artikelen over geschiedenis didactiek
Leerlijn geschiedenis
Rekenen/wiskunde en taal hebben een referentiekader. De moderne vreemde talen hebben een Europes Referentie Kader (ERK). Is het mogelijk om ook voor geschiedenis een dergelijk referentiekader te maken?
Inhoud
- Oorzaken van de Beeldenstorm 1
- Oorzaken van de Beeldenstorm 2
- Oorzaken van de Beeldenstorm 3
- Oorzaken van de Beeldenstorm 4
- Gevolgen van de Beeldenstorm
- Interpretaties van de Opstand 1
- Interpretaties van de Opstand 2
- Bronnen over de Beeldenstorm
- Antwoordmodel
- Chronologievragen Opstand
- Vragen stellen Beeldenstorm
- Levenslijn Opstand
- Toetsvragen Opstand
- Examenvragen Opstand
Overzicht van bronnen over de Beeldenstorm
Een fragment uit een schoolboek over de Beeldenstorm
(1566)
Blonk, A en Romein, J. (1958). Leerboek der algemene
en vaderlandse geschiedenis, deel II Nieuwe geschiedenis
en Franse revolutie, 8e druk, bladzijde 61.
Bron 1
Niet alleen de onderdrukking van de geloofsvrijheid was
aanleiding tot deze fanatieke vernieling van kerken en
kerksieraden. Wij moeten eveneens denken aan de ernstige
economische omstandigheden, die in dit jaar 1566, dat
ook wel het hongerjaar genoemd is, onder het lagere volk
heersten. 'In het begin van 1566 nam de nood ontzettende
vormen aan; de mensen verhongerden letterlijk. Een
Spanjaard, Castellanos genaamd, die in januari naar
Spanje reisde, vertelde er ooggetuige van te zijn
geweest, dat in de provincie Artois tal van vrouwen zich
hadden opgehangen, om niet te hoeven zien hoe haar
kinderen voor haar ogen van de honger stierven.
Meijer, J. (1958). Keten der geslachten, nieuw
leerboek voor de algemene en vaderlandse geschiedenis
voor alle scholen voor vhmo, deel II. Amsterdam: J.M.
Meulenhoff Amsterdam. Blz. 104/105.
Bron 2
Toen namen de gebeurtenissen een door niemand voorziene
wending. De onderdrukking der geloofsvrijheid, de
ellende, waarin een deel van het lagere volk nog
verkeerde door de hongersnood, die als gevolg van het
opkopen van graan door speculanten in de vorige winter
een ongekende hoogte had bereikt, het fanatisme,
aangewakkerd door de steeds talrijker bezochte
hagenpreken, de scholing in geweld, opgedaan bij de
bevrijding van om het geloof gevangenen, de aarzeling
van de leiding, die alleen maar rekwesteerde (1), leidde
tot het besef, dat er nu op de vele woorden eindelijk
eens daden moesten volgen.
En dat besef brak zich baan in de Beeldenstorm. Als een
verwoestende storm inderdaad ging die beweging, begonnen
in het industriegebied van Hondschoote, over Vlaanderen
naar Brabant en het Noorden. Met geweld werden op tal
van plaatsen de beelden, schilderijen en andere schatten
uit de kerken verwijderd en sommige van deze ingericht
voor de sobere Protestantse eredienst.
1. Rekwesteren = een verzoekschrift indienen
Bron 3
In de weken en maanden die verloren gingen met nutteloze
correspondentie met de koning, die toch niet wilde
toegeven, omdat hij overtuigd was het in geweten niet te
mogen doen, voerden de hagenprekers (1) een felle
campagne tegen de 'afgoderij van de beeldendienst'. Zij
hitsten hun toehoorders op, de hand aan het werk te
slaan en de kerken van alle 'afgoden' te zuiveren en in
bezit te nemen……
Buiten Vlaanderen beperkte de Beeldenstorm zich
hoofdzakelijk tot de steden. De overheid, verlamd van
schrik, zag in de meeste plaatsen werkeloos toe. Waar ze
kordaat optrad, dropen de vandalen af. Het tekent wel
scherp de lakse houding van de overgrote meerderheid der
bevolking en van de magistraten, dat ze zulk een
gruwelijke heiligschennis en massamoord op de kerkelijke
kunst niet hebben verhinderd.
