Marti, S., Borchert, T.-H. & G. Keck, Karel de Stoute
(1433-1477). Pracht en Praal in Bourgondië.
Tentoonstellingspublicatie, Groeningemuseum Brugge, Brussel,
Mercatorfonds, 2009, 384 blz., 440 afbeeldingen, 25 x 28,5 cm;
39 euro.
Karel de Stoute herleeft in Brugge
In iets meer dan een decennium, sinds de tentoonstelling
Vlaamse miniaturen voor vorsten en burgers 1475 - 1550
(Antwerpen 1997), is onze kennis over de periode die Johan
Huizinga het Herfsttij der Middeleeuwen noemde verveelvoudigd
door een reeks tentoonstellingen in Nederland en België met hun
bijbehorende publicaties. Voeg daarbij nog enkele afzonderlijke
studies als het te weinig bekende boek van Raoul Bauer, Tussen
rampspoed en vernieuwing.
Inhoud
Karel de Stoute herleeft in Brugge
Een Europese cultuurgeschiedenis van de veertiende en vijftiende eeuw (2004), of het recentere van Edward De Maesschalck, De Bourgondische vorsten (2008). Ook de appreciatie van het Herfsttij is gevoelig geëvolueerd. Huizinga beschouwde de 15de eeuw nog als een periode van decadentie, van avondrood. Vandaar zijn sprekende titel.
Huizinga was een van de 35.000 gelukkigen die in 1902 in Brugge de baanbrekende tentoonstelling over de Vlaamse Primitieven bezocht, die op hem zo’n overweldigende indruk maakte en hem zou inspireren tot zijn standaardwerk uit 1919. Honderd jaar later, in 2002, trok in datzelfde Brugge de tentoonstelling ‘De eeuw van Van Eyck’ bijna het tienvoudige aantal! (Meer dan 318.000 om precies te zijn.) En het hele assortiment culturele activiteiten 'Brugge 2002' verkocht in het totaal 700.000 tickets.
Van 27 maart tot 21 juli 2009 loopt nu in het
Groeningemuseum in Brugge een toptentoonstelling die focust
op de Bourgondische hertog Karel de Stoute (1433-1477) en
het schitterende hof waarmee hij zijn tijdgenoten verblufte.
Karels pronkstukken, die na zijn nederlaag in Grandson door
de Zwitsers werden buitgemaakt, vormen het hart van de
expositie. Het is de eerste keer dat deze legendarische
'Burgunderbeute' het Zwitserse grondgebied verlaat, om even
naar huis terug te keren. Ook het Weense Kunsthistorisches
Museum leende topwerken uit. Voor Brugge was de
tentoonstelling te zien in Bern (met veel succes), na Brugge
gaat ze naar Wenen. Alle pancartes met uitleg zijn in vier
talen: Nederlands, Frans, Duits en Engels (en vermelden
telkens de herkomst van de voorwerpen: zeer verhelderend
soms). Een hoffelijke geste jegens anderstalige bezoekers,
waaraan veel wereldberoemde musea voor mijn part een puntje
mogen zuigen!
De bijbehorende catalogus loont, zoals het past, eveneens de
moeite: 384 blz., 440 kleurenafbeeldingen, gewicht: 2, 331
kg, uitgegeven door het Mercatorfonds. En eveneens in vier
verschillende taaledities te verkrijgen. Een mooier boek
zult u dit jaar voor 39 euro niet vinden.
Tentoonstellingspublicaties beperken zich al lang niet meer
tot loutere droge beschrijving van de voorwerpen; de laatste
decennia groeiden ze uit tot volwaardige (buitengewoon fraai
geïllustreerde) naslagwerken waarin een plejade specialisten
een verantwoorde synthese brengt van de meest recente
wetenschappelijk inzichten op hun studieterrein, hopelijk in
een voor geïnteresseerde leken bevattelijke taal.
Na de obligate voorwoorden van betrokken hogere instanties
volgt een gecondenseerd doch overzichtelijk gepresenteerd
hoofdstuk over de politieke evolutie van het Bourgondische
landencomplex, toegelicht met kaarten en geïllustreerde
stambomen. Wie hierover verdere informatie zoekt, heeft meer
aan Edward De Maesschalck,
De Bourgondische vorsten (2008). Die beknoptheid
wordt echter in de rest van het prachtboek ruimschoots
gecompenseerd door de essays, waarin een tiental experts de
meest verscheidene aspecten van de hofcultuur en de
samenleving belichten - en door de eigenlijke catalogus
zelf.
