Edward De Maesschalck. Het strijdtoneel van Europa. De Zuidelijke
Nederlanden onder Spaans, Oostenrijks en Frans bewind
(1648-1815)
Antwerpen, Davidsfonds/Standaard Uitg., 2019, 352 blz. – met 12
kaarten, 5 stambomen, index van
personen, bibliografie
Het strijdtoneel van Europa
Bespreking van het boek
Het strijdtoneel van Europa van Edward de Maesschalck door Jos
Martens..
Inhoud
Het strijdtoneel van Europa 1648-1815
De brand van Brussel, 1695
Levenslange toewijding
De auteur, dr. Edward De Maesschalck (° Leuven 1946) kwam op
deze site al uitvoerig en positief aan bod met
De Bourgondische vorsten (2008) en -impliciet- bij de
bespreking van de televisiereeks
Willem van Oranje (1984-2005): hij was als een van de
leden van de Vlaamse werkgroep betrokken bij deze prestigieuze
reeks. De Maesschalck studeerde geschiedenis in Leuven en Parijs
en behaalde een doctoraat Wijsbegeerte en Letteren in 1977.
Nadien werkte hij tientallen jaren voor VRT (Vlaamse Radio &
Televisie) als programmamaker, interviewer, programma-adviseur
voor Canvas (het Tweede Net) en redacteur communicatie. Edward
De Maesschalck was jarenlang voorzitter van de afgestudeerde
historici van Leuven en bezieler van hun tijdschrift
Tijdingen uit Leuven.
Net als Georges Duby, Barbara Tuchman plus een aantal lezers van
deze site is Edward ervan doordrongen dat een historicus de
plicht heeft wetenschappelijk verantwoorde geschiedenis te
brengen voor een groot geïnteresseerd publiek, in een vlot
leesbare duidelijke taal.
En hij heeft zijn hele loopbaan in dienst gesteld van dit doel,
in meer dan dertig jaar bij zijn programma’s voor de televisie,
in zijn boeken en talloze lezingen.
Zo heeft hij een aardig palmares samengebracht. Een heel kleine
keuze uit zijn televisieprogramma’s: 150 Jaar Belgen
(1980), Maria van Bourgondië, een begeerde bruid
(1982), Willem van Oranje (1984), De zwanezang van
de Oostenrijke Nederlanden (1978, 1987) – dit laatste
dubbelprogramma is via een extra nummer van Tijdingen uit
Leuven en een video ter beschikking gesteld van
geïnteresseerde collega’s. Hetzelfde geldt voor de eerste
aflevering van 150 Jaar Belgen – beide uitzendingen hebben wij
vele jarenlang gebruikt in onze lessen.
Bovendien liet hij ons herhaaldelijk kennismaken met de
problemen die het omzetten van geschreven teksten naar beeldtaal
op televisie met zich meebrengen – toentertijd beslist
pionierswerk (1).
Hetzelfde met zijn boeken. Om te blijven bij de grote
chronologische lijst: De graven van Vlaanderen (2012);
De Bourgondische vorsten (2008) en
Oranje tegen Spanje. Eenheid en scheiding van de Nederlanden
onder de Habsburgers (2015) Europa er nog aan
toegevoegd: Edward vertegenwoordigt op zijn eentje zowat de hele
Vlaamse Canon voor Geschiedenis (waarover hij in een vorige
Tijdingen een kort artikel pleegde).
Er zijn boeken die een hele bibliotheek vervangen. Met zijn 352
bladzijden bevat dit prachtig uitgegeven werk effectief een hele
bibliotheek informatie over twee bewogen eeuwen die in ons
onderwijs zo’n beetje tussen de plooien glijden. Ideaal voor
iemand die zich ruimschoots wil oriënteren over een zeer breed
gamma van onderwerpen en chronologie. De stijl van het geheel is
wat ik noem: analytisch-synthetisch. Dit betekent: sprekende
details om de grote lijnen beter in de verf te zetten. Door de
verdeling in korte onderdelen betekent het evenzeer: leesplezier
voor lange tijd. Diezelfde eigenschap maakt het evenwel moeilijk
in een recensie als deze meer te brengen dan een ontoereikende
impressie en enkele exemplarische details van het hele boek.
Inhoud
Deel 1: Spanje tegen Frankrijk (1648-1700)
Herfsttij van Spanje
Toen de Spaanse koning Filips IV in 1621 de troon beklom, kon
zelfs de gewiekste hofastroloog niet voorspellen welke
vreselijke rampen hem boven het hoofd hingen. Zijn “Rijk waar de
zon nooit onderging” leek vrijwel intact. De zilvervloten
brachten nog steeds schatten naar Spanje, ondanks het optreden
van kapers als Piet Heyn (in 1628). Spanje stond op het toppunt
van zijn roem en Madrid was met zijn 150.000 inwoners het
glanzend middelpunt van een wereldrijk. Maar de zon van dat
wereldrijk neigde steeds sneller naar de kim van de ondergang.
Philips IV (1605-1665) in
paradeharnas
In datzelfde jaar 1621 liep het Twaalfjarig Bestand af en Spanje
heropende meteen de oorlog met de Hollanders. Generaal Spinola
zorgde in 1325 voor het grootste succes: de herovering van de
Oranjestad Breda, vereeuwigd door hofschilder Diego Velázquez in
zijn beroemde Las Lanzas (2).
In 1635 verklaarde Frankrijk de oorlog aan Spanje. Catalonië
kwam in 1640 in opstand. Ook de Portugezen kwamen in opstand,
waarop Johan IV, de hertog van Bragança, zich uitriep tot koning
van Portugal. (Portugal was in 1580 door Alva geannexeerd.)
Een nieuwe opdoffer volgde in de Nederlanden, waar in 1643 bij
Rocroi de vroeger zo gevreesde eliteregimenten, de Spaanse
tercios vernietigend verslagen werden door de Fransen.
Zoveel rampen op rij waren nauwelijks te verwerken en dus
besloot de vorst in 1648 tenminste met de Hollanders vrede te
sluiten (Vrede van Munster). Zo verwierf de Republiek der
Verenigde Provinciën voorgoed de status van soevereine staat.
De Spaanse Nederlanden
Ondanks al deze rampen, bleven de Spaanse Nederlanden trouw aan
de Spaanse koning. De Spaanse vorsten werden immers beschouwd
als de beste waarborg voor de bescherming van het
rooms-katholicisme. Bovendien hadden de inwoners weinig last van
de Spanjaarden, die zich haast uitsluitend bezighielden met
leger en defensie. Voor het overige lieten ze de bestaande
instellingen de vrije loop.
