Edward De Maesschalck. Het strijdtoneel van Europa. De Zuidelijke Nederlanden onder Spaans, Oostenrijks en Frans bewind (1648-1815)
Antwerpen, Davidsfonds/Standaard Uitg., 2019, 352 blz. – met 12 kaarten, 5 stambomen, index van

personen, bibliografie

 

Het strijdtoneel van Europa

Bespreking van het boek Het strijdtoneel van Europa van Edward de Maesschalck door Jos Martens..

 

Het strijdtoneel van Europa 1648-1815



De brand van Brussel, 1695

Levenslange toewijding
De auteur, dr. Edward De Maesschalck (° Leuven 1946) kwam op deze site al uitvoerig en positief aan bod met De Bourgondische vorsten (2008) en -impliciet- bij de bespreking van de televisiereeks Willem van Oranje (1984-2005): hij was als een van de leden van de Vlaamse werkgroep betrokken bij deze prestigieuze reeks. De Maesschalck studeerde geschiedenis in Leuven en Parijs en behaalde een doctoraat Wijsbegeerte en Letteren in 1977. Nadien werkte hij tientallen jaren voor VRT (Vlaamse Radio & Televisie) als programmamaker, interviewer, programma-adviseur voor Canvas (het Tweede Net) en redacteur communicatie. Edward De Maesschalck was jarenlang voorzitter van de afgestudeerde historici van Leuven en bezieler van hun tijdschrift Tijdingen uit Leuven.

Net als Georges Duby, Barbara Tuchman plus een aantal lezers van deze site is Edward ervan doordrongen dat een historicus de plicht heeft wetenschappelijk verantwoorde geschiedenis te brengen voor een groot geïnteresseerd publiek, in een vlot leesbare duidelijke taal.
En hij heeft zijn hele loopbaan in dienst gesteld van dit doel, in meer dan dertig jaar bij zijn programma’s voor de televisie, in zijn boeken en talloze lezingen.

Zo heeft hij een aardig palmares samengebracht. Een heel kleine keuze uit zijn televisieprogramma’s: 150 Jaar Belgen (1980), Maria van Bourgondië, een begeerde bruid (1982), Willem van Oranje (1984), De zwanezang van de Oostenrijke Nederlanden (1978, 1987) – dit laatste dubbelprogramma is via een extra nummer van Tijdingen uit Leuven en een video ter beschikking gesteld van geïnteresseerde collega’s. Hetzelfde geldt voor de eerste aflevering van 150 Jaar Belgen – beide uitzendingen hebben wij vele jarenlang gebruikt in onze lessen.
Bovendien liet hij ons herhaaldelijk kennismaken met de problemen die het omzetten van geschreven teksten naar beeldtaal op televisie met zich meebrengen – toentertijd beslist pionierswerk (1).

Hetzelfde met zijn boeken. Om te blijven bij de grote chronologische lijst: De graven van Vlaanderen (2012); De Bourgondische vorsten (2008) en Oranje tegen Spanje. Eenheid en scheiding van de Nederlanden onder de Habsburgers (2015) Europa er nog aan toegevoegd: Edward vertegenwoordigt op zijn eentje zowat de hele Vlaamse Canon voor Geschiedenis (waarover hij in een vorige Tijdingen een kort artikel pleegde).

Er zijn boeken die een hele bibliotheek vervangen. Met zijn 352 bladzijden bevat dit prachtig uitgegeven werk effectief een hele bibliotheek informatie over twee bewogen eeuwen die in ons onderwijs zo’n beetje tussen de plooien glijden. Ideaal voor iemand die zich ruimschoots wil oriënteren over een zeer breed gamma van onderwerpen en chronologie. De stijl van het geheel is wat ik noem: analytisch-synthetisch. Dit betekent: sprekende details om de grote lijnen beter in de verf te zetten. Door de verdeling in korte onderdelen betekent het evenzeer: leesplezier voor lange tijd. Diezelfde eigenschap maakt het evenwel moeilijk in een recensie als deze meer te brengen dan een ontoereikende impressie en enkele exemplarische details van het hele boek.

Inhoud

Deel 1: Spanje tegen Frankrijk (1648-1700)

Herfsttij van Spanje


Toen de Spaanse koning Filips IV in 1621 de troon beklom, kon zelfs de gewiekste hofastroloog niet voorspellen welke vreselijke rampen hem boven het hoofd hingen. Zijn “Rijk waar de zon nooit onderging” leek vrijwel intact. De zilvervloten brachten nog steeds schatten naar Spanje, ondanks het optreden van kapers als Piet Heyn (in 1628). Spanje stond op het toppunt van zijn roem en Madrid was met zijn 150.000 inwoners het glanzend middelpunt van een wereldrijk. Maar de zon van dat wereldrijk neigde steeds sneller naar de kim van de ondergang.


