Lesmateriaal
Brugge in de middeleeuwen
Brugge in de middeleeuwen is een lessenserie over leven en werken in Brugge in de periode 1300-1500.
Brugse metten
Brugse metten
In de middeleeuwen gaven koningen vaak een bepaald
gebied in leen aan adellijke mensen, bijvoorbeeld
graven. De leenman moest een eed van trouw afleggen aan
de leenheer (de koning). De leenheer moest in zijn
gebied rechtspreken, een leger op de been brengen enz.
In ruil kregen ze een domein (landgoed), met de
bijbehorende burcht in leen van de koning. Zo was
Vlaanderen een leen van de Franse koningen.
In de loop van de tijd trokken de leenmannen zich echter
steeds minder aan van de leenheer. Dat leidde vaak tot
conflicten tussen leenheer en leenman. Bijvoorbeeld,
zoals je in de tekst kunt lezen, tussen koning Filips IV
van Frankrijk en Gwijde van Dampierre, graaf van
Vlaanderen.
Gebruik voor het maken van deze opdrachten o.a
deze
tekst
Opdracht 1
In de tekst komen verschillende groepen en personen
voor. Maak twee kolommen en zet elke groep of persoon in
de juiste kolom.
Leliaards | Liebaards | |
Patriciërs | ||
Ambachtslieden | ||
Gwijde van Dampierre | ||
Filips IV | ||
Jacques de Châtillon | ||
Pieter de Coninc | ||
Jan Breydel | ||
Willem van Gullik | ||
Gwijde van Namen |
Opdracht 2
Waarover ging het conflict tussen Filips IV en Gwijde
van Dampierre?
Opdracht 3
Verklaar waarom Vlaanderen een Engelse politiek ging
voeren. Denk daarbij aan wat je in eerdere opdrachten
hebt geleerd.
Opdracht 4
In de stad Brugge stonden de Leliaarts en de Liebaards
(of Klauwaarts) tegenover elkaar. Zoek uit hoe de
Leliaards en de Klauwaarts aan hun naam komen.
Opdracht 5
Waarom kwamen de ambachtslui in 1301 in opstand?
Opdracht 6
Hoe wisten de Vlamingen tijdens de gevechten in 1302 wie
tot hun vrienden behoorden en wie tot hun vijanden?
Opdracht 7
Een tijdgenoot van Pieter de Coninc schreef over hem:
'Hij was welbespraakt en kon zo mooi spreken dat het een
wonder was'. De Franse kronieken waren minder vleiend:
ze benadrukten vooral dat de Brugse volkstribuun maar
één oog had, er ziekelijk uitzag en nooit een rode duit
bezat.
Verklaar waarom de Vlaamse tijdgenoot van De Coninc en
de Franse kroniekschrijver zo'n verschillend beeld
schetsen van Pieter de Coninc.
Extra opdracht
a. De Vlamingen maakten geen gevangenen tijdens de
Guldensporenslag. Dat was voor die tijd heel
ongebruikelijk. Zoek uit, bijvoorbeeld op internet of in
een boek, waarom men in de middeleeuwen vaak juist wel
(adellijke) gevangenen maakte in een veldslag.
b. Waaraan dankt de Guldensporenslag zijn naam?