artikelen over geschiedenis didactiek
Leerlijn geschiedenis
Rekenen/wiskunde en taal hebben een referentiekader. De moderne vreemde talen hebben een Europes Referentie Kader (ERK). Is het mogelijk om ook voor geschiedenis een dergelijk referentiekader te maken?
Inhoud
- Oorzaken van de Beeldenstorm 1
- Oorzaken van de Beeldenstorm 2
- Oorzaken van de Beeldenstorm 3
- Oorzaken van de Beeldenstorm 4
- Gevolgen van de Beeldenstorm
- Interpretaties van de Opstand 1
- Interpretaties van de Opstand 2
- Bronnen over de Beeldenstorm
- Antwoordmodel
- Chronologievragen Opstand
- Vragen stellen Beeldenstorm
- Levenslijn Opstand
- Toetsvragen Opstand
- Examenvragen Opstand
De Opstand
1. Inleiding
Deze opdracht maakt deel uit van een serie opdrachten
die allemaal betrekking hebben op de opstand van de
Nederlanden tegen Spanje.
2. De Opstand
In deze opdracht maak je, in tweetallen, een grafiek met
een levenslijn over het leven van Filips II en Willem
van Oranje, twee hoofdpersonen in het conflict tussen de
Nederlanden en Spanje. De een vult de grafiek in voor
Willem van Oranje en de ander voor Filips II. Daarna ga
je de beide levenslijnen met elkaar vergelijken.
Wat moet je doen?
• Hieronder staan jaartallen met bijbehorende
gebeurtenissen. Lees ze eerst allemaal door.
• Vraag jezelf af hoe jouw hoofdpersonen op elke
gebeurtenis gereageerd zouden hebben. Heel erg blij is
+5, neutraal is 0 en niet blij is -5, maar alles er
tussenin is ook mogelijk.
• Zet een punt of een kruisje in de grafiek. Neem voor
Willem van Oranje de kleur rood en voor Filips II blauw.
• Als je alle jaartallen hebt gehad verbind je de punten
met elkaar: de levenslijngrafiek is klaar.
• Trek ten slotte samen conclusies uit de grafiek.
De gebeurtenissen
1545 Willem van Oranje krijgt samen met Filips II een
opleiding en opvoeding in Brussel, aan het hof van Karel
V.
1555 Filips II wordt koning van Spanje en heer van de
Nederlanden. Willem van Oranje is eregast bij de
inhuldigingsplechtigheid en ondersteunt de moeilijk
lopende vader van Filips: Karel V.
1559 Filips II verlaat de Nederlanden en gaat naar
Spanje. Margaretha van Parma neemt het bestuur over.
Filips benoemt Willem van Oranje tot stadhouder van
Holland, Utrecht en Zeeland.
1561 Willem van Oranje stuurt een brief naar Filips
waarin hij klaagt over de beperkte macht van de
Nederlandse adel in het bestuur van de Nederlanden. In
het antwoord van Filips II zegt de koning dat het
allemaal wel goed komt. Hij geeft Willem zelfs
toestemming om te trouwen met een protestantse vrouw.
1565 Poging van de Nederlandse adel, waaronder Willem
van Oranje, om meer macht te krijgen in het bestuur
mislukt. Filips II stuurt aan landvoogdes Margaretha van
Parma een brief waarin hij aangeeft dat het bestuur in
de Nederlanden blijft zoals het is. Hij schrijft verder
dat Margaretha de protestanten harder moet aanpakken.
1566 De Beeldenstorm: Filips II is woedend en stuurt
zijn leger onder leiding van de Hertog van Alva naar de
Nederlanden. Ook Willem van Oranje veroordeelt de
beeldenstorm, hij is voorstander van verdraagzaamheid
tussen godsdiensten.
1567 Margaretha van Parma vraagt aan de adel om een
contract te tekenen waarin ze trouw beloven aan Filips
II. Willem van Oranje weigert om dit te doen. Als de
Hertog van Alva in Brussel aankomt vlucht Willem naar
Duitsland en is geen stadhouder meer.
1568 Alva begint een harde vervolging van de
protestanten en opstandelingen. Willem van Oranje
probeert terug te vechten, maar dat mislukt. Begin
Tachtigjarige Oorlog.