Philips IV (1605-1665) in paradeharnas

In datzelfde jaar 1621 liep het Twaalfjarig Bestand af en Spanje heropende meteen de oorlog met de Hollanders. Generaal Spinola zorgde in 1325 voor het grootste succes: de herovering van de Oranjestad Breda, vereeuwigd door hofschilder Diego Velázquez in zijn beroemde Las Lanzas (2).

In 1635 verklaarde Frankrijk de oorlog aan Spanje. Catalonië kwam in 1640 in opstand. Ook de Portugezen kwamen in opstand, waarop Johan IV, de hertog van Bragança, zich uitriep tot koning van Portugal. (Portugal was in 1580 door Alva geannexeerd.)
Een nieuwe opdoffer volgde in de Nederlanden, waar in 1643 bij Rocroi de vroeger zo gevreesde eliteregimenten, de Spaanse tercios vernietigend verslagen werden door de Fransen.

Zoveel rampen op rij waren nauwelijks te verwerken en dus besloot de vorst in 1648 tenminste met de Hollanders vrede te sluiten (Vrede van Munster). Zo verwierf de Republiek der Verenigde Provinciën voorgoed de status van soevereine staat.

De Spaanse Nederlanden

Ondanks al deze rampen, bleven de Spaanse Nederlanden trouw aan de Spaanse koning. De Spaanse vorsten werden immers beschouwd als de beste waarborg voor de bescherming van het rooms-katholicisme. Bovendien hadden de inwoners weinig last van de Spanjaarden, die zich haast uitsluitend bezighielden met leger en defensie. Voor het overige lieten ze de bestaande instellingen de vrije loop.
De contrareformatie (het herstel van de katholieke godsdienst), die haar hoogtepunt bereikte onder de Aartshertogen Albrecht en Isabella, begon na 1650 in steeds bredere kringen vrucht te dragen.

Het Noorden beleefde zijn Gouden Eeuw, terwijl de Zuidelijke Nederlanden pijlsnel afgleden naar een tweederangs natie. Het land werd voortaan bestuurd vanuit onbereikbare cenakels in Madrid, Wenen of Parijs.

Het enorme potentieel van dit dichtbevolkte land met zijn nijvere inwoners bleef ongebroken. Dat beseften die grootmachten beter dan de inwoners zelf, daarom is er in die jaren ontzettend veel gevochten op het grondgebied van de Zuidelijke Nederlanden. Het land werd gedurende eeuwen het strijdtoneel van Europa. De Spanjaarden wilden het land niet verliezen, al kostte hun dat een fortuin. De Fransen, vanaf Lodewijk XIII tot en met Napoleon, wensten het te veroveren. De Hollanders probeerden het tot elke prijs onder controle te houden om hun eigen welvaart te beschermen. Voor de Oostenrijkers was het hun belangrijkste troefkaart én desnoods ruilmiddel om naburige Duitse en Italiaanse gebieden te verwerven (wat meestal mislukte). De Britten speelden scheidsrechter.
Keer op keer overspoelden vreemde troepen het land, werden steden bestookt en het platteland verwoest, vooral in de grensstreek met Frankrijk, maar op het einde van de 18de eeuw behoorde de Vlaamse landbouw niettemin tot de beste ter wereld. De havenstad Antwerpen werd door de Verenigde Provinciën aan de ketting gelegd, maar weldra dreigde Oostende Amsterdam te onttronen als leverancier van koloniale waren. In de Oostenrijkse periode werd het land uitgerust met nieuwe kanalen en steenwegen. In de streek van Gent en in Wallonië was toen de industriële revolutie al begonnen in de textielsector, de mijnbouw en de metaalnijverheid. Bij de aanhechting van België bij Frankrijk in 1795 waren de Franse revolutionairen ervan overtuigd dat ze een “immens rijk land” hadden veroverd. Het telde toen al 3 miljoen inwoners tegenover 2 miljoen in Nederland.

