artikelen over geschiedenis didactiek
Huis der wijsheid
Lyons, Jonathan, Het huis der wijsheid. Hoe Arabieren de westerse beschaving
hebben beïnvloed (House of Wisdom, 2009, vertaling van de
Plassche R. & van de Westelaken, J.),
Amsterdam, Bulaaq - Antwerpen, EPO, 2010, 335 blz.
Persoonlijke waardering: ****/5
Inhoud
Huis der wijsheid
De titel verwijst naar het "Huis der Wijsheid", een soort
academie van wetenschappen die in het begin van de 9de eeuw in
Bagdad werd opgericht door de Abassiedenkalief al-Mamoen, de
zoon van de bij ons beter bekende Haroen al-Rasjid, tijdgenoot
van Karel de Grote.
Iedereen weet toch wel dat termen als algebra en bazaar van
Arabische herkomst zijn, maar verder gaat de kennis over de
invloed van de Arabieren op onze beschaving over het algemeen
niet. Het Arabisch heeft nog meer sporen nagelaten in onze taal.
Woorden als zero, cijfer, almanak, algoritme, azimut, zenith en
vele andere termen uit de wiskunde en de astronomie zijn
afkomstig uit het Arabisch.
In die zin vult het boek van Jonathan Lyons een leemte op. Ik
heb slechts gedeeltelijke kritiek omdat hij de algemene situatie
van W.- Europa in overdreven negatieve termen en niet steeds
correct beschrijft (o.a. p. 56). Daarom onthoud ik hem voor zijn
overigens voortreffelijk werk de vijfde ster van waardering, die
hij in twee kwaliteitskranten wel krijgt.
Al-Mamoen liet manuscripten van oude geleerden opsporen, waar
hij ze maar vinden kon en betaalde desnoods hun gewicht in goud.
Gezantschappen reisden naar Constantinopel, beladen met
geschenken. Zij keerden terug, even zwaar beladen met de werken
van Plato, Aristoteles, Ptolemaeus, Hippokrates en andere
auteurs uit de klassieke oudheid. In Bagdad werden die
bestudeerd door de grootste geleerden van de toenmalige
beschaafde wereld en in het Arabisch vertaald.
Vooreerst trachten de islamitische wijsgeren de Koran te
begrijpen in overeenstemming met de Griekse filosofen uit de
oudheid. Dat lukte hun niet steeds. Maar toch zorgde de invloed
van schrijvers als Plato en Aristoteles voor een verdieping van
de filosofie. Daarbij leverde het voorbereidend werk een
misschien onbedoelde, maar daarom niet minder belangrijke
bijdrage aan het culturele patrimonium van de gehele mensheid.
Want ondertussen waren de oude auteurs op nieuwe perkamenten (en
spoedig op het hier nog onbekende papier) gekopieerd en
vervolgens vertaald. Zonder hun arbeid zouden vele werken uit de
klassieke oudheid voorgoed verloren zijn geweest. Ondanks hun
bewondering voor de Ouden vergenoegden deze geleerden zich niet
met kopiëren en napraten.
Op het gebied van de wiskunde overtroffen de wetenschappers al
gauw hun leermeesters. De belangrijkste vernieuwing die ze
introduceerden, was het cijferschrift. In Europa werden de
getallen nog op de onhandige Romeinse manier geschreven, waarbij
de waarden eenvoudig worden opgeteld. Zo schrijft men 1825 als
MDCCCXXV omdat het de som is van M = l000, D = 500, C + C + C =
100 + 100 + 100, X + X = 10 + 10 en V = 5. De Arabieren pasten
het decimale stelsel toe met de cijfers die wij nog steeds
gebruiken en nog steeds Arabische cijfers noemen, “de grootste
uitvinding sinds het wiel en het schrift.” Het decimale systeem
laat vlot vermenigvuldigingen, delingen en allerhande
berekeningen toe, door het invoeren van een teken voor de lege
plaats: de nul. De Arabieren brachten het decimale stelsel
omstreeks 750 mee uit India, maar in christelijk Europa kwam het
pas 500 jaar later in zwang. Net zoals Pythagoras 1000 jaar
eerder zagen de Arabieren in de wiskunde de taal waarin God de
kosmos had geschreven. Wiskunde had voor hen iets van de meest
volmaakte schoonheid.