1. Een hagenpreek is een protestantse kerkdienst in de open lucht.
Bron 4
Commissaris, A.C.J. (1956). Leerboek der Nederlandse
geschiedenis, eerste deel tot 1795,19e druk, blz. 85
Maar hoe zou het gaan als de winter aanbrak? Dan zou het
afgelopen zijn met de hagenpreken. Was het niet eerlijk
als de gereformeerden hun eigen kerken zouden hebben?
Maar dan geen kerken met afgodsbeelden! Het begon in het
zuiden van Vlaanderen, in de zomer van datzelfde jaar;
groepjes calvinisten trokken na afloop van een
hagenpreek langs de wegen, gooiden kruisen en beelden om
en vernielden een kapel. Het duurde niet lang of ook in
de steden werd het onrustig. In Antwerpen drong op
maandag 19 augustus een menigte de Onze-Lieve-Vrouwekerk
binnen, haalde de beelden omver en sloeg ze in stukken.
Daarna kwamen de andere kerken en ook de kloosters aan
de beurt.
Vanuit Antwerpen verspreidde de Beeldenstorm zich over
de Nederlanden. Calvinisten trokken door de straten van
de steden, gewapend met bijlen en touwen. Groepjes
oproerkraaiers sloten zich bij hen aan. In talloze
kerken en kloosters werden beelden, schilderijen en
altaren vernield. Daarbij gingen ook kunstschatten
verloren. Er werd veel vernield, maar er werd bijna niet
geroofd en gestolen. En de geestelijken werden met rust
gelaten.
Het ging de calvinisten immers om de zuivering van de
kerken. Daarna konden die kerken dan gebruikt worden
voor de prediking van Gods Woord. De manier waarop het
was gegaan, was echter niet de juiste.
Baaijens, P.A., Klinken, L.D. van e.a. (1996). Er is
geschiedenis; Geschiedenis voor het basisonderwijs, blz.
43/44.
Bron 5
In zijn 'De Nederlandsche historië' schreef de
Nederlander P.C. Hooft, afkomstig uit de calvinistische
elite, in 1642:
'Al dit geweld, roven en verwoesten werd bedreven door
hoogstens honderd rabauwen (schurken) en een hoop hoeren
en jongens, waarvan de Spaanse partij (de katholieken)
beweerde dat ze door de onroomsen (niet-katholieken)
zouden zijn opgestookt en door tussenpersonen zouden
zijn betaald met acht of tien stuivers per dag. Iets wat
mij niet onwaarschijnlijk lijkt, omdat ik zoiets
gewelddadigs niet toevertrouw aan de godsdienstige
burgers. Het allergrootste deel van de niet-katholieken
bleef geheel afzijdig. Zij waren wel tegen de
beeldenverering, maar keurden de onbeschaafde en brute
manier waarop de beelden werden vernield af.'
Hooft, P.C. (1642). 'De Nederlandsche historië'.
Bron 6
De marxist (aanhanger van de ideeën van de communist
Karl Marx) E.Kuttner schreef in 1949 een boek over het
jaar van de Beeldenstorm en noemde dat Het Hongerjaar
1566. Hij geeft de volgende beschrijving van de
beeldenstormers:
'In augustus ontlaadde zich eindelijk het onweer, dat nu
al weken boven het land hing. De bliksem sloeg echter
niet in het huis der bezitters in, doch in de kerk, De
Beeldenstorm joeg over het land, binnen veertien dagen
raasde hij van zuid naar noord. Het uitgangspunt lag in
West-Vlaanderen, waar de uitgemergelde, geradicaliseerde
textielarbeiders en kleine wevers, die door de
concurrentie van de grote wevers waren doodgedrukt, om
't hardst vernielden en plunderden...Een deel hunner was
van godsdienstige ijver bezield, een ander deel werd
door armoede gedreven, sommigen koesterden het plan een
aantal goederen te plunderen en te roven, om aldus
tegemoet te komen aan hun armoede en hun nood.'
Kuttner, E. (1949). Het hongerjaar 1566. Amsterdam:
N.V. Amsterdamsche Boek- en Courantmaatschappij.
