Lesmateriaal

Brugge in de middeleeuwen

Brugge in de middeleeuwen is een lessenserie over leven en werken in Brugge in de periode 1300-1500.

Nijverheid in Brugge

 

 

 John Smith was op weg naar de Dampoort want daar had hij afgesproken met de kapitein van het schip de “William Stonor”. De kapitein stond al ongedurig te wachten, want hij wilde weer snel terug naar Engeland varen.



"Een goede reis, tot de volgende keer en vergeet de brief niet aan William te geven', riep John, toen hij afscheid nam van de kapitein. In de brief had John alweer een nieuwe bestelling gedaan voor veertig balen ruwe wol. Daar zou zijn baas wel blij mee zijn. De kapitein vertrok weer naar Engeland en John ging op weg naar Jacob van Gent.

Van Gent was een van de grootste wolopkopers van Vlaanderen. Hij kocht ruwe wol, maar voordat daarvan een jas, broek, jurk, trui of deken was gemaakt, moest er eerst nog van alles met de ruwe wol gebeuren. De wol moest gesponnen, geweven en vaak nog geverfd worden (bekijk ook deze filmpjes). Die bewerkte wol noemde men laken. En van dat laken werd door de kleermaker kleding gemaakt.


In Engeland waren wel veel schapen en er waren ook wel spinners, wevers, ververs en kleermakers, maar niet genoeg om de vele ruwe wol tot laken te bewerken. En juist in Vlaanderen woonden veel wolbewerkers. Bovendien waren de Vlamingen gespecialiseerd in het vervaardigen van laken van zeer goede kwaliteit. En niet alleen in Brugge, ook in Gent en Ieper was het grootste gedeelte van de bevolking betrokken bij de wolbewerking. Dat waren echte 'lakensteden'.


Miniatuur van Bartholomaeus Anglicus, 'Des propriétés des choes', Brugge 1482.


Spoedig werd Vlaanderen een van de belangrijkste streken waar de wol bewerkt werd en was het Vlaamse laken overal in Europa, en zelfs in het Midden-Oosten, te koop. Het ging zo goed dat de Vlaamse schapen niet voor voldoende wol konden zorgen, er moest dus wol worden ingevoerd. Gelukkig lag Engeland 'in de buurt'. Daarom was John door William Stonor naar Vlaanderen gestuurd om daar de Engelse wol te verkopen.



Weven aan een zesschachtsweefgetouw. In het midden zie je het voorbereiden van de schering en een scheringbord. Rechts is een vrouw bezig met het opwinden de inslagspoelen. (manuscript uit 1421)

Om aan de toenemende vraag te kunnen voldoend, was echter niet alleen wol nodig. Er waren ook steeds meer wolbewerkers nodig. Of de wevers zouden sneller moeten weven. De grote uitvinding was een nieuw soort weefgetouw dat met handen en voeten moest worden bediend. Hierdoor kon men veel sneller weven dan vroeger. Deze nieuwe weefgetouwen waren echter zo duur dat alleen de handelaren in de steden ze konden kopen. De wolbewerking gebeurde nu meer en meer in de steden en de bevolking van de steden steeg snel. Het waren trouwens niet de vrouwen die de nieuwe weefgetouwen gingen bedienen, maar de mannen. Voor de vrouwen bleef het spinnen over.

John Smith bleef maar kort bij Jacob van Gent, want hij mocht die man niet zo. Van Gent zat altijd maar op te scheppen over zijn rijkdom en macht, Ja, een wolkoper kon een machtig man zijn. Hij beheerste vaak de hele wolbewerking. De spinner kreeg van hem de ruwe wol en als die gesponnen was, werd ze door de wolopkoper naar de wever gebracht, die weefde de wol en dan ging de stof naar de verver. Tenslotte maakte de kleermaker er kleding van die weer door de wolopkoper werd verkocht.

John Smith wist maar al te goed dat het leven van deze wolbewerkers geen pretje was. Het werk was eentonig en het loon was laag. De wolopkopers waren eigenlijk de baas. Zij kochten de wol uit Engeland en lieten die tegen een zo laag mogelijk loon bewerken.

Om voor hun eigen rechten op te kunnen komen hadden de wolbewerkers zich georganiseerd in gilden. Een gilde is een vereniging van mensen met hetzelfde beroep (bekijk ook dit korte filmpje). In het weversgilde zaten dus alle wevers. Zij konden onder elkaar afspreken niet onder een bepaalde prijs te weven. Als een wolopkoper zijn wol wilde laten weven, moest hij wel een bepaalde prijs betalen. Die prijs kon natuurlijk niet te hoog zijn, want dan zou de kleding ook heel duur worden en zou niemand die meer kunnen kopen. Of de wolopkoper zou vertrekken naar een andere stad, zodat alle wevers werkloos zouden worden. En dat was natuurlijk ook niet de bedoeling!

John Smith nam na een uurtje afscheid van Jacob van Gent. Hij had heel wat balen wol verkocht en de praatjes van zijn machtigste klant maar voor lief genomen.


 

  •