artikelen over geschiedenis didactiek
Perspective-taking
In een kort artikel op Historiek (1) valt geschiedenisdocent Martin Mirck over de woordkeuze in een vraag en een antwoordmodel in het havo geschiedenisexamen van 2017. Een woordkeuze die volgens hem is ingegeven door het feit dat ons geschiedenisonderwijs vanuit een Nederlands/Westeuropese visie wordt gegeven. Voor de duidelijkheid, hij heeft het niet over de onderwerpkeuze, maar over een Westeuropees gekleurde visie op het verleden.
Inhoud
Perspective-taking (Perspektivenübernahme)
Vraag twaalf is een vraag over het verband tussen de
verovering van Recife in Brazilië en de verovering van
het fort Elmina in Ghana, waarin leerlingen moeten een
relatie leggen tussen twee gegevens:
• 1 In 1630 veroverde de Nederlandse West-Indische
Compagnie (WIC) de stad Recife in Brazilië. Rondom de
stad lagen veel suikerplantages.
• 2 In 1637 veroverde de WIC het fort Elmina aan de kust
van het huidige Ghana.
Op het eerste gezicht een prima opdracht, waar Hans
Goedkoop zich in de Volkskrant (2) positief over
uitliet. 'Hoe gaan de toetsmakers om met de glorie van
het vaderland? Hier vragen ze wat de verovering van
Recife in Brazilië en het fort Elmina in Ghana met
elkaar te maken hebben. Dat moet natuurlijk de
slavenhandel zijn. Mooi, dat ze ook sceptisch naar de
VOC kijken.' Maar is dat wel zo, kijken ze wel sceptisch
naar de VOC? Nee, meent Martin Mirck. Zeker leerlingen
moeten een relatie zeggen, maar Hans Goedkoop had wat
hem betreft moeten vallen over het woordje wenselijk in
de opdracht aan de leerlingen: ‘Leg uit dat de
verovering van Recife de inname van Elmina wenselijk
maakte.’ Ja, vanuit het standpunt van de WIC was dat
inderdaad zo, maar de slaven in Afrika zullen
ongetwijfeld heel anders over de wenselijkheid hebben
gedacht.
Mirck geeft nog een tweede voorbeeld uit hetzelfde
examen. In het correctievoorschrift bij vraag zeven
staat: ‘De Industriële Revolutie/het modern imperialisme
veroorzaakt een zoektocht naar grondstoffen/afzetmarkten
waarbij het nodig was de binnenlanden te
verkennen/gebieden in bezit te nemen‘. Ook hier vindt,
volgens hem, identificatie met de veroveraars plaats en
niet met de bevolking van Azië of Afrika.
Je kunt je van de opmerkingen van Mirck afmaken door te
zeggen dat het door de bedenkers van de opdracht zo
natuurlijk niet bedoeld is of door, met een collega van
mij, te zeggen ‘de leerling snapt toch wel wat ik
bedoel’, maar dat is te simpel. Als wij, als
geschiedenisdocenten, serieus werk willen maken van
perspectivetaking of, Perspektivenübernahme (3) (in het
Nederlands helaas standplaatsgebondenheid genoemd) dan
is het om te beginnen van belang dat we ons van
dergelijk taalgebruik bewust worden. Vervolgens is het
uiteraard van belang om hieraan in onze lessen
veelvuldig aandacht te besteden. Pas als we dat doen
zullen vragen zoals die voorkwamen in het pilotexamen
havo van 2007 (tweede tijdvak, vraag 8 en 9) voor
leerlingen geen probleem meer opleveren. Van de ongeveer
180 leerlingen die ik deze opdracht, in het kader van
een klein onderzoekje, heb laten maken, begreep bijna
geen leerling wat er van hem of haar werd verwacht,
laatst staan dat ze opdracht konden maken.
Opdracht
Bron
Bonifatius (ca 675-754) aartsbisschop van Mainz, trekt
in 754 naar Friesland om de Friezen te bekeren tot het
christendom. Hij spreekt met een groep eerder bekeerde
Friezen af aan de oever van het riviertje de Boorne in
de buurt van Dokkum:
Toen de vastgestelde dag echter aanbrak, kwamen er in
plaats van vrienden vijanden terug en nieuwe
beulsknechten in plaats van nieuwe gelovigen. Zodra hij
het aanstormen van de tierende massa merkt, verzamelt de
man Gods (Bonifatius) meteen zijn geestelijken om zich
heen, neemt de relikwieën (overblijfselen) van de
heiligen, stapt uit zijn tent en verbiedt de
wapenknechten ogenblikkelijk verder te vechten, met de
woorden: ”Hou op mannen, want de Heilige Schrift leert
ons niet kwaad met kwaad te vergelden, maar kwaad met
goed (…)”. Terwijl hij met dergelijke woorden zijn
vrienden aanspoorde tot de martelaarskroon, stortte de
hele woedende menigte heidenen zich met zwaarden en
volle wapenrusting over hen heen en hakte hun lichamen
neer in heilbrengende moord.