1572 De watergeuzen veroveren Den Briel en eisen de stad
op voor Willem van Oranje. Holland en Zeeland benoemen
Willem van Oranje weer tot stadhouder.
1576 Pacificatie van Gent: tot vreugde van Willem van
Oranje besluiten de noordelijke en de zuidelijke
gewesten samen de Spaanse troepen uit de Nederlanden te
verdrijven.
1579 De zuidelijke gewesten besluiten Filips te steunen.
Als reactie hierop gaan de noordelijk gewesten
samenwerken: de Unie van Utrecht.
1581 Plakkaat van Verlatinghe: De noordelijke gewesten
verklaren dat Filips II niet meer hun koning is en dat
Willem van Oranje hun leider is.
1584 Willem van Oranje wordt in Delft door Balthasar
Gérards vermoord. Maurits, de zoon van Willem van
Oranje, wordt tot Prins van Oranje benoemd.
Levenslijn De Opstand
3. Toelichting voor de docent
3.1 Waarom een levenslijn als opdracht?
Een levenslijn is een bijzondere vorm van een tijdbalk
of beter gezegd, het is een combinatie van een tijdbalk
en een grafiek. De levenslijn is een opdracht waarmee
een paragraaf of hoofdstuk kan worden afgesloten.
Leerlingen laten ermee zien wat ze van de betreffende
stof hebben opgestoken.
In plaats van met deze opdracht de paragraaf (eventueel
het hoofdstuk) af te sluiten, kun je er echter ook mee
beginnen. Hij krijgt daarmee een totaal ander karakter:
in plaats van kennis toepassen, gaat de leerling nu
kennis verwerven. Op deze manier kan de opdracht ook
gebruikt worden om te differentiëren.
Alle leerlingen krijgen namelijk aan het begin van de
paragraaf (het hoofdstuk) de opdracht. Hoe zij hier
vervolgens mee aan de slag gaan kan van leerling tot
leerling verschillen en is afhankelijk van hun
bedrevenheid:
1. Leerlingen die goed zijn in geschiedenis gaan
zelfstandig met de opdracht aan de slag. Zij gebruiken
daarbij het tekstboek (en eventueel informatie van
internet) als bron.
2. Leerlingen die iets meer moeite met het vak hebben,
krijgen aanvullende ondersteunende deelopdrachten of
aanwijzingen voor de manier waarop zij de opdracht
moeten aanpakken.
3. Leerlingen die veel moeite hebben met geschiedenis
krijgen eerst een inleiding op het onderwerp, waarna zij
aan de slag gaan met de opdracht.
De levenslijn is een tamelijk open geformuleerde
opdracht, die bruikbaar is voor onderwerpen waarin een
of meer personen een belangrijke rol spelen, zoals bij
de Opstand. Leerlingen leven zich in, in één of meer
historische personen en historische gebeurtenissen. Bij
elke gebeurtenis stellen zij zich de vraag hoe de
persoon of personen dacht(en) over de genoemde
gebeurtenissen. In deze opdracht zijn dat Filips II en
Willem van Oranje, de twee protagonisten van de strijd
tussen de Nederlanden en Spanje.
Wil deze werkvorm goed tot zijn recht komen, dan is het
belangrijk te kiezen voor de juiste gebeurtenissen en
die goed te omschrijven. Het onderwerp moet bijvoorbeeld
elementen van conflict of dilemma in zich hebben.
Didactische achtergronden
Zoals gezegd kun je deze opdracht gebruiken om te
controleren in hoeverre de leerling het onderwerp heeft
begrepen en wat hij ervan heeft opgestoken. Dat is
inderdaad een prima reden om deze werkvorm te gebruiken,
maar je kunt er ook mee beginnen. Nadat de docent het
onderwerp heeft geïntroduceerd gaan de leerlingen aan de
slag. Door de opdracht te maken verwerven zij kennis
over (de kern van) het onderwerp. Als de omschrijving
van de gebeurtenissen onvoldoende informatie biedt om de
gevoelens van de hoofdrolspelers in te kunnen schatten,
zoeken zij in het lesboek (of in andere bronnen,
bijvoorbeeld internet) naar aanvullende informatie. Het
staat hen uiteraard ook vrij om de context te verkennen
door de betreffende paragraaf eerst door te lezen. Bij
voorkeur maken leerlingen deze opdracht in tweetallen om
discussie en reflectie te bevorderen.