De wereld in kaart
Kalief al-Mamoen heerste over een enorm rijk. Voor behoorlijk
bestuur achtte hij daarom een accurate beschrijving van heel
zijn gebied een absolute noodzaak. Toch was het uitgangspunt van
de Arabische astronomen in het Huis der Wijsheid religieus: het
bepalen van de juiste gebedsrichting naar Mekka, overal in het
uitgestrekte imperium.
Van Claudius Ptolemaeus (Alexandrië ca. 150) namen ze het
systeem van geografische coördinaten over, dat wil zeggen: het
gebruik van lengte- en breedtegraden zodat elk punt op de globe
een unieke, identificeerbare locatie oplevert.
Ze aanvaardden van meet af aan de opvatting van de aarde als
bol.
Ptolemaeus de auteur van de Almagest (naar het Arabisch voor ‘De
grootste’, over astronomie) en de Geographia leerde hun tevens
oplossingen voor het probleem van de projectie, dit is: de
weergave van de driedimensionale bolvorm van de aarde op een
platte, tweedimensionale kaart. De talloze gecoördineerde
metingen van Al-Mamoens geleerden hadden in de woestijn van
Sinjar de lengte van één graad in Arabische maateenheden
opgeleverd. Dat was slechts mogelijk door de immense
uitgestrektheid van zijn rijk en de steun van zijn persoonlijke
wetenschappelijke interesse.
Voor de 360° omtrek van de aarde leverde dit 39.429 km op,
niet ver verwijderd van de 40.075 km van de moderne wetenschap
(Moller 2019) (1)
Vermoedelijk haalde hij zijn inspiratie in het China van de Tang
dynastie, het enige bekende analoge voorbeeld uit dezelfde
historische era: in het begin van de achtste eeuw liet de keizer
over ruim 4000 km een meridiaancirkel opmeten (niet vermeld in
het boek, eigen cursivering).
Dit vormde tevens de basis voor misschien wel de grootste
wetenschappelijke triomf van het Huis der Wijsheid: de
constructie van een wereldkaart, vergezeld van een beschrijving
van de volken, plaatsen en wonderen van de wereld en een
bijgewerkte tabel met geografische coördinaten. Onder die
‘wonderen’ bevond zich onder veel meer ook een geografisch
correcte beschrijving van de Chinese Muur.
Naast zulke curiositeiten bevatten de kaart en het overzicht van
al-Mamoen 530 belangrijke steden en plaatsen, 5 zeeën, 290
rivieren en 200 bergen. Handelaren, zeelieden, spionnen en
postmeesters overal in het rijk waren ideale informatiebronnen.
In Het boek van wegen en koninkrijken, een iets jonger beroemd
geografisch verzamelwerk, waren ook belangrijke zeeroutes
opgenomen naar Perzië, Bahrein, Oman en Jemen, tot aan de haven
van Guanzhou (Kanton) in China, waar reeds duizenden Arabieren
verbleven. Stenen mijlpalen met daarop de afstand tot Bagdad
zijn teruggevonden in uithoeken als Palestina en Georgië.
Al-Mamoens geleerden herzagen de oost-west lengte van de
Middellandse Zee door Ptolemaeus' meting van 62 lengtegraden te
herleiden tot 52. In de vroege elfde eeuw verminderden Arabische
geografen dit nog verder tot 42 lengtegraden, wat in de buurt
ligt van de moderne waarde 31. Als deze cijfers kloppen, is het
een wetenschappelijke prestatie van eerste orde. Haast
ongelooflijk! Het zou meer dan 700 jaar duren vooraleer Gerard
Mercator de Arabische resultaten nog maar benaderde. Voor zijn
Europakaart uit 1554 werkte de befaamde geograaf klaarblijkelijk
met de oorspronkelijke Griekse Ptolemaeustabellen, zoals die in
1400 uit Constantinopel waren meegebracht. Bij zijn beroemde
aardglobe uit 1541 -‘de mooiste van de hele 16de eeuw’- had hij
de doormeter van de Middellandse Zee al teruggebracht tot 58
graden. Nu deed hij er nog eens 5 graden af, tot 53, wat nog
steeds minder nauwkeurig zou zijn dan de Arabieren ten tijde van
al-Mamoen! (niet in het boek, eigen cursivering (2)
Pas eeuwen later, in 1154 om precies te zijn, bereikte de kennis
uit het Huis der Wijsheid het Westen. Toen vormde dit
titanenwerk de basis voor het samenstellen van de Kitab Rudjar
("Rogiers Boek") door de Marokkaanse geograaf en botanicus
Muhammad al-Idrisi (1100 - 1165 of 1166)
Dit verdient even meer aandacht.