Gebruik de bron
1. Deze bron geeft een eenzijdige weergave van de
gebeurtenissen in 754, omdat beide groepen in de bron
partijdig worden beschreven.
Toon dit voor elk van beide groepen met een voorbeeld uit de bron aan en geef een verklaring voor de partijdigheid van de schrijver van de bron.
2. Bij zijn pogingen om de Friezen te bekeren tot het
christendom liet Bonifatius heilige bomen omhakken.
Daarop stond bij de Friezen de doodstraf.
Beredeneer met dit gegeven dat de gebeurtenis uit de bron anders geïnterpreteerd kan worden dan de schrijver doet.
Redbad
In een artikel op de website van het Historisch
Nieuwsblad (4) kondigt historicus en filmregisseur Roel
Reiné aan dat hij een film gaat maken over de Friese
koning Radboud of Redbad. In dit artikel maakt hij een
vergelijking tussen de achtste eeuw en het heden. Net
als toen, meent hij, hebben we te maken met religieus
fanatisme. ‘Je ziet, zegt hij, dat mensen nu ook erg op
zoek zijn naar hun identiteit. Religieus extremisme komt
nog steeds voor en uit het verhaal van Radboud blijkt
dat dat toen niet anders was. Missionarissen als
Bonifatius en Willibrord zijn door de Kerk dan wel
heiligverklaard, maar ze waren de extremisten van hun
tijd.’
Historische analogie kan de geschiedwetenschap grote
diensten bewijzen, maar het is ook een heel gevaarlijke
heuristiek en het is maar zeer de vraag of je die hier
mag toepassen. Het woord extremisme heeft een specifieke
en negatieve religieuze connotatie die niet zozeer
gekoppeld is aan de verspreiding van een geloof, maar
aan toch vooral aan terrorisme. Is het terecht de
kerstening van Europa in de vroege middeleeuwen te
omschrijven als extremisme? Een vergelijking met de
verspreiding van het christendom aan het begin van de
moderne tijd lijkt mij meer voor de hand te liggen. Het
is, voor een goed historische besef, van belang om,
samen met leerlingen, beide ontwikkelingen vanuit
verschillende perspectieven te behandelen. Maar daarbij
moeten dan wel de juiste begrippen worden gehanteerd.
Geschiedenis is geen oefening in politieke correctheid.
In een andere passage geeft Reiné aan duidelijk moeite
te hebben met perspective-taking. In een poging om
duidelijk te maken dat het christendom niet alleen
geweld bracht zegt hij dat de missionarissen ook goede
gebruiken meebrachten. De heiden offerden meisjes door
ze levend te verbranden, een praktijk die christen sterk
afkeuren. Hij eindigt met zin: ‘Aan beide kanten vind je
zowel extremisme als positieve elementen.’ Een
historicus zou, wat mij betreft, veel terughoudender
moeten zijn in het gebruik van kwalificaties als goed en
slecht. Zeker, wij keuren het brengen van mensenoffers
tegenwoordig af, maar het is belangrijk om met
leerlingen te verkennen waarom mensen er in andere
tijden anders over dachten, zonder aan hun opvattingen
te snel het predicaat achterlijk of dom te geven.
Noten
1. Mirck, M. (4 juni 2017). Gekleurde woordkeuze bij
havo-examen geschiedenis. Geraadpleegd van
http://historiek.net/gekleurde-woordkeuze-bij-havo-examen-geschiedenis/69361/
2. Zoetbrood, N. (12 mei 2017).‘Jenig de pemig, ze
vragen wel een hoop kennis’. Geraadpleegd van
http://www.volkskrant.nl/binnenland/-jemig-de-pemig-ze-vragen-wel-een-hoop-kennis~a4494474/
3. Kognitive Perspektivenübernahme (in tegenstelling tot
empathie) ist die Fähigkeit, Gedanken, Motive und die
Perspektive eines Anderen zu verstehen, sowie dessen
Verhalten und Reaktionen vorherzusagen.
4. Burgers, A. (2017). Bonifatius en Willibrord waren de
extremisten van hun tijd. Geraadpleegd van
https://www.historischnieuwsblad.nl/nl/artikel/47625/bonifatius-en-willibrord-waren-de-extremisten-van-hun-tijd.html?utm_source=HNredactmail6juni2017&utm_campaign=HNredactmail6juni2017