Bron 7
Algemeen was men dus voorbereid op het uitbreken van
sociale onlusten en men was daar bevreesder voor dan
voor godsdienstige opstandigheid. Dat geldt ook voor de
katholieken. De regentes (Margaretha van Parma) schrijft
de 7e juli aan de koning:
‘De steden en alle goedgezinden zijn bevreesd, dat zij
binnenkort onlusten en volksoproer zullen beleven, ten
dele vanwege de godsdienst, ten dele ook om te roven en
de rijken te plunderen....
....er is hier een wonde plek: dat is de verarming van
het volk, die haar oorzaak vindt in een volledige
stilstand van de handel in welke goederen dan ook.
Daardoor wordt het volk hoe langer hoe meer tot
omwenteling geneigd en toegankelijk gemaakt voor een
opstand, die de plundering der rijken beoogt’.
Kuttner, E. (1949). Het hongerjaar 1566. Amsterdam:
N.V. Amsterdamsche Boek- en Courantmaatschappij.
Bron 8
De springstof die tot ontploffing kwam, lag reeds lang
opgetast. Al onder Karel V verkeerden de boeren en
handwerkslieden in ellendige omstandigheden.
Al eerder hadden zich bewegingen voorgedaan, gericht
tegen kerken en kloosters; na de vrede breidde het kwaad
zich uit; georganiseerde benden, meestal van ontslagen
soldaten teisterden het land. Is hierin een godsdienstig
motief te vinden? Men kan hiervan nauwelijks spreken.
Hooguit kan men zeggen dat men uit ontevredenheid met de
bestaande situatie nieuwe dingen wilde. Ook bevonden
zich onder deze straatschenders bedelaars, rabauwen,
vagebonden en veel verlopen geestelijken, die, om welke
reden dan ook, met de Kerk van Rome hadden gebroken.
De toenemende duurte in deze landen -een bekend
verschijnsel in die dagen- dreef de arme mensen tot
wanhoop. De strenge winters van 1564 en 1565 en de
verwikkelingen aan de Sont bemoeilijkten het vervoer van
“Oosters goet”, van het Oostzeegraan en hoewel de
overheid dat probeerde tegen te gaan, kochten handige
maar gewetenloze kooplieden graan, sloegen het op en
hoopten zo via prijsopdrijvingen vette winsten te maken
ten koste van anderen. “Weldra zullen de armen bij de
rijken moeten nemen”, schreef een wever uit die tijd.
Romein, J., Schaper, B.W., Devrankrijker, R.A.C.J,
Weber, R.E.J., & Wijn, J.W.. (1941). De tachtigjarige
oorlog. Amsterdam: Elsevier.
Bron 9
Een ingrijpende gebeurtenis in de 16-de eeuw was de
Beeldenstorm. Een reactie op een veruiterlijking van
beelden en misstanden in de kerk. Walter Nigg, Zwitsers
theoloog, zegt hierover in zijn boek: Schilders van het
eeuwige (1952) onder meer het volgende:
'In 1522 besloot de raad van Wittenberg in Duitsland,
dat beelden uit de kerken moesten worden verwijderd.
Toen men dit wilde gaan doen stormde een volksmenigte de
kerk in. In blinde razernij werden beelden en
schilderijen vernield en verbrand. Wat voor vele
geslachten een bron van verering was geweest werd in
korte tijd vernield. Hiermee werd het sein gegeven tot
de beeldenstorm. Bijna overal waar de Hervorming z'n
intrede deed werden beelden vernield. Fresco's werden
met kalk bedekt, beelden werden in stukken geslagen.
Christenen vergrepen zich met bijlen en hamers aan
heiligdommen in gewijde plaatsen. Het volk werd van de
kansels hiertoe opgeroepen. Het is vreemd dat deze
gebeurtenis niet veel meer ontzetting teweeg heeft
gebracht. De beeldenstorm is een tragedie, de taal van
beelden van vele eeuwen werd vernietigd.'