Omstreeks 1139 nodigde koning Rogier II van Sicilië al-Idrisi
uit naar zijn nieuwe hoofdstad Palermo om leiding te geven aan
een zeer ambitieus project: het samenstellen van een nieuwe
wereldkaart en een begeleidende tekst met geografische
beschrijvingen. Dit was het begin van een vruchtbare
samenwerking die niet minder dan vijftien jaar in beslag zou
nemen.
Rogier II (1095 - 1154) was zoals zijn Normandische vader Rogier
van Hauteville een buitenbeentje in het Europa van zijn tijd.
Hij zette diens verdraagzame politiek verder in de benadering
van de zeer diverse religieuze en etnische groepen in zijn rijk:
katholieke Sicilianen en Normandiërs, Grieks-orthodoxe
Byzantijnen, Joden en vooral Arabische moslims, de vroegere
heersers. Net als zijn vader stelde hij veel moslims aan in
belangrijke staatsambten en zelfs in zijn leger. De meerderheid
van zijn voetvolk en van zijn bereden boogschutters waren
moslims, wat zijn kruisvarende tijdgenoten verbijsterde. Zijn
lijfartsen waren uitsluitend Arabieren en volgens de Iraakse
historicus van de kruistochten, Ibn al-Athir (1160-1233), stelde
hij meer vertrouwen in hen dan in enige monnik of priester in
het paleis.
De munten die Rogier in 1138 liet slaan, zijn de vroegste
Europese voorbeelden voor het gebruik van de door al- Chwarizmi
gepopulariseerde Arabische cijfers.
Al-Idrisi ging in Palermo aan het werk met een hele staf
wetenschappers, vooral Arabieren en Joden. Hierbij kon hij
voortbouwen op alles wat sinds al-Mamoen en zijn Huis der
Wijsheid vanaf ca. 800 was verzameld op geografisch gebied.
Zij maakten gebruik van een verscheidenheid aan bronnen,
waaronder de klassieke werken van de moslimgeografie voor
gegevens over Afrika en Azië. Voor informatie dichter bij huis
vertrouwde hij op zijn eigen ervaringen als onverdroten
rondreizende geleerde, vanaf zijn zestiende, na zijn opleiding
in Córdoba (Spanje). Dit vulde hij aan met de verslagen van
Europese reizigers, kooplieden, diplomaten en leden van Rogiers
omvangrijke zeemacht. Ervaren reizigers interviewde hij
persoonlijk, individueel en in groepjes. Hij weerhield “alleen
datgene waarover volledige eensgezindheid bestond en wat
geloofwaardig bevonden is, verwerpend alles wat contradictie
opriep.”
Alle gegevens werden vervolgend ingetekend op regionale kaarten,
tien per traditionele klimaatzone, dus zeventig in het totaal.
Al- Idrisi en zijn team van geleerden stelden zich de bewoonde
wereld voor als één volledig halfrond van 180 graden, dat zich
uitstrekte van Korea in het Oosten tot de Canarische eilanden in
het Westen - het laatste bekende gebied vóór de inktzwarte
wateren van de Atlantische Oceaan, de gevreesde Zee der
Duisternis.
Daarna startten de ambachtslieden het moeizame proces om alles
te kopiëren en dan te graveren op een driehonderd pond zware
zilveren schijf met twee meter diameter. Begin 1154 raakte het
titanenwerk voltooid: een op het zuiden georiënteerde mappa
mundi, onder de naam Tabula Rogeriana. Daaraan voegde al-Idrisi
het boek Geografie toe. Samen werden ze door hem Kitab Rudjar
("Rogiers Boek") genoemd. En onder zijn Arabische naam zou dit
meesterwerk van de geografie bekend blijven (3).