De contrareformatie (het herstel van de katholieke godsdienst),
die haar hoogtepunt bereikte onder de Aartshertogen Albrecht en
Isabella, begon na 1650 in steeds bredere kringen vrucht te
dragen.
Het Noorden beleefde zijn Gouden Eeuw, terwijl de Zuidelijke
Nederlanden pijlsnel afgleden naar een tweederangs natie. Het
land werd voortaan bestuurd vanuit onbereikbare cenakels in
Madrid, Wenen of Parijs.
Het enorme potentieel van dit dichtbevolkte land met zijn
nijvere inwoners bleef ongebroken. Dat beseften die grootmachten
beter dan de inwoners zelf, daarom is er in die jaren ontzettend
veel gevochten op het grondgebied van de Zuidelijke Nederlanden.
Het land werd gedurende eeuwen het strijdtoneel van Europa. De
Spanjaarden wilden het land niet verliezen, al kostte hun dat
een fortuin. De Fransen, vanaf Lodewijk XIII tot en met
Napoleon, wensten het te veroveren. De Hollanders probeerden het
tot elke prijs onder controle te houden om hun eigen welvaart te
beschermen. Voor de Oostenrijkers was het hun belangrijkste
troefkaart én desnoods ruilmiddel om naburige Duitse en
Italiaanse gebieden te verwerven (wat meestal mislukte). De
Britten speelden scheidsrechter.
Keer op keer overspoelden vreemde troepen het land, werden
steden bestookt en het platteland verwoest, vooral in de
grensstreek met Frankrijk, maar op het einde van de 18de eeuw
behoorde de Vlaamse landbouw niettemin tot de beste ter wereld.
De havenstad Antwerpen werd door de Verenigde Provinciën aan de
ketting gelegd, maar weldra dreigde Oostende Amsterdam te
onttronen als leverancier van koloniale waren. In de
Oostenrijkse periode werd het land uitgerust met nieuwe kanalen
en steenwegen. In de streek van Gent en in Wallonië was toen de
industriële revolutie al begonnen in de textielsector, de
mijnbouw en de metaalnijverheid. Bij de aanhechting van België
bij Frankrijk in 1795 waren de Franse revolutionairen ervan
overtuigd dat ze een “immens rijk land” hadden veroverd. Het
telde toen al 3 miljoen inwoners tegenover 2 miljoen in
Nederland.
Gebrek aan patriottisme
Kenmerkend voor de inwoners van de Zuidelijke Nederlanden was
hun gebrek aan patriottisme. Ze voelden zich hoogstens Vlaming,
Brabander of Luxemburger, maar in geen geval Spaans of
Oostenrijks, laat staan Frans. Tegenover de heersende vorst
gedroegen ze zich meegaand, voor zover die hun diepgewortelde
privileges en tradities niet aantastte. De lokale machthebbers
bleven de hele periode lang consequent behoudsgezind en
uitermate conservatief. Zij wensten vooral dat de
standenmaatschappij en hun eeuwenoude voorrechten overeind
bleven. Vanuit het standpunt van de heersers en landvoogden moet
dit het beeld van een zootjes niet te regeren gewesten hebben
opgeleverd, onderling alleen verbonden door een personele unie
met hun opeenvolgende ‘natuurlijke vorsten’- maar voor de rest
een ratjetoe van gepatenteerde dwarsliggers.
De gewone man hoopte dat hij zijn luttele spaarcenten niet zou
kwijtraken en dat de broodprijs binnen de perken bleef. De verre
vorst liet hem koud. Zijn werkelijke leiders waren de pastoor,
de bisschop én de paus in Rome, die voor de meeste inwoners de
hoogste vorst op aarde was.
Aanvankelijk hadden de inwoners van de Zuidelijke Nederlanden
een duidelijke voorkeur voor het Spaanse bewind, omdat het
streng katholiek was en zich bovendien niet bemoeide met het
lokale bestuur, zolang de beden, de belastingen, maar betaald
werden. Toen keizer Jozef II tijdens het Oostenrijkse bewind als
een verlichte despoot de modernisering van de maatschappij
doorvoerde, de macht van de Kerk beknotte en alle tradities met
voeten trad, kwamen de inwoners voor het eerst in anderhalve
eeuw in opstand en riepen de onafhankelijkheid uit van de
‘Verenigde Nederlandse Staten’. Zodra Jozefs opvolger
toegevingen had gedaan, schaarden ze zich echter weer onder zijn
bewind. De Franse tijd begon met een schrikbewind, maar dat
leidde niet tot een opstand. Doch toen de Fransen de Kerk
openlijk aanvielen en de verplichte dienstplicht invoerden, brak
de Boerenkrijg uit. Napoleon herstelde de Kerk in eer, waarna
orde en rust terugkeerden.
Ongelukseeuw? De oorlogen van Lodewijk XIV
De rode draad in de hele periode is de Franse dreiging die van
meet af aan als een zwaard van Damocles boven het land hing.
Niet alleen de Franse expansiezucht, doch ook de inmenging van
de Nederlandse Republiek is een constant gegeven. Een
belangrijke speler in de lotsbestemming van de Spaanse
Nederlanden werd immers de Nederlandse Republiek, die in 1648
vrede met Spanje had gesloten. Het Hollandse devies luidde:
‘Gallia amica, non vicina’ (Frankrijk als vriend, niet als
buur). En dus zag de Republiek de Spaanse Nederlanden als een
noodzakelijke bufferstaat.
Het aantreden van Lodewijk XIV (1638-1715) betekende een nieuwe
periode van rampspoed. Met blijvende gevolgen voor de omvang van
het grondgebied, door het verlies van hele gebieden in het
zuiden die voorgoed bij Frankrijk geannexeerd bleven.
De Zonnekoning wilde roem en glorie. Oorlog met Spanje in de
zwak verdedigde Spaanse Nederlanden was de geëigende weg
daartoe. Aanvankelijk kon hij het zich ook veroorloven, dankzij
zijn zeer bekwame medewerkers: Colbert zorgde voor economische
bloei en een volle schatkist, Vauban voor een keten nieuwe,
bijzonder sterke vestingen; Louvois voor een sterk leger,
Turenne voor het echte werk te velde.
In 1665 overleed de Spaanse koning Filips IV. Hij werd opgevolgd
door zijn ziekelijke zoon Karel II (koning 1665 - 1700) van wie
zowat iedereen een snel overlijden verwachtte.
De Hollandse oorlog
In 1672 verklaarde Lodewijk XIV de oorlog aan de Republiek en
walste het Franse landleger over de Hollandse verdediging.