Andreas Karlstadt (Andreas Rudolph Bodenstein von
Karlstadt, 1486?-1541) was een hervormer en schreef een
geschrift: 'Het afschaffen van de beelden'. ("Von
Abtuhung der Bilder") (1522). Dit geschrift gaf mede de
stoot tot de beeldenstorm. Het bevatte een oproep
beelden te vernielen. Het motief was: Het maken van
beelden is in strijd met het eerste van de tien geboden:
'Gij zult geen beelden maken'.
Andere oorzaken van de beeldenstorm waren het overdadig
gebruik van beelden, misbruik van beelden. Ook verstond
men de taal van beelden steeds minder. Het streven van
de Hervorming was: het woord weer in het middelpunt
plaatsen.
Voorhoeve, B. (z.d.).
Beeldentaal, Beeldenstorm.
Bron 10
De Beeldenstorm in de Nederlanden heeft zijn wortels in
Frans-Vlaanderen. Hij is ontstaan op het einde van de
toen traditionele bedevaart van Hondschote naar het
Sint-Laurensklooster in Steenvoorde, meer bepaald in de
Sint Laurenskapel. Dat gebeurde op 10 augustus 1566.
Tevoren waren er al enkele jaren hagenpreken. Ook die
begonnen in Frans-Vlaanderen. De eerste vond op kleine
schaal plaats op het "Cloostervelt" in Hondschote waar
nu de Geuzenkapel staat. De eerste voor een grote
menigte vond plaats op 12 juli 1562 in Boeschepe. Vele
vooraanstaande godsdienstactivisten toen kwamen uit de
Zuidelijkste Nederlanden. Denk bijvoorbeeld aan de
bekende psalmberijmer Pieter Daten of Petrus Dathenus
uit Kassel of aan de gewezen monnik Jacob de Buzere of
De Buyzere uit Hondegem.
Ook vandaag herinnert in Frans-Vlaanderen heel wat aan
de beeldenstorm. Er is niet enkel de Geuzenkapel van
Hondschote. In Steenvoorde vind je in de kerk nog altijd
het klokje van het Sint- Laurensklooster, in Belle
worden de geuzen in de brandvensters uitgebeeld. In
Rubroek bevindt zich nog altijd de Papenput waarin de
bosgeuzen de pastoor en de kapelaan van Rubroek hebben
verdronken. Bij de put staat een typisch Zuid-Vlaams
smeedijzeren kruis ter herinnering. Ook in de kerk van
Rubroek en met een monument in een dorpsstraat worden de
priesters herinnerd.
De beeldenstorm heeft in Frans-Vlaanderen net als in de
hele Nederlanden enorme demografische gevolgen gehad.
Voor Edmond De Coussemaker was het verschijnsel zo
belangrijk dat hij er een uitgebreid werk, "Troubles
religieux du XVIème siècle dans la Flandre Maritime",
met originele documenten over publiceerde. Toevallig of
niet: de beste tijdsgetuige over de beeldenstorm komt
uit Gent. Omdat hij als graanmeester in Gent contacten
had met vele getuigen uit de hele Nederlanden kon Marcus
Van Vaernewyck met een uitvoerige kroniek van de
toenmalige gebeurtenissen in " Van die Beroelicke Tijden
in die Nederlanden " berichten.
Nochtans is die beeldenstorm niet zomaar vanuit Frans-
Vlaanderen naar Gent komen overwaaien. De
beeldenstormers hebben hun religieuze actie tot in
Antwerpen gebracht en pas op 22 augustus is er dan
vanuit Antwerpen in Gent gestormd. Op 22 augustus 1566
werd Gent immers overspoeld door een eerste golf van
beeldenstormerij. De " brekers " verzamelden aan het
Tempelhof en trokken vandaar langs de Geldmunt naar
Sint-Veerle naast het Gravensteen. Via de Hoofdbrug, de
Jan Breydelstraat en de Leieoevers bereikten zij het
Predikherenklooster. Hier splitsten hun wegen: een
eerste groep ging zuidwaarts richting
Minderbroederklooster en SintPietersabdij, anderen
trokken naar Sint-Baafs en nog anderen namen de
Sint-Michielskerk en het Rijke Gasthuis in de Hoogstraat
voor hun rekening. In totaal werden toen acht
parochiekerken, vijfentwintig kloosters, tien hospitalen
en zeven kapellen geteisterd!