Helaas. Kort na haar voltooiing werd de grote zilveren
planisfeer gestolen en omgesmolten. Gelukkig zijn een paar in
lazuursteen uitgevoerde versies bewaard gebleven. Al-Idrisi's
grote geografische compendium bleef eveneens bewaard.
Al-Idrisi’s verdwenen ronde zilveren wereldkaart, moderne
replica, hier gericht op het noorden.
Zijn Boek van Rogier bood het middeleeuwse Westen de meest
uitvoerige beschrijvingen ooit van de volken, landen en culturen
van de zeven klimaten. Dat gold zeker voor Afrika, een gebied
dat generaties Arabische zeelieden, handelaren en avonturiers
goed kenden. Al-Idrisi geeft, onder veel meer, gedetailleerde en
in de regel accurate beschrijvingen over de in Europa totaal
onbekende goudhandel van Ghana en de zoutwinning in het uiterste
westen van het continent. Ook beschrijft hij de complexe
geografie van de bovenloop van de Nijl. Verder naar het oosten
informeert het Boek van Rogier de lezers over zulke
uiteenlopende onderwerpen als de intelligentie van olifanten,
het kastenstelsel van India en de boeddhistische
geloofsovertuiging van de keizers in het verre China.
Tien manuscriptkopies van het Boek van Rogier overleefden tot op
heden. Vijf ervan met de volledige tekst, en acht met kaarten
(4).
Drie eeuwen lang zou het zonder enige concurrentie onbetwist de
meest nauwkeurige wereldkaart blijven, als hoeder van een
wetenschap die de christelijke kennis van het Westen mijlenver
overtrof!
Al-Idrisi, Tabula Rogeriana, 1154. Wereldkaart kaart,
georiënteerd op het zuiden. In feite is dit een hedendaagse
reconstructie uit de 69 originele bewaarde deelkaarten.
Bibliotheque nationale de France (MSO Arabe 2221)
Adelard van Bath. Bruggenbouwer naar de Arabische wetenschap.
In 1114 arriveerde een Engelse landjonker van even in de dertig
in Antiochië, de stad die door de kruisvaarders in 1097 veroverd
was ten koste van duizenden doden en maandenlange bloedige
strijd (5). Zijn naam was Adelard van Bath (ca. 1080 - 1152);
hij behoorde tot de orde van St.-Benedictus. Geen godsdienstig
fanatisme dreef hem naar het Heilig Land, maar een
onverzadigbare drang naar ware kennis. Hij had gestudeerd en
gedoceerd aan de beroemde kathedraalschool van Laon (Frankrijk),
doch bitter teleurgesteld door het bedroevend lage niveau van de
gedoceerde vakken, zocht hij in het Heilig Land naar de
wetenschap van de Arabieren, de studia Arabum. Daarin was hij
niet de eerste: vanaf de 10de eeuw hadden voorgangers van tijd
tot tijd om dezelfde redenen in Toledo en andere steden van Al
Andalus gestudeerd.
Maar de impact van Adelard op de geestelijke evolutie van
West-Europa was cruciaal. Waar zijn lotgenoten huiswaarts
keerden met een emmertje wetenschap, zorgde hij voor een ware
dijkbreuk op dit gebied. Hij zou het intellectuele landschap van
Europa voorgoed hertekenen. Dit is niet overdreven. Zonder hem
misschien geen ‘Renaissance van de twaalfde eeuw’.
Zijn belangstelling was quasi onbeperkt, van de valkerij tot
toegepaste scheikunde, van meetkunde tot filosofie, astronomie,
astrologie en kosmologie.
Hij schreef een boek Liber algorismi de Numero Indorum (over
algorismen en Indische cijfers). Hij vertaalde de astronomische
tabellen van al-Chwarizmi over de bewegingen van de sterren en
de Inleiding tot de astrologie van Aboe
Ma'shar. Hij schreef
korte verhandelingen over de abacus (het gebruik van het
telraam) en een uitvoerige over het nut van het astrolabium (in
het Westen nog onbekend), vergezeld van een zeer praktische
handleiding voor de toepassingen. Bijzonder invloedrijk was zijn
vertaling van de Elementen van Euclides (Alexandrië 3de eeuw v.