Binnen enkele maanden liepen de Franse troepen drie provincies
onder de voet (Overijssel, Gelre en Utrecht).
De jonge prins Willem III van Oranje werd opnieuw stadhouder.
Hij trok zich terug achter de Hollandse Watergordel en
verplaatste de oorlog naar het zuiden en dus weg van de
Republiek. Op de duur behielden de Fransen enkel nog Maastricht,
waar graaf d’Artagnan, de musketier die beroemd werd door de
roman van Alxandre Dumas, in 1673 zou sneuvelen.
De Franse veroveringen waren niet lukraak gekozen, maar kaderden
in een visie van Vauban, die streefde naar een rechtlijniger
Franse noordgrens. Dat bleek duidelijk bij de Vrede van Nijmegen
(1678), waarbij heel wat veroverd gebied aan Spanje werd
teruggegeven, maar andere gebieden voorgoed verloren gingen voor
de Spaanse Nederlanden. Na Nijmegen lag de Franse grens zelfs
verder naar het noorden dan vandaag, want in Vlaanderen bleven
Ieper, Menen, en ook Doornik nog in Franse handen.
Willem III wordt koning van Engeland
In 1688 viel Willem III met een leger van Nederlanders en
gevluchte hugenoten Engeland binnen en slaagde erin zonder
bloedvergieten de macht over te nemen. Het parlement bood hem en
zijn echtgenote de kroon aan In Engeland bleef deze heuglijke
gebeurtenis bekend als de ‘Glorious Revolution’.
Willem III, de koning-stadhouder.
Voor Willem III was niet zozeer de macht in Engeland het doel,
maar wel de strijd tegen zijn aartsvijand, Lodewijk XIV. In
maart 1689 verklaarde de Republiek de oorlog aan Frankrijk en in
mei volgde Engeland. Ze sloten zich aan bij de ‘Grote
Alliantie’, waarvan nu half Europa deel uitmaakte (de keizer,
Spanje, Zweden, Beieren, Brandenburg, Saksen, Hannover).
Bombardement op Brussel
In augustus 1695 installeerde het Franse leger zich ten westen
van Brussel en stelde 18 kanonnen.
In een zinloos terreurbombardement kwamen meer dan 3000 granaten
en 1200 gloeiende kanonballen op de stad terecht. Heel wat
archieven en kunstschatten gingen verloren, zoals schilderijen
van Rogier van der Weyden, Pieter-Paul Rubens, Antoon van Dyck,
Bernard van Orley en Michiel Coxie. Samen gingen 16 kerken en
kloosters in de vlammen op evenals bijna 4000 huizen.
Uitgerekend in die hachelijke jaren, werd Brussel heropgebouwd
in een recordtijd van vijf jaar. De Grote Markt verrees uit haar
as en werd één van de mooiste pleinen ter wereld.
Deel 2: Van Spanje naar Oostenrijk (1700-1748)
Spaanse successieoorlog
Kort voor zijn overlijden in 1700 besliste de Spaanse koning
Karel II het Spaanse Rijk in zijn geheel na te laten aan een
kleinzoon van Lodewijk XIV, op voorwaarde dat de Franse en
Spaanse kroon niet zouden verenigd worden.
Willem III, stadhouder van Nederland en nu dus ook koning van
Engeland, smeedde een breed bondgenootschap om de Franse
arrogantie een halt toe te roepen. Dat werd de ‘Grote alliantie’
(september 1701) tussen Engeland, de Republiek, Oostenrijk,
Pruisen en andere Duitse vorsten, Willem III zou de afloop van
deze krachtmeting niet meer meemaken, want hij overleed in 1702
aan de gevolgen van een val van zijn paard. Hij werd opgevolgd
door zijn schoonzuster, Anna Stuart (bekend als Queen Anne).
De Maesschalck concludeert: “Zonder Willem waren de Zuidelijke
Nederlanden vermoedelijk door Frankrijk opgeslorpt en zou het
huidige België niet hebben bestaan.”
Dit kan als waardig grafschrift dienen voor de
koning-stadhouder!
In 1702 verklaarde de Grote Alliantie aan Frankrijk de oorlog.
Weldra opereerden Hollandse en Engelse troepen in de
Nederlanden, onder het opperbevel van de Engelse generaal John
Churchill, hertog van Marlborough.
Na nog maar eens een reeks bloedige slagen werd de vrede in 1713
in Utrecht gesloten. Filips van Anjou kreeg de Spaanse kroon en
de Spaanse bezitting buiten Europa; Karel VI van Oostenrijk
verwierf de Spaanse Nederlanden, voortaan de Oostenrijkse
Nederlanden.
De Vrede van Utrecht (1713) en het Barrièretraktaat
De Republiek wilde de Zuidelijke Nederlanden niet aan de keizer
overdragen, zolang er geen overeenkomst was bereikt over de
barrièrevestingen tegen Frankrijk. Aanvankelijk eisten ze
twintig garnizoensplaatsen op, daarna werd het aantal beperkt
tot acht: Veurne, Fort Knokke, Ieper, Waasten, Menen, Doornik,
Namen en Dendermonde. Samen ging het om ca. 30 à 35.000
manschappen, waarvan 12.000 man Staatse troepen. De Zuidelijke
Nederlanden zouden daarvoor jaarlijks 1,4 miljoen gulden
betalen.
De Nederlanden als onderdeel van de Habsburgse bezittingen
Zo maakten de Zuidelijke Nederlanden opnieuw deel uit van het
Habsburgse landencomplex, een mozaïek van landen, volkeren en
godsdiensten met meer dan 20 miljoen onderdanen. Het
katholicisme was de staatsgodsdienst, maar in de praktijk
heerste een ruime mate van verdraagzaamheid tegenover de
talrijke orthodoxen, lutheranen en moslims.
In deze haast onbestuurbare smelkroes betekenden de Nederlanden
slechts een klein onderdeel: 2 miljoen Vlamingen en Walen,
tegenover 5 miljoen Hongaren, 8 miljoen Slaven en even zoveel
Duitssprekenden. Karel VI was beslist niet erg begerig om onze
provincies aan zijn collectie bezittingen toe te voegen. Hij
heeft herhaaldelijk geprobeerd ze te ruilen tegen Beieren.
De bevolking leefde voornamelijk van de landbouw. De aanwezige
rijkdom zat voornamelijk geconcentreerd bij een kleine groep:
grootgrondbezitters, Kerk en adel. De boeren poogden met hard
labeur en huisnijverheid te overleven op wat de grondbelastingen
en de grootgrondbezitters hun overlieten. Adel en geestelijkheid
leefden in grootse stijl.