Gebrek aan patriottisme

Kenmerkend voor de inwoners van de Zuidelijke Nederlanden was hun gebrek aan patriottisme. Ze voelden zich hoogstens Vlaming, Brabander of Luxemburger, maar in geen geval Spaans of Oostenrijks, laat staan Frans. Tegenover de heersende vorst gedroegen ze zich meegaand, voor zover die hun diepgewortelde privileges en tradities niet aantastte. De lokale machthebbers bleven de hele periode lang consequent behoudsgezind en uitermate conservatief. Zij wensten vooral dat de standenmaatschappij en hun eeuwenoude voorrechten overeind bleven. Vanuit het standpunt van de heersers en landvoogden moet dit het beeld van een zootjes niet te regeren gewesten hebben opgeleverd, onderling alleen verbonden door een personele unie met hun opeenvolgende ‘natuurlijke vorsten’- maar voor de rest een ratjetoe van gepatenteerde dwarsliggers.

De gewone man hoopte dat hij zijn luttele spaarcenten niet zou kwijtraken en dat de broodprijs binnen de perken bleef. De verre vorst liet hem koud. Zijn werkelijke leiders waren de pastoor, de bisschop én de paus in Rome, die voor de meeste inwoners de hoogste vorst op aarde was.
Aanvankelijk hadden de inwoners van de Zuidelijke Nederlanden een duidelijke voorkeur voor het Spaanse bewind, omdat het streng katholiek was en zich bovendien niet bemoeide met het lokale bestuur, zolang de beden, de belastingen, maar betaald werden. Toen keizer Jozef II tijdens het Oostenrijkse bewind als een verlichte despoot de modernisering van de maatschappij doorvoerde, de macht van de Kerk beknotte en alle tradities met voeten trad, kwamen de inwoners voor het eerst in anderhalve eeuw in opstand en riepen de onafhankelijkheid uit van de ‘Verenigde Nederlandse Staten’. Zodra Jozefs opvolger toegevingen had gedaan, schaarden ze zich echter weer onder zijn bewind. De Franse tijd begon met een schrikbewind, maar dat leidde niet tot een opstand. Doch toen de Fransen de Kerk openlijk aanvielen en de verplichte dienstplicht invoerden, brak de Boerenkrijg uit. Napoleon herstelde de Kerk in eer, waarna orde en rust terugkeerden.

Ongelukseeuw? De oorlogen van Lodewijk XIV

De rode draad in de hele periode is de Franse dreiging die van meet af aan als een zwaard van Damocles boven het land hing. Niet alleen de Franse expansiezucht, doch ook de inmenging van de Nederlandse Republiek is een constant gegeven. Een belangrijke speler in de lotsbestemming van de Spaanse Nederlanden werd immers de Nederlandse Republiek, die in 1648 vrede met Spanje had gesloten. Het Hollandse devies luidde: ‘Gallia amica, non vicina’ (Frankrijk als vriend, niet als buur). En dus zag de Republiek de Spaanse Nederlanden als een noodzakelijke bufferstaat.

Het aantreden van Lodewijk XIV (1638-1715) betekende een nieuwe periode van rampspoed. Met blijvende gevolgen voor de omvang van het grondgebied, door het verlies van hele gebieden in het zuiden die voorgoed bij Frankrijk geannexeerd bleven.
De Zonnekoning wilde roem en glorie. Oorlog met Spanje in de zwak verdedigde Spaanse Nederlanden was de geëigende weg daartoe. Aanvankelijk kon hij het zich ook veroorloven, dankzij zijn zeer bekwame medewerkers: Colbert zorgde voor economische bloei en een volle schatkist, Vauban voor een keten nieuwe, bijzonder sterke vestingen; Louvois voor een sterk leger, Turenne voor het echte werk te velde.

In 1665 overleed de Spaanse koning Filips IV. Hij werd opgevolgd door zijn ziekelijke zoon Karel II (koning 1665 - 1700) van wie zowat iedereen een snel overlijden verwachtte.

De Hollandse oorlog

In 1672 verklaarde Lodewijk XIV de oorlog aan de Republiek en walste het Franse landleger over de Hollandse verdediging. Binnen enkele maanden liepen de Franse troepen drie provincies onder de voet (Overijssel, Gelre en Utrecht).
De jonge prins Willem III van Oranje werd opnieuw stadhouder. Hij trok zich terug achter de Hollandse Watergordel en verplaatste de oorlog naar het zuiden en dus weg van de Republiek. Op de duur behielden de Fransen enkel nog Maastricht, waar graaf d’Artagnan, de musketier die beroemd werd door de roman van Alxandre Dumas, in 1673 zou sneuvelen.

De Franse veroveringen waren niet lukraak gekozen, maar kaderden in een visie van Vauban, die streefde naar een rechtlijniger Franse noordgrens. Dat bleek duidelijk bij de Vrede van Nijmegen (1678), waarbij heel wat veroverd gebied aan Spanje werd teruggegeven, maar andere gebieden voorgoed verloren gingen voor de Spaanse Nederlanden. Na Nijmegen lag de Franse grens zelfs verder naar het noorden dan vandaag, want in Vlaanderen bleven Ieper, Menen, en ook Doornik nog in Franse handen.