C.). Dit meetkundig en rekenkundig verzamelwerk was in
Constantinopel bewaard in het oorspronkelijke Grieks. In het
Westen was de tekst verloren gegaan tot Adelard hem omstreeks
1120 uit het Arabisch vertaalde in het Latijn. Euclides’ vlakke
en ruimtelijke meetkunde wordt tot op vandaag nog steeds
aangeleerd in ons voortgezet onderwijs.
Op de hele lange termijn gemeten was zijn kostbaarste geschenk
aan de toekomstige generaties in het Westen misschien wel dat
hele kleine pakketje met 10 onooglijke tekentjes die hij
Indische en wij Arabische cijfers noemen.
Al-Chwarizmi, grootvader van de computer
Mohammed ibn Moesa al-Chwarizmi was een ware polymath,
onbetwistbaar een van de grootste en meest invloedrijke
wiskundige genieën uit de hele wereldgeschiedenis. Hij is
geboren tussen 780 en 800 en overleed tussen 840 en 845.
Chwarizmi was een Pers, afkomstig uit Chwarezm, tegenwoordig
Oezbekistan. Net als vele decennia later al-Biroeni en Avicenna.
Hij werkte in het Huis der Wijsheid van kalief al-Mamoen.
Men neemt aan dat hij als eerste het Indische getallensysteem
(nu bekend als ‘Arabische cijfers’) gebruikte en het teken ‘0’
voor nul introduceerde, wat een revolutionaire omwenteling
betekende voor de wiskunde.
Al-Chwarizmi corrigeerde het werk van Ptolemaeus op het gebied
van geografie, astronomie en astrologie en vulde het aan met
zijn eigen bevindingen. Heel waarschijnlijk leidde hij een groep
van 70 kosmografen, die al-Mamoens grote wereldkaart met de
begeleidende boeken vervaardigden. Hij heeft even waarschijnlijk
deelgenomen aan het opmeten van de meridiaan in de woestijn van
Sinjar, vermits de resultaten noodzakelijk waren voor een
betrouwbaar coördinatennet op de wereldkaart.
Hiermee zijn zijn wetenschappelijke prestaties nog niet ten
einde. Hij ontwierp het concept van algoritmes in de wiskunde.
Daarom wordt hij beschouwd als de ‘grootvader van de
informatica’. De termen ‘algoritme’ en ‘algorisme’ zijn trouwens
afgeleid van zijn naam. Het woord ‘algebra’ is zelfs afgeleid
van de titel van zijn baanbrekende studie over dit vakgebied van
de wiskunde. Zonder algoritmes geen hedendaagse Google- of
plagiaatzoekmachine. Bijvoorbeeld: algoritmes zetten stijl en
woordgebruik om in statistieken waaruit bleek dat Jane Austen en
Walter Scott (Ivanhoe) de meeste invloed uitoefenden op de
schrijvers die na hen kwamen.
Zijn werk over het astrolabium (een voorloper van de sextant),
1200 jaar lang het voornaamste instrument voor navigatie, is het
oudst bewaarde Arabische voorbeeld; het zou nog eeuwenlang
gezaghebbend blijven.
Al-Chwarizmi’s astronomische studies, in tabellen gegoten,
bevatten alle gegevens om de positie van de zon, de maan en de
vijf gekende planeten (Mercurius, Venus, Mars, Jupiter en
Saturnus) nauwkeurig te bepalen. Zo kon men zowel overdag als ’s
nachts de juiste tijd vaststellen. Tot in de 16de eeuw leverde
dat in Europa problemen op. Vooraleer het astrolabium
geperfectioneerd werd door mensen als de Nederlander Gemma
Frisius (1508-1555) waren hiervoor nog steeds zeer tijdrovende
berekeningen nodig en ingewikkelde instrumenten als het
torquetum (reeds beschreven door Ptolemaeus in de tweede eeuw,
maar daarna in vergetelheid geraakt), zoals men kan zien op het
schilderij
De Franse gezanten van Hans Holbein uit 1533 (6).
Op de ontwikkeling van de wetenschappen in West-Europa oefende
al-Chwarizmi een diepgaande en langdurige invloed uit vanaf het
ogenblik dat Adelard van Bath zijn studies over het decimale
getallensysteem, zijn astronomische tabellen en teksten over
algebra, algorisme plus zijn werk over het astrolabium omstreeks
de helft van de 12de eeuw in het Latijn vertaalde. Die werken
bleven toonaangevend aan de Europese universiteiten tot in de
16de eeuw.