De adel was een belangrijke werkgever: gemiddeld had een
adellijke familie 17 personen in dienst. Om de status van een
edelman in stand te houden was het werk van 200 landbouwers
nodig. Een prachtige getuige levert Alden Biesen
(Rijkhoven-Bilzen, huidige provincie Belgisch Limburg): het hele
goed met 12 dependenties was bestemd voor het onderhoud van één
man, de landcommandeur van de Duitse Ridderorde!
De Zuidelijke Nederlanden telden niet minder dan 20 000
religieuzen. Zij bezaten 25% van de grond. Een abt leefde in de
stijl van de hoogste kringen. Meestal gebruikte hij de opbrengst
van de gronden ter verfraaiing van zijn abdij en kerk.
Karel VI en zijn Pragmatieke Sanctie
De Zuidelijke Nederlanden weerspiegelden als een microkosmos de
bestuurlijke problemen van het hele rijk. Ook hier betrof het
een verzameling vorstendommen, elk met eigen bestuur, wetten en
rechtspraak, die door het toeval van de geschiedenis in
personele unie onder één vorst waren verenigd. Niet het hele
grondgebied van wat thans België heet behoorde tot die
Oostenrijkse Nederlanden. Het Prinsbisdom Luik, dat ook grote
stukken van het huidige Namen en ongeveer heel het huidige
Belgisch-Limburg omvatte, bleef onafhankelijk. Wel hoorden er
delen bij van de vroegere Spaanse Landen van Overmaas en van
Opper-Gelre (respectievelijk in het zuiden en het midden van de
huidige Nederlandse provincie Limburg met Roermond). Elk gewest,
elke stand hield aan de eigen gebruiken en voorrechten. Dit
particularisme had in het verleden geleid tot periodiek verzet
en zelfs regelrechte opstanden. Gezien vanuit het standpunt van
Karel VI moet dit achterhoekje van het grote Habsburgse
landencomplex een hele kluif geweest zijn om te regeren, zonder
om de haverklap in botsing te komen met een verzameling
privilegies, waarvan de meeste nog regelrecht uit de
middeleeuwen stamden. Geen wonder dat de Oostenrijkers de hele
18de eeuw door poogden dit particularisme te kortwieken door de
centrale macht uit te breiden.
Karel VI was keizer geworden omdat zijn oudere broer geen
mannelijke afstammelingen had. In 1713 veranderde hij de oude
Habsburgse opvolgingsregels door een Pragmatieke Sanctie (een
persoonlijke beschikking van de keizer), waardoor ook zijn
dochters in aanmerking konden komen voor de successie. In 1725
werd de Pragmatieke Sanctie voorgesteld aan de Staten-Generaal
in Brussel en kreeg zo rechtsgeldigheid in de Oostenrijkse
Nederlanden.
Er was Karel VI veel aan gelegen internationale instemming te
verkrijgen met zijn Pragmatieke Sanctie. Dit bewezen de
lotgevallen van de Oostendse Compagnie. In navolging van o.a. de
beroemde Hollandse Verenigde Oostindische Compagnie richtte de
keizer in 1722 de Oostendse Compagnie op, die een dertigjarig
monopolie kreeg voor de handel op Afrika en West- en Oost-Indië.
Tussen 1724 en 1727 boekte de Compagnie enorme winsten. Dat was
niet naar de zin van de buitenlandse concurrenten. Om de
internationale erkenning van de Pragmatieke Sanctie te
verkrijgen schorste de keizer in 1727 het octrooi van de
Compagnie.
Deel 3: Maria Theresia (1740-1780) en Jozef II (1780-1789).
Maar toen hij overleed in 1740 bleek niemand zich aan de
Pragmatieke Sanctie te houden en barstte een Oostenrijkse
successieoorlog uit.
Frederik de Grote van Pruisen maakte meteen van de gelegenheid
misbruik om in december 1740 op te rukken naar Silezië, een van
de welvarendste delen van het Habsburgse Rijk. Door de
Oostenrijkse nederlaag raakten nu ook de oude erfvijanden van de
Habsburgers op dreef.
Alleen de Verenigde Provinciën en Engeland steunden Maria
Theresia. Lodewijk XV van Frankrijk wist haast heel het huidige
België te veroveren. Na andermaal een aantal bloedige veldslagen
(o.a. de
Slag van Lafelt,
bij Maastricht, 2 juli 1747) werd in 1748 de
Vrede van Aken getekend en ontruimden de Fransen het
grondgebied.
Maria Theresia (1717-1780) in 1742.
Voor de Zuidelijke Nederlanden begon nu een veertigjarige
periode van vrede. Maria Theresia dankte haar populariteit
vooral aan het optreden van haar zwager, Karel Alexander van
Lotharingen. In 1744 benoemde zij hem tot gouverneur-generaal.
Hij zou 36 jaar op post blijven. Karel, had vooral een
ceremoniële functie. De echte macht berustte bij een
gevolmachtigd minister, die zijn bevelen ontving van de Hoge
Raad der Nederlanden in Wenen. Deze gevolmachtige ministers
waren stuk voor stuk zeer bekwame staatslieden, die eveneens
lange jaren in functie bleven. Vooral de Sloveense edelman graaf
Karl von Cobenzl (1753-1770) drukte zijn stempel op het bewind.
Onder invloed van de ideeën der Verlichting ontwikkelde Cobenzl
een globale en samenhangende visie op het bestuur, waarin zowel
politieke als sociaal-economische maatregelen hun plaats vonden.
Dit was nog nooit eerder gebeurd. Gelukkig nam de Hoge Raad in
Wenen bijna steeds zijn voorstellen aan, zodat het beleid veel
sterker vanuit Brussel bepaald werd dan op het eerste gezicht
lijkt en dus ook veel dichter bij de noden van de bevolking
stond.
De rondborstige en goedhartige Karel van Lorreinen (Lotharingen)
vergenoegde zich met zijn representatieve rol. In Brussel voerde
hij een schitterend hof. Hij koesterde, volledig in de geest van
de tijd, een ruime belangstelling voor natuurwetenschappen en
technologische vernieuwingen. Als grootmeester van de Duitse
Orde had hij een lucratieve bron van inkomsten voor zijn
geldverslindende levensstijl (3).
De bevolking droeg hem op de handen, zodanig dat hem nog bij
leven een standbeeld werd opgericht.
Karel van Lorreinen als grootmeester van de Duitse Ridderorde.
Vermits de Schelde nog steeds was afgesloten door de
Nederlanders, moest de haven van Oostende de rol van Antwerpen
overnemen.