Willem III wordt koning van Engeland

In 1688 viel Willem III met een leger van Nederlanders en gevluchte hugenoten Engeland binnen en slaagde erin zonder bloedvergieten de macht over te nemen. Het parlement bood hem en zijn echtgenote de kroon aan In Engeland bleef deze heuglijke gebeurtenis bekend als de ‘Glorious Revolution’.


Willem III, de koning-stadhouder.

Voor Willem III was niet zozeer de macht in Engeland het doel, maar wel de strijd tegen zijn aartsvijand, Lodewijk XIV. In maart 1689 verklaarde de Republiek de oorlog aan Frankrijk en in mei volgde Engeland. Ze sloten zich aan bij de ‘Grote Alliantie’, waarvan nu half Europa deel uitmaakte (de keizer, Spanje, Zweden, Beieren, Brandenburg, Saksen, Hannover).

Bombardement op Brussel

In augustus 1695 installeerde het Franse leger zich ten westen van Brussel en stelde 18 kanonnen.
In een zinloos terreurbombardement kwamen meer dan 3000 granaten en 1200 gloeiende kanonballen op de stad terecht. Heel wat archieven en kunstschatten gingen verloren, zoals schilderijen van Rogier van der Weyden, Pieter-Paul Rubens, Antoon van Dyck, Bernard van Orley en Michiel Coxie. Samen gingen 16 kerken en kloosters in de vlammen op evenals bijna 4000 huizen.
Uitgerekend in die hachelijke jaren, werd Brussel heropgebouwd in een recordtijd van vijf jaar. De Grote Markt verrees uit haar as en werd één van de mooiste pleinen ter wereld.

Deel 2: Van Spanje naar Oostenrijk (1700-1748)

Spaanse successieoorlog


Kort voor zijn overlijden in 1700 besliste de Spaanse koning Karel II het Spaanse Rijk in zijn geheel na te laten aan een kleinzoon van Lodewijk XIV, op voorwaarde dat de Franse en Spaanse kroon niet zouden verenigd worden.

Willem III, stadhouder van Nederland en nu dus ook koning van Engeland, smeedde een breed bondgenootschap om de Franse arrogantie een halt toe te roepen. Dat werd de ‘Grote alliantie’ (september 1701) tussen Engeland, de Republiek, Oostenrijk, Pruisen en andere Duitse vorsten, Willem III zou de afloop van deze krachtmeting niet meer meemaken, want hij overleed in 1702 aan de gevolgen van een val van zijn paard. Hij werd opgevolgd door zijn schoonzuster, Anna Stuart (bekend als Queen Anne).

De Maesschalck concludeert: “Zonder Willem waren de Zuidelijke Nederlanden vermoedelijk door Frankrijk opgeslorpt en zou het huidige België niet hebben bestaan.”
Dit kan als waardig grafschrift dienen voor de koning-stadhouder!


In 1702 verklaarde de Grote Alliantie aan Frankrijk de oorlog. Weldra opereerden Hollandse en Engelse troepen in de Nederlanden, onder het opperbevel van de Engelse generaal John Churchill, hertog van Marlborough.
Na nog maar eens een reeks bloedige slagen werd de vrede in 1713 in Utrecht gesloten. Filips van Anjou kreeg de Spaanse kroon en de Spaanse bezitting buiten Europa; Karel VI van Oostenrijk verwierf de Spaanse Nederlanden, voortaan de Oostenrijkse Nederlanden.

De Vrede van Utrecht (1713) en het Barrièretraktaat

De Republiek wilde de Zuidelijke Nederlanden niet aan de keizer overdragen, zolang er geen overeenkomst was bereikt over de barrièrevestingen tegen Frankrijk. Aanvankelijk eisten ze twintig garnizoensplaatsen op, daarna werd het aantal beperkt tot acht: Veurne, Fort Knokke, Ieper, Waasten, Menen, Doornik, Namen en Dendermonde. Samen ging het om ca. 30 à 35.000 manschappen, waarvan 12.000 man Staatse troepen. De Zuidelijke Nederlanden zouden daarvoor jaarlijks 1,4 miljoen gulden betalen.