Astrolabium. Geniaal doch zeer kostbaar instrument voor het
bepalen van de geografische tijd en positie aan de hand van de
stand van de hemellichamen. Vermoedelijk uitgevonden in Egypte
ca. 400 n.Chr. Toont het universum met de schijnbare beweging
van de sterren boven een bepaalde breedtegraad. In feite
tweedimensionale voorstelling van Ptolemaeus’ wereldbeeld.
Het afstellen en kalibreren vereiste een
aanzienlijke wiskundig/astronomische kennis.
Al-Biroeni, een alzijdig genie
Aboe Raihan Biroeni (973 - 1048), Perzisch wiskundige,
natuurkundige, astronoom, astroloog, encyclopedist, filosoof,
historicus, alchemist en leraar.
Hij werd geboren in Chwarezm, tegenwoordig Oezbekistan, toen
deel van het Samaniden-imperium. Hij studeerde wiskunde en
astronomie.
Net als zijn collega, de in middeleeuws Europa veel meer bekende
Ibn Sina (Avicenna) was hij een ware polymath, een universeel
genie, van alle wetenschappelijke markten thuis. Zij werkten
samen in een wetenschapscentrum gesticht door de Perzische prins
Abu Al Abbas Ma'moen Khawarazmshah. Behalve Perzisch en Arabisch
sprak hij mogelijk ook Syrisch en Berbers en zeker Grieks. In
zijn jeugd had hij namelijk een ontwikkelde Griek als leraar die
zijn onblusbare weetgierigheid aanmoedigde.
Enkele van zijn meest opzienbarende prestaties zijn:
• Op de leeftijd van 17 berekende hij de breedtegraad van
Khwarazm op basis van door hem zelf geperfectioneerde
instrumenten.
• Op de leeftijd van 27 schreef hij een boek Chronologie van
Oude Volkeren, ook bekend als Overblijvende tekenen van voorbije
eeuwen.
• Hij berekende de straal van de Aarde op 6339,6 kilometer
(werkelijke waarde is ongeveer 6378 km). Europa ontdekte dit pas
in de 16de eeuw.
Hoewel het werk van al-Biroeni enkele betrekkelijk kleine fouten
bevat, is het inhoudelijk tot de negentiende en zelfs twintigste
eeuw nooit overtroffen.
Zijn De bepaling van de coördinaten van steden was het eerste
werk in de geschiedenis dat toeliet accuraat geografische
locaties te bepalen met behulp van technieken uit de sferische
driehoeksmeting. Deze veeleisende benadering was ontworpen om de
minder betrouwbare methode te vervangen die destijds heel vaak
gebruikt werd voor het vaststellen van verschillen in
lengtegraad: de gelijktijdige waarneming van een
maansverduistering vanuit twee afzonderlijke punten. Die laatste
methode werd onder meer gebruikt door Amerigo Vespucci in 1499
om te berekenen hoe ver hij naar het westen was gekomen tijdens
een van zijn reizen naar de Nieuwe Wereld. Het leverde Vespucci
een schatting op van de aardomtrek van slechts 80 km minder dan
de werkelijke afmetingen. Maar het zou nog drie eeuwen duren
voor dit wetenschappelijk bewezen werd, namelijk toen de Engelse
ontdekkingsreiziger James Cook op zijn tweede reis in 1772 een
chronometer mee kreeg, kort daarvoor na tientallen jaren
experimenteren ontworpen door John Harrison, om hem uitvoerig te
testen.
Pas nu was een eeuwig probleem opgelost: de bepaling van
de lengte, dit is de afstand ten oosten of ten westen van een
plaats. Doordat de bolvormige aarde in 24 uur om haar as draait,
kent elke plaats ter wereld bij elke wenteling van 360° een dag
van 24 uur. De meridianen geven deze graden aan. In een uur
draait de aarde 15 °. Als het middag is in Istanboel is het pas
10 uur ’s ochtends in Londen. Londen ligt dus op 30 lengtegraden
of twee uur ten westen van Istanboel, waarmee die lengtegraden
een maat zijn voor zowel tijd als afstand. Aan de evenaar, waar
de omtrek van de aarde het grootst is, komt een graad overeen
met een afstand van iets meer dan 111 km.