De vermetele hertog
Rogier van der Weyden, portret van Karel de Stoute
(Kunsthistorisches Museum Wien)
Dapper,
ijverig en efficiënt. Maar ook roekeloos, wreed en mateloos
ambitieus. Karel de Stoute, de laatste Bourgondische hertog
was het allemaal. Hij was een van de meest bewonderde en
gevreesde figuren van zijn tijd. Bewonderd was de luister
van zijn hof, dat jonge edelen uit heel Europa aantrok.
Gevreesd was zijn genadeloze onderdrukking van verzet.
Steden die hem ook maar een strobreed in de weg legden,
wachtte een gruwelijke straf, zoals St.-Truiden en Dinand
mochten ervaren bij de opstand van de gemeentenaren in het
prinsbisdom Luik. Garnizoenen die in zijn handen vielen,
werden afgeslacht. Luik zelf werd in kwartieren verdeeld en
dagenlang systematisch geplunderd en uitgemoord. Wanneer hij
gedwarsboomd werd, of zeker als hij zijn trots geraakt
achtte, verviel Karel tot een onbeteugelbare razernij en
bloeddorst, die niet tot rust kwamen voor zijn wraakzucht
was bevredigd. En waarover hij later, naar het schijnt, vaak
veel spijt had. Want Karel was ook een vroom man. De
prachtige gouden reliekhouder die hij in 1471 aan Luikse
kathedraal schonk werd -terecht of ten onrechte-
geïnterpreteerd als boetedoening voor het bloedbad van 1468.
In veel opzichten verschilde hij van zijn vader, Filips de
Goede. De oude hertog had 34 maîtresses van wie we de naam
nog kennen en 26 erkende bastaarden. De zoon had het een
noch het ander. Als bestuurder maakte Karel korte metten met
de bedachtzame politiek van zijn vader. Hij streefde zijn
doeleinden na met grote voortvarendheid en hij mikte hoog.
Ondanks zijn onmetelijke rijkdom en het aanzien van de
Bourgondiërs, die zich tot een derde macht tussen Frankrijk
en het Duitse keizerrijk hadden opgewerkt, was Karel de
Stoute geen soevereine vorst. Zijn diepste droom was een
koningstitel. Bovendien wilde hij geografisch zijn
noordelijke gebieden (Vlaanderen, Holland, Artesië …) met
zijn zuidelijke landen (Bourgondië) verbinden.
Geen van beide doelstellingen zou hij bereiken. Zijn eerste
regeringsjaren waren succesrijk, doch in 1473 keerden zijn
kansen na een ontmoeting met de Duitse keizer Frederik III
in Trier. Daar stelde de hertog een huwelijk voor tussen
zijn dochter, Maria van Bourgondië, en de zoon van de
keizer, Maximiliaan van Oostenrijk. Maar Karel stelde eisen
die de keizer niet zinden en etaleerde zijn rijkdom al te
opzichtig. Met averechts effect ditmaal: de keizer poetste
de plaat als een dief in de nacht. Bijna zeker speelde ook
Karels eeuwige vijand, Lodewijk XI van Frankrijk, ‘de spin’,
achter de schermen een nefaste rol.
In 1476 leed het Bourgondische leger in Grandson een zware nederlaag tegen de Eedgenoten, een verbond van Zwitserse steden. De eerzuchtige hertog miste de wijsheid om naar een diplomatieke oplossing te streven en te wachten op een betere gelegenheid. Met een verzwakt leger vocht hij voort tot de definitieve nederlaag in Nancy in 1477. Zijn lijk werd, vastgevroren in een vijver, pas na twee dagen teruggevonden. Hij was door lijkrovers uitgekleed, zijn hoofd was doormidden gekliefd en door wolven aangevreten, uit zijn dijen en buik staken lansen. Zo eindigde de prachtlievende hertog van Bourgondië. Zijn praalgraf staat in de Onze-Lieve-Vrouwekerk in Brugge, naast dat van zijn dochter Maria, zijn skelet is verdwenen. In de Nederlanden zou zijn dood leiden tot instabiliteit, een Franse invasie, burgeroorlog en het voorlopige einde van de eenmaking.