De Oostenrijkers poogden de eeuwenoude doorvoerhandel van de
kust naar het Rijnland te herstellen door een combinatie van
land- en waterwegen: de eerste gecoördineerde
verkeersinfrastructuur in ons land sedert het Romeinse Rijk.
Kasseiwegen werden aangelegd en kanalen gegraven tot Leuven,
vanwaar twee grote straatwegen over Aken en Luxemburg naar
Duitsland liepen.
Om de belemmeringen van de verouderde gildereglementen te
omzeilen verleende de keizerlijke administratie octrooien, een
soort monopolies, voor nieuwe nijverheden.
Een groot deel van de octrooien had betrekking op
luxenijverheden als kant, kristal en porselein. Dit paste op
merkwaardige wijze in de ideeën van de Verlichting. Dat de
welstellenden hieraan hun geld besteedden, zag men niet als
verkwisting maar als werkelijke liefdadigheid. Door de
consumptie van arbeidsintensieve luxegoederen schiepen zij
werkgelegenheid voor talloze armen, die anders aangewezen zouden
zijn op aalmoezen, wat alleen maar de luiheid in de hand werkt
en schadelijk is voor het zelfrespect van de ontvangers.
Onder het Oostenrijks bewind bereikte het landbouwareaal van de
Zuidelijke Nederlanden zijn grootste omvang. Aantrekkelijke
financiële en fiscale voorwaarden trokken landbouwers aan om
woeste heidegronden te cultiveren. Het uitbreken van de
Oostenrijkse Successieoorlog in 1740 ging gepaard met een
mislukking van de graanoogst. Daarom propageerde het bewind zeer
sterk de aardappelteelt. Een aardappelveld voedt driemaal meer
mensen dan een gelijke oppervlakte met graan.
Nu gingen aardappelen op zeer korte tijd het hoofdbestanddeel
van de voeding uitmaken, zonder natuurlijk tarwe, rogge en
boekweit volledig te verdringen. Als gevolg van deze ingrijpende
omwenteling in de voedingsgewoonten konden de Oostenrijkse
Nederlanden, die normaal graan moesten invoeren, nu exporteren:
gemiddeld 7 tot 8 % van de totale graanproduktie tussen 1759 en
1781. En dit ondanks een snel stijgende bevolking. De
hongersnood van 1740 zou voor meer dan honderd jaar de laatste
zijn, tot aan de rampzallige aardappelplaag van een eeuw later.
In deze tijd werden ook in de Kempen de dennebossen aangeplant,
die wij nu als onverbrekelijk met deze streek associëren.
Jozef II (1780-1790): goede ideeën, maar te voortvarend
Toen Maria Theresia in 1780 stierf, werd zij opgevolgd door haar
zoon Jozef, sinds 1765 haar mederegent. Hij was diep doordrongen
van de ideeën van de Verlichting.
Jozef huwde Isabella van Parma, een nichtje van de Franse
koning. Na drie gelukkige jaren stierf zijn echtgenote aan de
pokken. Een tweede huwelijk eindigde na twee en een half jaar op
dezelfde wijze. En ook zijn dochtertje uit zijn eerste huwelijk
stierf op zevenjarige leeftijd aan dezelfde vreselijke ziekte.
Voortaan zou Jozef als weduwnaar door het leven gaan en zich nog
meer wijden aan het welzijn van zijn onderdanen.
Reeds einde mei 1781 arriveerde Jozef II in Luxemburg. Toen hij
half mei uit Wenen vertrok, groeide in onze streken de
verwachtingsvolle spanning, want het was twee eeuwen geleden dat
hier nog een vorst had verbleven. Bij zijn vertrek, eind juli,
was hij ervan overtuigd alle problemen te doorgronden en voor de
meeste een remedie te bezitten. Daarover is door tijdgenoten en
latere historici nogal schamper gedaan. Jozef II mocht dan al
pedant lijken, achteraf bekeken blijkt hij over het algemeen een
zeer goede kijk gehad te hebben op de toestanden in zijn
Nederlanden. Maar even zeker miste hij de mensenkennis en de
soepelheid om zijn hervormingen met de nodige tact door te
voeren.
Zijn eerste maatregelen konden de goedkeuring wegdragen van
allen. Hij maakte gebruik van het feit dat de Verenigde
Provinciën in de Amerikaanse Vrijheidsoorlog verwikkeld waren,
om de Hollandse soldaten de vestingsteden te doen ontruimen, die
ze krachtens het Barrièretractaat nog steeds bezetten op kosten
van de bevolking.
Dan poogde hij de macht van de Kerk te verminderen. Reeds in
1781 vaardigde hij een tolerantie-edict uit, volledig in de
geest van de Verlichting, waardoor alle godsdiensten dezelfde
rechten kregen.
In 1783 hief hij 200 contemplatieve kloosters op, waar ‘geen
nuttig werk’ geleverd werd. Dan verordende hij dat de doden niet
meer in de bebouwde kom mochten begraven worden. Dit lokte
andermaal protest uit, ook al herhaalde hij alleen maar een
vroeger edict van zijn moeder dat de bedoeling had de kerkhoven
als haard van epidemies uit te schakelen.
Het gewone volk begon pas in ernst te mopperen toen hij in 1786
alle parochiekermissen in het hele land op dezelfde dag
plaatste, de groepsbedevaarten afschafte en de processies
beperkte. Zijn onderdanen gingen hem smalend de ‘keizer-koster’
noemen.
In 1787 hervormde Jozef II grondig de verouderde instellingen.
Hij moderniseerde bestuur en rechtspraak, schafte de geestelijke
rechtbanken, de foltering en de index van verboden boeken af en
herschikte de tien traditionele provinciën in negen kreitsen,
die weer werden onderverdeeld in arrondissementen.
Ditmaal raakte hij ingrijpend aan de eeuwenoude privilegies van
de bevoorrechte standen. De ‘gevestigde orde’ zag zich bedreigd
in haar macht en haar winstgevende baantjes. Het verzet was zo
hevig dat de keizer in de loop van de volgende maanden edict na
edict terug moest intrekken. In juni 1789 weigerden de Staten
van Brabant, zelfs onder dreiging van wapens, de beden goed te
keuren. Nu escaleerde de situatie snel. De gevolmachtigde
minister schorste de Blijde Inkomst, waarop de Staten hun eed
van trouw aan de vorst ophieven.