Ten noorden of ten zuiden van die linie blijft een lengtegraad
vier minuten, maar in termen van afstand krimpt een graad tot
vrijwel niets aan de polen (7).
Als jonge man reisde Biroeni naar West-Indië, leerde er de taal,
bestudeerde het geloof en de filosofie en schreef er een boek
over. Al-Biroeni was niet alleen een groot wiskundige, hij was
ook gezegend met een creatieve geest die zich nu richtte op
vergelijkende studie van religies, culturen, taal en
geschiedenis. Zo werd hij de eerste moslimgeleerde die India en
de brahmaanse tradities bestudeerde. Daarom noemt men hem de
eerste antropoloog. Merkwaardig is zijn uitspraak over de
monotheïstische fundamenten van het hindoeïstische veelgodendom,
een doorzicht waartoe het Westen pas gekomen is in de 20ste
eeuw. Biroeni vergelijkt eveneens islam en christendom, waarbij
hij uit de Bijbel en de Koran gelijkaardige passages citeert,
onder (veel) meer over het spreken van de waarheid.
Als geograaf en astronoom werd hij ook de vader van de geodesie
(wetenschap die zich bezighoudt met de bepaling van de vorm en
de afmetingen van de aarde). Al-Biroeni schreef in het totaal
niet minder dan 146 werken: 35 boeken over astronomie, 4 over
astrolabia, 5 over chronologie en 2 over tijdmeting, 10 over
geodesie en theorie van kaartenmaken (waarbij hij fouten van de
grote geograaf Ptolemaeus corrigeerde), 15 over wiskunde
(waaronder 2 over driehoeksmeetkunde), 4 over geschiedenis enz.,
enz. Slechts 22 werken hebben de tand des tijds overleefd en
slechts 13 zijn gepubliceerd. Zijn methode van astronomische
omloopberekening werd zes eeuwen later nog steeds toegepast door
Copernicus (+1543) en Kepler (1571-1630) Hedendaagse
wetenschappers beschouwen hem als een van de grootste geleerden
aller tijden.
Er is een maankrater naar hem genoemd en twee universiteiten,
een in Tasjkent (hoofdstad van Oezbekistan) en een in Kapisa
(Afghanistan).
Diagram van al-Biroeni. Hij was de eerste die nauwkeurige
geografische posities berekende met behulp van sferische
trigonometrie.
Avicenna en de geneeskunde
Ibn Sina of Avicenna in het Latijn (980 - 1037), Perzisch
medicus, geoloog, paleontoloog, natuurkundige, psycholoog,
wiskundige, historicus en filosoof. Hij werd geboren bij
Boechara, nu Oezbekistan, toen deel van het rijk der
(soennitische) Perzische Samaniden-dynastie. In West-Europa
raakte hij vooral bekend in de 12de eeuw om zijn commentaren op
de filosofie van Aristoteles (384-322 v. Chr.). Hij schreef naar
schatting 450 verhandelingen, waarvan er ongeveer 240 overleefd
hebben. Zijn beroemdste werk is de Canon van de geneeskunde
(Al-Qanun fi al-Tibb), die meer dan een miljoen woorden telt en
ook in Europa eeuwenlang een standaardwerk zou blijven, nadat
het via Al Andalus (in Toledo) vertaald was in het Latijn.
Hij kon bogen op een onafhankelijke geest, buitengewone
intelligentie en dito geheugen. Een selectie uit zijn talrijke
werken: Ibn Sina was de eerste die aantoonde dat het bloed het
hart binnenkomt om vervolgens door het hele lichaam te worden
gepompt. Waar Grieken, joden en christenen het bloed als ziel
van het lichaam bestempelden, zei hij: “Bloed is het
vervoermiddel van de voedingstoffen en afvalstoffen.” Hij was de
eerste die meningitis identificeerde en de eerste die de hoge
suikerspiegel in de urine van diabetespatiënten ontdekte. Hij
stelde bruikbare diagnoses voor hersenbloeding en paste
anesthesie toe door sponzen, gedrenkt in alruin en hasjiesj. Hij
maakte onderscheid tussen spanningshoofdpijn en migraine en
tussen open en gesloten schedelfracturen.
