_georgica.html
http://histoforum.net/bruegel/artikel.htm