De Brabantse Omwenteling en de Verenigde Belgische Staten
Het zag ernaar uit dat een gewapende opstand niet kon
uitblijven. Intussen was op 14 juli 1789 in Parijs de Bastille
bestormd. Dat feit kende een geweldige weerklank in de Lage
Landen. Onder leiding van twee Brusselse advocaten vonden
conservatieven en progressieven elkaar in een samenzwering tegen
de Oostenrijkers. Van der Noot was de woordvoerder van de
conservatieve clerus, de adel en de ambachten, die het herstel
wilden van de oude instellingen en de soevereiniteit van de
Staten. Vonck groepeerde de vooruitstrevende elementen onder de
geestelijken, edelen en vooral de burgers. Zij vonden een aantal
van de keizerlijke hervormingen uitstekend, maar reageerden
tegen het verlicht despotisme van Jozef II en wilden een ruimere
vertegenwoordiging van de burgerij in de Staten. De abten van de
rijke Brabantse abdijen steunden de samenzwering met belangrijke
geldelijke giften.
Met een legertje van 3000 vrijwiligers versloeg kolonel Van der
Mersch eind oktober een Oostenrijkse troepenmacht te Turnhout.
De Oostenrijkers, die geen troepen konden vrijmaken wegens een
oorlog tegen de Turken, ontruimden de Nederlanden.
In januari 1790 riepen de Staten-Generaal, naar het voorbeeld
van de Amerikanen, de Confederatie der Verenigde Belgische
Staten uit. Als vlag kozen zij de driekleur, een verbinding van
de Brabantse wapenkleuren (zwart-geel) en de Henegouwse
(geel-rood). De Verenigde Belgische Staten gingen spoedig in
gekrakeel ten onder.
Ondermijnd door de miskenning van zijn goede bedoelingen, stierf
Jozef II in 1790, niet ouder dan 49 jaar.
Zijn opvolger, Leopold II, slaagde erin de Oostenrijkse
Nederlanden terug te winnen, daarbij geholpen door de innerlijke
verdeeldheid. Maar lang duurde de restauratie niet, want nu
maakten de Fransen zich klaar om hun revolutie te exporteren.
In november 1792 won de Franse generaal Dumouriez een veldslag
bij Jemappes en trokken de Oostenrijkers zich terug. Doch ook
het Franse bestuur zou niet lang standhouden, omdat de executie
van koning Lodewijk XVI (januari 1793) de vijanden van Frankrijk
verenigde Vooraleer dat land in 1815 eindelijk de duimen legde,
zouden niet minder dan zeven coalitieoorlogen gevoerd worden.
In maart 1793 behaalden de geallieerden bij Neerwinden de
overwinning.
In Brussel werd andermaal het Oostenrijkse bestuur geïnstalleerd
- voor korte tijd.
De Franse verovering werd bezegeld door de veldslag bij Fleurus
in juni 1794. Daarmee was het Oostenrijkse tijdperk voorgoed
voorbij.
Dl. 4 : Het Franse Bewind (1794-1814)
Franse contributie en rekwisitie
Toen de Fransen voor de tweede keer in België binnenvielen
traden de overweldigers meedogenloos op. De Franse Republiek
maakte zich klaar voor een systematische rooftocht van de
rijkdommen. Niet minder dan 50.000 boeken en 2000 handschriften
verdwenen voorgoed naar de Franse hoofdstad, maar bovenal 271
schilderijen van Vlaamse meesters als Van Eyck, Rubens, Van Dyck
... Van deze kunstwerken werd na de val van Napoleon ongeveer
een derde aan België teruggegeven, maar vandaag ontbreken nog
steeds 173 schilderijen en ettelijke honderden kostbare
middeleeuwse handschriften.
Assignaten (papiergeld) overspoelden de markt. Hun waarde was
nagenoeg nihil, terwijl de Fransen wel moesten getaald worden in
metaalgeld. De economie viel stil en het aantal werklozen was
niet meer te tellen.
Republikeinse symbolen
Ondertussen drongen de Franse veroveraars de republikeinse
symbolen op aan de bevolking, zoals de Republikeinse kalender,
die begon op 22 september 1792 als het jaar I. Een maand werd
voortaan verdeeld in drie weken van tien dagen. De tiende dag of
decade was een verplichte rustdag, die in de plaats kwam van de
traditionele zondag. In 1802 werd de zondag in ere hersteld en
in 1806 werd de gehele Republikeinse kalender door Napoleon
eervol begraven.
Uit het bonte lappendeken van het verleden en met de hulp van de
Ferrariskaarten stelden zij negen
departementen samen, waarin zij ook gebieden opnamen uit de
Verenigde Provinciën, die ondertussen door de Fransen waren
veroverd, evenals het Prinsbisdom Luik Het systeem werd in voege
gebracht vanaf augustus 1795. Op 1 oktober 1795 werd de
vereniging van België met Frankrijk plechtig afgekondigd
De Bataafse Republiek
In de loop van 1794 en 1795 was de Republiek der Verenigde
Provinciën door de Fransen veroverd, geholpen door een stevige
winter die de grote rivieren deed dichtvriezen. In januari 1795
vluchtte de laatste erfstadhouder, Willem V, naar Engeland.
Meteen daarna de Bataafse Republiek uitgeroepen. Officieel werd
het de eerste zusterrepubliek van het revolutionaire Frankrijk,
al ging het in feite om een vazalstaat. Haar bleef wel de
systematische uitbuiting bespaard, die België moest doorstaan.
In 1806 trok Napoleon de macht aan zich en installeerde zijn
jongere broer Lodewijk als koning van Nederland. In 1810 werd
ten slotte het koninkrijk opgedoekt en Nederland net als België
bij Frankrijk aangehecht.
Franse belastingen
In 1795 werd in Frankrijk het pond (tornoois) afgeschaft en
vervangen door de frank, die het tiendelig stelsel volgde.
Ons decimaal metrisch stelsel is opgelegd door de Franse
revolutionairen en zegt meer over de geest van de Verlichting
dan een hele bibliotheek. Alle maten (de lengte- inhouds- en
oppervlaktematen) zijn gebaseerd op de Rede en de
Wet van de
Natuur, namelijk de omtrek van de aarde: 40.000 km, verkleind
tot hanteerbare eenheden: meter = 1/40.000.000, vergelijkbaar
met de oude el; die nieuwe maat werd in platina gegoten als
standaardmaat. Een kubus met een ribbe van 1/10 meter werd
gevuld met zuiver water. Het gewicht ervan werd kilogram
genoemd. De inhoud van de kubus werd de liter. Het tiendelig
stelstel was een feit. De inburgering in de geest van de mensen
ging traag, te vergelijken met de invoering van de euro na 2000.