Zijn verhandelingen over mineralogie vormden de voornaamste bron
voor christelijke encyclopedisten uit de 15de eeuw. Zijn Canon
werd tot het midden van de 17de eeuw gebruikt aan de
universiteiten van Montpellier en Leuven.
Net als zijn collega al-Biroeni is er een maankrater naar hem
genoemd.
Kitab al-Qanun fi al-tibb (Canon van de geneeskunde) door
Avicenna (Ibn Sina)
Perzisch manuscript, begin 15de eeuw.
Misplaatst chauvinisme
1. Een collega bracht een boekje mee, gekregen van Turkse
leerlingen. In soms schabouwelijk Nederlands kon je hier leren
dat alle wetenschap al in de Koran bevat ligt en dat op
wetenschappelijk vlak alles door moslimgeleerden is uitgevonden.
2. Een oud-studente volgt voor haar studie egyptologie cursus
Arabisch aan een universiteit in Damascus. Zij constateert
geschokt dat in de lessen hetzelfde soort indoctrinatie
binnensluipt. De docent beweert zelfs dat Shakespeare het
merendeel van zijn stof bij moslimdichters heeft gestolen!
Geschiedenis kan je op verscheidene manieren vervalsen: ronduit
liegen, feiten verdraaien of belangrijke elementen verzwijgen.
Bovenstaande voorbeelden bezondigen zich aan alle drie. Doet het
je ook denken aan de Sovjettijd toen alles en nog wat door
Russen was uitgevonden? Niet alleen jongeren lopen erin, bij
gebrek aan achtergrondkennis. Gelukkig zijn er ook
vooraanstaande moslimgeleerden die betogen dat de Koran, evenmin
als de Bijbel trouwens, een wetenschapsleer bevat. Uit dit
hoofdstukje over moslimcultuur mag al blijken dat dergelijke
falsificaties overbodig zijn: de prestaties van de geleerden
spreken voor zichzelf. Ze overtreffen torenhoog en mijlenbreed
alles wat tezelfdertijd in het Westen werd gepresteerd. En dat
nog voor eeuwen! De geleerden in kwestie als een Rhazes,
Avicenna of zijn tijdgenoot al-Biroeni hebben nooit de inbreng
van de Ouden of van Joodse geleerden verdoezeld. Op dat vlak
scoren ze beduidend beter dan hedendaagse fundamentalisten,
kwestie intellectuele eerlijkheid.
Ironisch genoeg hebben de islamitische landen intussen een grote
achterstand op wetenschappelijk gebied omdat zij op hun beurt de
verworvenheden van de grote onderzoekers uit de middeleeuwen
vergeten zijn.
Noten
1.
Violet Moller, De zeven steden. Een reis door duizend jaar
geschiedenis: hoe ideeën uit de oudheid ons bereikten,
Meulenhoff, 2019, 379 blz.
2. Over Mercator, zie op
deze site
3. Met al-Idrisi en zijn wereldkaart voor Rogier, maakten we op
deze site al eerder kennis in de bijlage bij de bespreking van
Jack Hight,
Arend (Boek 1 van de Saladin-trilogie).
4. De Bibliothèque nationale van Frankrijk wijdde enkele jaren
geleden een tentoonstelling aan al-Idrisi. Zijn volledige
kaarten plus commentaar (in gemakkelijk toegankelijk Frfans)
kunnen in detail geëxploreerd worden op de website van de BNF.
5. Zie de hele lijst publicaties & films, met links naar de
uitvoerige recensies, in de voetnoten bij Frankopan, Peter,
De
Eerste Kruistocht. De roep uit het Oosten. Houten-Antwerpen,
Het Spectrum, 2012.
6. Over dit schilderij en zijn betekenis, zie
Waldseemüller en
de geboorte van ‘America’; deel 3: Holbeins ‘De Franse
gezanten’.
Op Histoforum staat een
beschrijving van het schilderij De
gezanten met een bijbehorende PowerPoint presentatie.
7.
Waldseemüller en de geboorte van ‘America’; deel 1: De wereld
in kaart.
Jos Martens,
maart 2013