Als de leerlingen de opdracht serieus maken en deze goed
wordt nabesproken kan de opdracht vermoedelijk in de
plaats komen van andere opdrachten in het werkboek.
Zaken die in de nabespreking aan de orde kunnen komen
zijn:
• Wat zijn de opvallendste jaartallen/gebeurtenissen
voor Filips II en Willem van Oranje? Zijn deze hetzelfde
of juist niet?
• Praat met de leerlingen over hoe ze de opdracht hebben
aangepakt. Hoe hebben ze het gedaan? Waarom op die
manier? Zouden ze het een volgende keer weer zo doen?
3.2 Wat wordt er van leerlingen gevraagd?
Een levenslijn daagt de leerling o.a. uit om:
• betekenis (in persoonlijke en historische zin) te
geven aan historische gebeurtenissen;
• de hoofdzaken, de 'rode draad', uit een historische
periode te destilleren;
• informatie bij elkaar te brengen en in samenhang te
zien (oorzaak- gevolg- (dis)continuïteitverandering);
• algemene ontwikkelingen en persoonlijke omstandigheden
te interpreteren;
• persoonlijke omstandigheden in het verleden te
koppelen aan algemene ontwikkelingen (uniekgeneriek);
• gebeurtenissen vanuit verschillende gezichtspunten te
interpreteren (inleving, standplaatsgebondenheid);
• hun standpunten te beargumenteren;
• meningen en argumenten van anderen (zowel historische
personen als medeleerlingen) te wegen in relatie met de
eigen opvattingen en kennis;
• hun beslissingen te beargumenteren;
• zorgvuldig zijn denkprocessen, zijn ideeën te
verwoorden;
• creatief te denken; associatief, verbeeldend ("Stel je
nou voor, dat .....");
• eigen ideeën te ontwikkelen.
'Actief historisch denken'
De leeractiviteiten rondom 'levenslijn':
• laten leerlingen verbanden/samenhangen ontdekken;
• laten leerlingen de dimensie 'tijd' ervaren:
o Voor een juist inzicht/beeld van een historische
periode is zowel inleving als analyse van belang.
o Ontwikkelingen en veranderingen doen zich voor op
verschillende niveaus (persoonlijk en maatschappelijk)
en in verschillende gedaantes (evolutie /I revolutie /
geleidelijk / schoksgewijs / (dis)continuïteit).
• laten leerlingen het nut van feitelijke kennis
ervaren:
o Het betrekken van meer en gevarieerdere kennis levert
een ander beeld en een andere interpretatie op;
o Leren leerlingen argumenteren en laten leerlingen
ontdekken dat een met feiten gestaafde argumentatie
belangrijker is dan 'zomaar' een goed antwoord.
• laten leerlingen (historische) onderzoekvaardigheden
toepassen;
3.3. Suggesties
De opdracht kan ingekort worden door het aantal
gebeurtenissen te verminderen. Meestal betekent dat wel
dat de opdracht dan een minder groot deel van de te
behandelen leerstof dekt.
4. Antwoordmodel
Bij een opdracht als deze is het niet eenvoudig een
beoordelingsmodel te maken. Bij sommige gebeurtenissen
ligt het oordeel voor de hand, zoals de dood van Willem
van Oranje. Het ligt niet voor de hand dat Willem van
Oranje hier blij mee geweest zal zijn en ook het oordeel
van Filips II ligt voor de hand. Hij heeft tenslotte een
prijs op het hoofd van Willem gezet. Bij andere
gebeurtenissen, zoals de troonsbestijging van Filips II
in 1555 is dat minder eenvoudig.
Het is daarom te overwegen de opdracht klassikaal na te
bespreken, waarbij een van de levenslijnen op het bord
wordt geprojecteerd (bijvoorbeeld van een van de
tweetallen) en de klas kan reageren.