Nog tientallen jaren zou men plaatselijk de oude en nieuwe maten
in tabellen naast elkaar moeten plaatsen. Benamingen als pond
die op het oude stelsel teruggaan, zijn na meer dan 200 jaar nog
niet verdwenen, al werd hun betekenis aangepast aan de nieuwe
waarde (1/2 kg).
Kerkvervolging en verkoop van kerkelijke goederen
In 1796 werd de aanval tegen de Kerk in alle ernst ingezet met
een reeks verbodsbepalingen: eerst voor processies. Dan volgde
de invoering van de Burgerlijke Stand en tegelijkertijd werd ook
de echtscheiding toegestaan. Daarna volgde de opheffing van de
religieuze instellingen
In de loop van 1797 werd ook de strijd tegen de
parochiepriesters aangewakkerd. Elke priester die de eed van
haat aan het koningschap weigerde, riskeerde deportatie. Een
aantal van hen ging door de knieën, maar in de kerken van deze
beëdigde priesters daagden nauwelijks gelovigen op. De priesters
die de eed weigerden waren voortaan vogelvrij en doken onder in
particuliere huizen, schuren of kelders, waar ze hun werk
clandestien voortzetten (Beloken Tijd).
Vanaf december 1797 begon de publieke verkoop van kerkgoederen
en -gebouwen. Er werden ook plannen gesmeed om beroemde kerken
af te breken. Die plannen hebben het gelukkig niet gehaald.
Conscriptie en Boerenkrijg
In oktober 1798 werd de wet op de conscriptie uitgevaardigd,
waarbij elke Franse staatsburger vanaf 20 jaar verplicht in
militaire dienst moest gaan. De verplichte legerdienst duurde in
vredestijd vijf jaar, maar in geval van oorlog was de duurtijd
onbepaald.
Meteen na de uitvaardiging van de conscriptie barstte op
verschillende plaatsen in Vlaanderen en Brabant de Boerenkrijg
uit. Overal werden de conscriptielijsten verbrand, de
vrijheidsboom neergehaald, de kerken heropend en de klokken
geluid. Over het algemeen toonden stedelingen weinig sympathie
voor de “brigands” (struikrovers), zoals ze toen genoemd werden.
Uiteindelijk kwam het opgejaagde boerenleger van 3000
manschappen in december terecht in Hasselt, waar evenveel Franse
troepen opdaagden om hen te verslaan. Meer dan 500 brigands
kwamen die dag om het leven. Meer dan 100 werden krijgsgevangen
gemaakt en naar Brussel afgevoerd, van wie er 21 met veel
vertoon werden gefusilleerd aan de Hallepoort
De opgang van Napoleon Bonaparte
Toen hij in 1799 terugkeerde van zijn Egyptische veldtocht,
pleegde generaal Napoleon een staatsgreep en installeerde het
Consulaat onder leiding van drie consuls, van wie hij zelf als
Eerste Consul de leiding nam.
Om de orde en rust voorgoed te doen terugkeren, moest hij vooral
de godsdienstvrede herstellen. Napoleon vatte met paus Pius VII
onderhandelingen aan, die op 15 juli 1801 leidden tot een
compromis, het zogenaamde Concordaat. In ruil voor het verlies
aan goederen, zou de Staat voortaan de bisschoppen en pastoors
bezoldigen (wat in België nog steeds in voege is).
Van zijn grote populariteit maakte Napoleon gebruik om zich in
1802 uit te roepen tot Consul voor het leven, inclusief het
recht om een opvolger aan te duiden. In de zomer van 1803
bezocht hij de Belgische departementen, met veel aandacht voor
de kuststreek en de havens, omdat ondertussen Groot-Brittannië
hem de oorlog had verklaard.
In 1804 liet Napoleon zich tot keizer kronen in Parijs.
Om zich te handhaven had hij veel soldaten nodig en dus behield
hij het systeem van de conscriptie. Wie niet deserteerde of
onderdook, had gemiddeld twee kansen op drie om levend terug te
keren, want de sterfte in het leger was opzienbarend groot,
vooral door ziekte en infecties (tot 80 %).
Franse vernieuwingen
Er werden in de Franse Tijd belangrijke wissels getrokken op de
toekomst, waarvan de gevolgen tot op vandaag nawerken. Met de
invoering van de burgerlijke stand in 1795 kreeg elke Belg een
familienaam, die van vader op zoon gelijk zou blijven.
Het kadaster, dat van elk perceel en gebouw zowel de waarde als
de eigenaar bepaalde en de grondslag vormde voor een
rechtvaardiger belastingsysteem, werd in de Belgische
departementen pas aangevat in 1808, zodat in 1814 nog maar een
derde van deze reusachtige opdracht was voltooid. Niemand dacht
er echter aan dit hoogst nuttige werk te onderbreken, dat voor
het gehele Belgische grondgebied klaarkwam in 1843.
Maatgevend voor de toekomst waren ook de opeenvolgende wetboeken
die Napoleon liet uitvaardigen: vooral het burgerlijk wetboek
(Code civil, 1803) vormt in België, meer dan in Nederland, nog
steeds de grondslag van het recht, al zijn in de voorbije eeuw
wel enkele flagrante discriminaties weggewerkt,
Economische opbloei
In 1784, onder het Oostenrijkse bewind, was het bevolkingsaantal
van de Zuidelijke Nederlanden, inclusief het prinsbisdom Luik,
gestegen tot 2,4 miljoen inwoners. Na een inzinking tijdens de
revolutionaire jaren, zette de groei zich verder door, zodat de
prefecten in 1805 een bevolkingscijfer van ca. 3 miljoen konden
optekenen
In Wallonië kende de metaalindustrie een verbluffende opgang en
bevoorraadde de legers van Napoleon. De oude wapenindustrie
draaide in Luik op volle toeren en daarnaast floreerde de
machinebouw, vooral door toedoen van William Cockerill. In de
Franse tijd zou de productie nagenoeg verdubbelen.
In de Franse tijd zijn ook de eerste musea geopend in Brussel,
Antwerpen en Gent, evenals academies voor Schone Kunsten in
Brussel, Antwerpen, Dendermode, Aalst en Oudenaarde.
De verfransing zette zich overal door, ook in de scholen,
waardoor vele Vlamingen nog nauwelijks onderwijs genoten.
Het einde van het Franse bewind
Het keizerlijk bewind begon te deemsteren door de mislukte
Russische veldtocht van 1812. Het invasieleger telde meer dan
600.000 soldaten, van wie slechts de helft Fransen (inclusief
Hollanders en Belgen) en verder veel Polen en Duitsers, maar ook
Italianen, Zwitsers, Spanjaarden en Kroaten
Terug in Parijs, liet Napoleon meteen nieuwe troepen lichten,
van wie bijna 45.000 uit de Belgische departementen. Na de
zogenaamde Volkerenslag bij Leipzig in november 1813, die
Napoleon verloor, stortte het regime voorgoed in elkaar.