De beeldenstorm vormde in Gent de aanleiding voor het
ontstaan van de Calvinistische Republiek in 1578. Pieter
Daten verbleef toen in Gent en kreeg van het
stadsbestuur de hoogste jaarwedde: 600 gulden. Hij had
de taak van organisator van de kerk en van het onderwijs
in de stad. Er waren zeven protestantse kerken en ook
het Bijlokehospitaal werd protestants. Een zekere Lucas
van Peene was predikant in de Volderskapel. Het
Tempelhof werd een Franstalige kerk. Het calvinistische
voorbeeld van Gent werd kort na 20 juli 1578 door
Sint-Winoksbergen, Kassel en Duinkerke overgenomen. Waar
het nog niet zover was, begon nu ook daar een openbare
calvinistische predikatie. Toen de Spaanse repressie in
volle hevigheid woedde, kwam er een enorme migratie tot
stand. Op een bepaald ogenblik was ten noordoosten van
Gent minder dan 10% van de akkergrond bebouwd. De mensen
uit het Westkwartier trokken vooral naar Leiden, de
Gentenaars naar Haarlem. Samen met alle gevluchte
Zuidelijke Nederlanders maakten ze in het Noorden de
Gouden Eeuw mogelijk.
Bron: onbekend
Bron 11 (uitgebreide
versie van bron 1)
Niet alleen de onderdrukking van de geloofsvrijheid was
aanleiding tot deze fanatieke vernieling van kerken en
kerksieraden. Wij moeten eveneens denken aan de ernstige
economische omstandigheden, die in dit jaar 1566, dat
ook wel het hongerjaar genoemd is, onder het lagere volk
heersten.
Hongerjaar 1566
'In het begin van 1566 nam de nood ontzettende vormen
aan; de mensen verhongerden letterlijk. Een Spanjaard,
Castellanos genaamd, die in januari naar Spanje reisde,
vertelde er ooggetuige van te zijn geweest, dat in de
provincie Artois tal van vrouwen zich hadden opgehangen,
om niet te hoeven zien hoe haar kinderen voor haar ogen
van de honger stierven. Onder het volk echter begon het
te gisten. Naderend geweld en rebellie kondigden zich
steeds duidelijker aan. Bij Gouda maakt de
halfverhongerde landelijke bevolking - en wel te zelf
der tijd op twee verschillende plaatsen - zich meester
van volgeladen graanschepen.
Maar het volk begint ook te zoeken naar wie er aan de
duurte schuldig zijn en ontdekt hen: de korenwoekeraars.
Te Mechelen worden op een nacht in november van het jaar
1565 alle deuren van de korenhandelaars, die naar oude
gewoonte in dezelfde straat wonen, met bloed getekend.
's Ochtends was er een oploop, doch tot gewelddadigheden
kwam het niet. Desniettemin besloot de magistraat tot de
oprichting van een permanente wacht, 'om het volk in
vreze te houden'. Het zal daar niet zat van zijn
geworden!
Er bestaat echter een nog duidelijker herinnering aan de
toenmalige volksstemming. Te zelfder tijd, dat zich het
bovenstaande te Mechelen afspeelde, voltooide te Haarlem
de factor van de rederijkerskamer aldaar, Lauris ]ansz,
zijn spel 'Van 't coren'. Het was een waarlijk actueel
stuk, want het behandelde op weliswaar ietwat naïeve,
maar toch zeer duidelijke en historisch juiste wijze de
duurte en haar verloop. Zijn stuk is werkelijk een
aanklacht. Zijn uSo verzen zijn één enkele vloek tegen
de graanwoekeraars.
De woeker staat in dit spel als een levende persoon - of
liever belichaamd in een tweetal levende personen op het
toneel. Twee graankooplieden met de veelzeggende namen
'Onversaedige Begeerte' en 'Nimmermeer Genoch' - twee
z.g. 'Sinnekens' - zijn door de dichter uitverkoren om
heel de schande van hun beroepsgenoten tot uitdrukking
te brengen. 'Onversaedige Begeerte' en 'Nimmermeer
Genoch' spreken er met elkaar al dadelijk bij hun eerste
optreden over, hoe men het best geld kan verdienen. Een
van de twee heeft gehoord, dat in Frankrijk de oogst
slecht is uitgevallen. Daarom besluiten zij, samen
zoveel mogelijk graan op te kopen, maar het niet af te
geven, doch het voorlopig op te slaan.