Pronk, praal en prestige
Waarom kwam uitgerekend aan het Bourgondische hof in
de 15e eeuw zo'n schitterende hofcultuur tot ontwikkeling?
De hertogen voerden de kunst van het pronken tot ongekende hoogten op.
Het spectaculaire uiterlijke vertoon op toernooien en feesten werd in de
late middeleeuwen niet misprezen. Integendeel, het werd beschouwd als
een vorstelijke deugd en vervulde een politieke functie.
Mas van Frederik van de Pfalz (Kunsthistorisches Museum
Wien)
De vorsten kenden de magie van een mooi object in een tijd dat visuele prikkels veel schaarser waren dan vandaag. Luxevoorwerpen waren voor hen een middel om hun macht in de verf te zetten, naar andere vorsten toe, maar ook naar hun onderdanen. Nog belangrijker waren de wapens en wapenrustingen die ze lieten maken. Die behoorden tot de meest geavanceerde van hun tijd.
Op de tentoonstelling
en in de catalogus zijn hoogstandjes te bewonderen, zoals het harnas van
keizer Maximiliaan en het delicate kinderharnas van de tienjarige Filips
de Schone. Pronkharnassen en -schilden, wapenrokken en dekkleden voor
man en paard werden onvoorstelbaar kostbaar uitgewerkt tot een wel erg
ongemakkelijk galatenue, dat ook buiten het strijdperk gedragen werd.
Een selectie uit die Burgunderbeute, bewaard in het
Historisches Museum van Bern, is op de tentoonstelling te zien. De
kwaliteit is werkelijk adembenemend. Er hangt bijvoorbeeld een
millefleur-wandtapijt met het wapen van Filips de Goede waarop dertig
verschillende soorten bloemen en planten in bloei staan. Dergelijke
tapijten waren statussymbolen bij uitstek, niet alleen door het
overvloedige gebruik van zijde, goud- en zilverdraad, maar ook omdat het
maanden werk kostte om een zo gecompliceerde voorstelling te realiseren.
De Drie
Broers
In de Burgunderbeute zat werkelijk alles wat het hof
gebruikte, en dat was heus niet allemaal goud en zilver. Een van de
topstukken is een tuniek in rood satijn, het enige kledingstuk uit de 15de
eeuw dat bewaard bleef. Wat verder zie je een verbluffend groot
schaakbord met een ivoren rand waarin tafereeltjes uit het hofleven
gesneden zijn. Schaken was een favoriete vrijetijdsbesteding van de
edelen, omdat het spel strategisch inzicht vergde en de galanterie alle
kansen bood. De verfijning en de schoonheid van de tentoongestelde
stukken doet je begrijpen waarom de Bourgondische hertogen op het
toppunt van hun macht zo'n overweldigende indruk maakten in Europa.
Hertogshoed van Karel de Stoute, overdekt met bladgoud en bezaaid met
edelstenen en parels.
Rechtsboven, aan ketting, De Drie Gebroeders.
Buitgemaakt bij Grandson.
Losse miniatuur in dekverf, ca. 1545,
Bazel
Moordende tombes Als epiloog bij de tentoonstelling kun je in de
vlakbij gelegen O.-L.-Vrouwekerk de schitterende graftombes van Karel en
zijn dochter Maria bezoeken. Moet je trouwens in elk geval doen, als je
Brugge aandoet na de tentoonstelling. Toen het lichaam van Pas in 1550 slaagde Karel V erin om de resten van
zijn overgrootvader te laten overbrengen naar de Nederlanden. Zijn zoon
Filips II liet tussen 1558 en 1562 het huidige grafmonument in Brugge
oprichten.
Het is duidelijk geïnspireerd op dat van Maria van
Bourgondië. De tombe van Karels dochter werd ontworpen door de befaamde
Brusselse retabelsnijder Jan Borman en Renier van Thienen, uitgevoerd in
messing, verguld en geëmailleerd door Pieter de Beckere. In 1562 was het monument voltooid. Het legt de
nadruk op Karels militaire prestaties; vandaar de wapenrusting, de
ruiterhelm en de leeuw bij zijn voeten. De wapenschilden op de zijkanten
verwijzen naar alle gebieden die onder zijn heerschappij vielen. Het
monument vormt zo tevens een legitimatie voor zijn nakomelingen. Je kunt
het eveneens beschouwen als een bijzondere vorm van voorouderverering.