Tijdens het daaropvolgende Congres van Wenen werd beslist dat
België zou toegevoegd worden aan Nederland en voortaan bestuurd
zou worden door prins Willem, de oudste zoon van stadhouder
Willem V (+1806) en Wilhelmina van Pruisen.
Waterloo
In Wenen, waar het Congres vergaderde, liep in maart 1815 het
ontstellende bericht binnen dat Napoleon zijn ballingsoord Elba
had verlaten, oprukte naar Parijs en vandaar in ijltempo naar
het Noorden. Willem van Oranje riep zich meteen uit tot koning
Willem I van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden.
Het Britse leger stond onder leiding van de hertog van
Wellington, die ook kon beschikken over 30.000 manschappen van
het Verenigd Koninkrijk, onder wie 9000 Belgen. Ook het
Pruisische leger onder leiding van Von Blücher rukte op naar
België.
Napoleon rekende af met het Pruisische leger in Ligny, waarna
hij koers zette naar het Noorden. De ultieme confrontatie vond
plaats in Mont Saint-Jean (Waterloo) op 18 juni 1815. De afloop
is bekend, maar minder het feit dat de Britse troepen in de loop
van de namiddag volkomen uitgeput waren en de zege mede werd
behaald door de komst van Pruisische troepen en de inzet van
Nederlands-Belgische troepen, die eerder niet aan de strijd
hadden mogen deelnemen. Daarmee kwam voorgoed een einde aan het
Franse bewind en werd België een deel van het Verenigd
Koninkrijk der Nederlanden, tot het in 1830 door de Belgische
revolutie zijn onafhankelijkheid verwierf
De Maesschalck eindigt zijn uitvoerig relaas na Waterloo, bij de
plannen voor de oprichting van het Verenigd Koninkrijk der
Nederlanden. In een epiloog overloopt hij het verdere lot van de
hoofdpersonen, Wellington op kop. “Een smet op zijn blazoen is
het feit dat hij de bijdrage van de Belgisch-Nederlandse
militairen opzettelijk minimaliseerde (p 339).” In ieder geval
is het aandeel van die Belgisch-Nederlandse detachementen
sindsdien in eer hersteld, waar ze door zijn schuld in Engelse
bronnen steeds ondergewaardeerd of smalend behandeld zijn.
Meer weten. Een selectieve keuze
Burke, P., Het beeld van een koning. De propaganda van Lodewijk
XIV, Amsterdam, Agon, 1991, 229 blz.
Devisscher, Hans (red.), De balije Biesen in het
Rijn-Maasgebied, Gent, Snoeck-Ducaju, 1993.
Karel Alexander van Lotharingen, Gouverneur-generaal van de
Oostenrijkse Nederlanden, tentoonstellingspublicatie, Brussel,
1987.
Martens, Jos,
Ferraris en de Kabinetskaart der Oostenrijkse Nederlanden.
Op de Beeck, Johan, De Zonnekoning. Glorie en schaduw van
Lodewijk XIV, Antwerpen, Horizon, 2018, 616 blz. – ook als
e-boek.
Op de Beeck, Johan, Waterloo. De laatste 100 dagen van Napoleon,
Antwerpen, Uitg. Manteau, 2013, 472 blz. – ook als e-boek.
Panhuysen, Luc, Oranje tegen de Zonnekoning. De strijd tussen
Willem III en Lodewijk XIV om Europa, Amsterdam/Antwerpen, Atlas
Contact, 2016, 577 blz. – ook als e-boek.
Panhuysen, Luc, Rampjaar 1672. Hoe de Republiek aan de ondergang
ontsnapte, Amsterdam/Antwerpen, Atlas Contact, 2009, 6de druk,
434 blz. – ook als e-boek.
Panhuysen, Luc, De ware vrijheid. De levens van Johan en
Cornelis De Witt, Amsterdam/Antwerpen, Atlas Contact, 2009, 464
blz. – ook als e-boek.
Van der Ham, Gijs,
De geschiedenis van Nederland in 100
voorwerpen, Amsterdam, Rijksmuseum/De bezige Bij, 2013,
512 blz. - ook als e-boek.
Zie onder veel meer over deze periode – telkens een foto,
vergezeld door enkele bladzijden achtergrondinformatie: 48.
Pronkmodel William Rex; 44. Spiegelversiering van de Royal
Charles; 43. Slag bij Ter Heyde; 46. De lijken van Johan en
Cornelis de Witt
Film
Michiel De Ruyter (Admiral) (2015) - zie daar zeker de
hyperlinks.
Waterloo de laatste slag (2014)
Op YouTube circuleren tientallen video’s van verschillende
lengte en kwaliteit in het Nederlands, Frans & Engels, over
Lodewijk IV en vooral over Versailles – ook over muziek, opera,
ballet en componisten als Lully.
Noten
1. Tijdingen uit Leuven nr. 125 - extra nummer, 44 blz. (s.d.).
Beeldvorming over het Verenigd Koninkrijk en de Belgische
afscheiding op televisie, in: Hermes in uitbreiding.
De Maesschalck, E., Van de geschiedenis naar een drama voor
televisie, in: Maria van Bourgondië, p. 91 e.v.
De Maesschalck, E. e.a., Geschiedenis op televisie. (Dossiers
Geschiedenis nr. 14), Leuven, Amersfoort, Acco, 1988, 117 blz
2. en door Arturo Pérez-Reverte in
De Zon van Breda. De
avonturen van kapitein Alatriste,(1998) 2008, Uithoorn, Uitg.
Karakter, 2008, 207 blz.
Deze verheerlijking van een Spaanse glorie, die in werkelijkheid
op haar laatste benen liep, is ook de rode draad door
Perez-Reverte's derde Alatriste-boek.
3. In zijn manufacturen in Tervuren (waar nu het Afrikamuseum
ligt) liet de landvoogd testen uitvoeren om beter katoen te
bedrukken, behangpapier te schilderen, boeken te binden, hout te
bewerken, zijden kousen te weven, porselein te produceren en te
beschilderen of gouddraad te trekken. Om het Franse monopolie te
breken, liet hij in het park van Tervuren 900 witte moerbeibomen
planten in de hoop zelf zijderupsen te kweken.
Zie ook:
Waldseemüller en de geboorte van ‘America’, 2.23:
Porselein.
en
Lesdossier: De Chinese verleiding.
Jos Martens maart 2020