Als zij weer op het toneel verschijnen, is de duurte
inmiddels begonnen. De ene compagnon dringt er bij de
ander op aan, zijn koren in geen geval onder de honderd
kronen verder te verkopen, maar die raad is overbodig,
want de ander antwoordt:
'Tesser niet voor veijl!
Ick heb een ander ooch int seijl, soo ick sal betoonen:
lck hopet noch te jagen op twee hondert gouen croonen,
Al sout volck met boonen haer honger stelpen!'
Maar de nuchtere toelichting op de ernstige
gebeurtenissen, waarvan wij thans vernemen, speelde geen
rol in de gedachten van Philips II.
Meijer, J. (1958). Keten der geslachten, nieuw
leerboek voor de algemene en vaderlandse geschiedenis
voor alle scholen voor vhmo, deel II. Amsterdam: J.M.
Meulenhoff. Blz. 104/105
Bron 12
De Beeldenstorm had een duidelijke religieuze oorzaak:
rond die tijd kwam het Calvinisme en Protestantisme op
in de Nederlanden. De Calvinisten waren erg tegen het
vereren van heiligen, zoals dat in de Rooms-katholieke
Kerk gebruikelijk is. Zij baseerden zich daarbij op de
Bijbelse Tien geboden. Ook ergerden de calvinisten zich
aan de uitbundige rijkdom binnen de kerken. Zelf waren
de calvinisten van mening dat een kerk zo sober mogelijk
moest zijn ingericht.
Behalve religieuze oorzaken speelden er echter ook
politieke en sociale redenen mee. Zo ergerden de edelen
zich aan de landvoogdes Margaretha van Parma. Margaretha
had de gewoonte belangrijke zaken buiten de edelen om te
regelen, maar hen vervolgens wel verantwoordelijk te
maken voor de uitvoering. Toen de edelen zich hierover
beklaagden, bleek dat hun protest niet serieus genomen
werd.
Als derde oorzaak voor de Beeldenstorm worden de sociale
spanningen van die dagen gezien. De Calvinisten werden
in steeds meer landen (streng) vervolgd en ook in de
Nederlanden heerste de angst dat er een zware vervolging
zou gaan plaatsvinden. Ook vonden veel edelen en
landbouwers dat zij ten onrechte veel belasting moesten
betalen, terwijl anderen vrijwel geen belasting
afdroegen. Wat de zaak nog verergerde was dat er in 1566
een hongersnood heerste in de Nederlanden, nadat door
een strenge winter de oogsten waren mislukt en er geen
graan kon worden geïmporteerd. De hongerige bevolking
keek hierdoor met steeds meer afschuw en ergernis naar
de rijkdom van de kerken.
Bron:
Wikipedia (Nederlands)
Bron 13
Iconoclasm and repression
The atmosphere in the Netherlands was tense due to the
rebellion preaching of Calvinist leaders, hunger after
the bad harvest of 1565, and economic difficulties due
to the Northern Seven Years' War. Early August 1566, a
mob stormed the church of Hondschoote in Flanders (now
in Northern France). This relatively small incident
spread North and led to a massive iconoclastic movement
by Calvinists, who stormed churches and other religious
buildings to desecrate and destroy statues and images of
Catholic saints all over the Netherlands.
According to the Calvinists, these statues represented
worship of idols. The number of actual image-breakers
appears to have been relatively small and the exact
backgrounds of the movement are debated, but in general,
local authorities did not step in to rein in the
vandalism.
The actions of the iconoclasts drove the nobility into
two camps, with Orange and other grandees opposing the
movement and others, notably Henry of Brederode,
supporting it. Even before he answered the petition by
the nobles, Philip had lost control in the troublesome
Netherlands. He saw no other option than to send an army
to suppress the rebellion. On 22 August 1567, Fernando
Álvarez de Toledo, 3rd Duke of Alba, marched into
Brussels at the head of 10,000 troops
Bron:
Wikipedia (Engels)