Adellijke blazoenen en kwartierstaten komen overal in Europa voor op
grafstenen. De heersende vorstengeslachten (waaronder de Bourgondiërs)
lieten bovendien stambomen opstellen waarin bij voorkeur hun afstamming
werd ‘bewezen’ van een Trojaanse held, Julius Caesar of Karel de Grote.
Denk maar aan Karels voorkeur bij zijn wandtapijten.
Landvoogdes Margareta van Parma (1522-1586), de
‘natuurlijke’ dochter van Karel V, begiftigde Jonghelinck in 1565 met
een pensioen van 3 stuivers per dag als aangestelde metaalgieter en
vaste zegelsnijder des Konings. Dit
was een vergoeding voor
zijn lange arbeidsongeschiktheid, te wijten aan intoxicatie door het inademen van
de kwikdampen die vrijkwamen bij het vergulden van het bronzen
grafbeeld. De rekening van de werken leert dat drie arbeiders tijdens
dat werk stierven en verscheidene anderen invalide bleven. Vuurverguldsel wordt gefixeerd met kwik dat bij
verdamping in de huid dringt of via de luchtwegen allerlei ziekten
veroorzaakt zoals mondvliesontstekingen waarbij het tandvlees bloot komt
te liggen en het slachtoffer zijn tanden verliest. Of darmstoornissen,
bloedarmoede en uittering, of zenuwtoevallen die verlamming of de dood
tot gevolg hadden. Dezelfde symptomen traden reeds op bij het
vergulden van het grafmonument van Maria van Bourgondië door Pieter de
Beckere, die verschillende arbeiders verloor en zelf verlamd bleef.
“Laten we niet vergeten dat de praal van de oude bronzen beelden, die
behandeld werden met gemalen goud, betaald werd met een echte
hecatombe.” (Smolderen 2009) Ironisch genoeg is in de 20ste en 21ste
eeuw nog steeds kwik, dat door goudzoekers gebruikt wordt, de grote
boosdoener die in het Amazonewoud van Brazilië en Peru de rivieren en
het hele leefmilieu van de indianen vergiftigt.
Zij zorgen voor een epiloog aan dit verhaal, niet terug te vinden in de
catalogus, maar in het volgende artikel: Smolderen, L.,
De laatste reis van
De opdracht voor het monument ging in 1557 naar Jacques Jonghelinck
(1530-1606), die ondanks zijn jeugdige leeftijd in Milaan reeds had
gewerkt in het atelier van de beroemde Leone Leoni (bekend door zijn
fraaie bronzen bustes van onder anderen Karel V en Filips II).
1. Brugge
met de tentoonstelling
Praalgraven van Karel en zijn
dochter Maria in de O.- L.-Kerk, Brugge.
Ideaal is natuurlijk als je met leerlingen
werkelijk een bezoek aan Brugge en de tentoonstelling kunt brengen. Voor
schoolgroepen is dat gratis, vermoedelijk een gevolg van de
‘maximumfactuur’ die de Vlaamse minister van Onderwijs de scholen
oplegde. Het Groeningemuseum hadden wij al een tiental jaren afgevoerd
van schoolbezoeken aan Brugge, juist omwille van de hoge toegangsprijs.
Een verkenningstocht onder schitterend lenteweer. Het ziet
er gegarandeerd anders uit als je dat onder plensbuien met kletsnatte
leerlingen moet overdoen! Weinig volk in de voormiddag in het museum,
behalve één groep luidruchtige en ongeïnteresseerde leerlingen
voortgezet onderwijs. Twee leerkrachten hingen op de achtergrond te
hangen en kwamen nooit tussen. Ik had medelijden met de jonge
vrouwelijke gids, die wanhopig haar best deed. Voor de rest wemelde de
stad van schoolgroepjes van 7 tot 22 jaar, al dan niet met
opdrachtbladen, ongetwijfeld om de laatste dagen voor paasvakantie
nuttig te besteden!
- Het erfgoed der grote hertogen,
VRT-archief 1977, online video, duur: 49 minuten
-
Korte video met interview en bezoek aan de
tentoonstelling
2. de tentoonstelling zelf
- We verdeelden de klassen telkens in groepjes van maximum 5 of 6.
- Individuele taak: kies maximum 3 voorwerpen die je om een of andere reden bijzonder hebben aangesproken. Hoe doe je dat? Noteer bij de rondgang de nummers en een korte beschrijving van de ‘kandidaten’. Ga zo nodig achteraf nog eens terug om je keuze te bevestigen. (Op deze tentoonstelling kun je dat; terugkeren is elders niet altijd toegelaten.) Noteer nu het nummer van de catalogus, geef een beschrijving van het voorwerp, noteer de gegevens die op het bijbehorende kaartje staan. (Bijvoorbeeld: materiaal, gebruik, herkomst.) Zeg goed gemotiveerd waarom het je aansprak. Het is belangrijk dat je die keuze maakt, zonder beïnvloeding van je groepsgenoten.
Volgende zinnen kunnen je helpen:
- ik heb geleerd dat/ ik wist niet dat…
- ik was verwonderd dat…
- Groepstaken: nu pas ga je de keuzes van je groepsleden naast elkaar leggen. Je houdt niet meer dan vier voorwerpen over. (Die definitieve keuze moet niet onmiddellijk gebeuren.)
- Bijkomende opdracht: wat dacht je van de hele inrichting? Kon je alles duidelijk zien? Was de belichting/de hoogte van presentatie goed? Konden eventuele rolstoelgebruikers alles zien? En was de tentoonstelling voor hen vlot toegankelijk? Waren de pancartes/borden met uitleg bij elke zaal duidelijk, volledig en toch beknopt genoeg? Waren ze in meerdere talen? Welke?Was er onthaal, een vestiaire, een inleiding voorzien? Enz.
3. Na de tentoonstelling, in de klas - voor de leerkracht
Je laat elke groep de eigen keuzes voorstellen. Bij elk voorwerp kun je vragen aan de klas: “Wie heeft dit nog gekozen? Om welke reden?” Dit maakt het geheel minder langdradig. Hier is mogelijkheid tot vakoverschrijdend werken. Gezien het geringe aantal lesuren geschiedenis is dit onderdeel in het verleden behandeld in de les Nederlands. Dit is ditmaal eveneens voorzien: de collega Nederlands was betrokken in de voorbereiding, werkte met een jeugdboek rond deze periode, bezoekt mee de tentoonstelling en begeleidt enkele groepjes.
Zo mogelijk laat je dia’s van de tentoonstellingswebsite of ingescand uit de catalogus gebruiken bij de groepsvoorstelling.
De vraag over de museale inrichting bewaar je tot het laatst, tot alle groepen met hun keuze klaar zijn. Je kunt je laatste groep hiermee laten beginnen en dan een klasgesprek op gang brengen.
4. Na de tentoonstelling, met of zonder Brugge
Sinds de Memling-tentoonstelling in Brugge in 1994
heeft de vraag ons beziggehouden: wat te doen in de klas met een
tentoonstelling na de tentoonstelling? In 1994 poogden we de Vlaamse
Gemeenschap zover te krijgen dat ze een interactieve cd zou sponsoren
van een uitstekende lange televisie-uitzending. Zowel het medium CD-i
als de ‘educatieve’ uitzendingen zijn ondertussen van het toneel
verdwenen. Het initiatief ging trouwens niet door. De imbeciel die onze
contactpersoon was reageerde: “Wat? Was Memling een Duitser? Daar
betalen wij niet voor!” Hij vergat wel dat dezelfde Memling zijn
voornaamste werken in Brugge schilderde en in datzelfde 1994 was
uitgeroepen tot“Vlaams cultureel ambassadeur” (wat ondertussen ook al
niet meer bestaat).
Satijnen tuniek, het enige bewaarde kledingsstuk
uit de 15de eeuw
Bibliografie
Meesterlijke
Middeleeuwen. Miniaturen van Karel de Grote tot Karel de Stoute.
800-1475, Zwolle, Waanders - Leuven, Davidsfonds, 2002, 343 blz.
Smeyers, M.,
Vlaamse miniaturen van de 8ste tot het midden van de 16de eeuw,
Leuven, Davidsfonds, 1998, 528 blz.
Roman: Tobias Hill,
Stenen Liefde, Amsterdam,
Bert Bakker, 2001, 371 blz.
Jos Martens