De Nederlanden als onderdeel van de Habsburgse bezittingen

Zo maakten de Zuidelijke Nederlanden opnieuw deel uit van het Habsburgse landencomplex, een mozaïek van landen, volkeren en godsdiensten met meer dan 20 miljoen onderdanen. Het katholicisme was de staatsgodsdienst, maar in de praktijk heerste een ruime mate van verdraagzaamheid tegenover de talrijke orthodoxen, lutheranen en moslims.

In deze haast onbestuurbare smelkroes betekenden de Nederlanden slechts een klein onderdeel: 2 miljoen Vlamingen en Walen, tegenover 5 miljoen Hongaren, 8 miljoen Slaven en even zoveel Duitssprekenden. Karel VI was beslist niet erg begerig om onze provincies aan zijn collectie bezittingen toe te voegen. Hij heeft herhaaldelijk geprobeerd ze te ruilen tegen Beieren.

De bevolking leefde voornamelijk van de landbouw. De aanwezige rijkdom zat voornamelijk geconcentreerd bij een kleine groep: grootgrondbezitters, Kerk en adel. De boeren poogden met hard labeur en huisnijverheid te overleven op wat de grondbelastingen en de grootgrondbezitters hun overlieten. Adel en geestelijkheid leefden in grootse stijl.
De adel was een belangrijke werkgever: gemiddeld had een adellijke familie 17 personen in dienst. Om de status van een edelman in stand te houden was het werk van 200 landbouwers nodig. Een prachtige getuige levert Alden Biesen (Rijkhoven-Bilzen, huidige provincie Belgisch Limburg): het hele goed met 12 dependenties was bestemd voor het onderhoud van één man, de landcommandeur van de Duitse Ridderorde!
De Zuidelijke Nederlanden telden niet minder dan 20 000 religieuzen. Zij bezaten 25% van de grond. Een abt leefde in de stijl van de hoogste kringen. Meestal gebruikte hij de opbrengst van de gronden ter verfraaiing van zijn abdij en kerk.

Karel VI en zijn Pragmatieke Sanctie

De Zuidelijke Nederlanden weerspiegelden als een microkosmos de bestuurlijke problemen van het hele rijk. Ook hier betrof het een verzameling vorstendommen, elk met eigen bestuur, wetten en rechtspraak, die door het toeval van de geschiedenis in personele unie onder één vorst waren verenigd. Niet het hele grondgebied van wat thans België heet behoorde tot die Oostenrijkse Nederlanden. Het Prinsbisdom Luik, dat ook grote stukken van het huidige Namen en ongeveer heel het huidige Belgisch-Limburg omvatte, bleef onafhankelijk. Wel hoorden er delen bij van de vroegere Spaanse Landen van Overmaas en van Opper-Gelre (respectievelijk in het zuiden en het midden van de huidige Nederlandse provincie Limburg met Roermond). Elk gewest, elke stand hield aan de eigen gebruiken en voorrechten. Dit particularisme had in het verleden geleid tot periodiek verzet en zelfs regelrechte opstanden. Gezien vanuit het standpunt van Karel VI moet dit achterhoekje van het grote Habsburgse landencomplex een hele kluif geweest zijn om te regeren, zonder om de haverklap in botsing te komen met een verzameling privilegies, waarvan de meeste nog regelrecht uit de middeleeuwen stamden. Geen wonder dat de Oostenrijkers de hele 18de eeuw door poogden dit particularisme te kortwieken door de centrale macht uit te breiden.

Karel VI was keizer geworden omdat zijn oudere broer geen mannelijke afstammelingen had. In 1713 veranderde hij de oude Habsburgse opvolgingsregels door een Pragmatieke Sanctie (een persoonlijke beschikking van de keizer), waardoor ook zijn dochters in aanmerking konden komen voor de successie. In 1725 werd de Pragmatieke Sanctie voorgesteld aan de Staten-Generaal in Brussel en kreeg zo rechtsgeldigheid in de Oostenrijkse Nederlanden.

Er was Karel VI veel aan gelegen internationale instemming te verkrijgen met zijn Pragmatieke Sanctie. Dit bewezen de lotgevallen van de Oostendse Compagnie. In navolging van o.a. de beroemde Hollandse Verenigde Oostindische Compagnie richtte de keizer in 1722 de Oostendse Compagnie op, die een dertigjarig monopolie kreeg voor de handel op Afrika en West- en Oost-Indië. Tussen 1724 en 1727 boekte de Compagnie enorme winsten. Dat was niet naar de zin van de buitenlandse concurrenten. Om de internationale erkenning van de Pragmatieke Sanctie te verkrijgen schorste de keizer in 1727 het octrooi van de Compagnie.

Deel 3: Maria Theresia (1740-1780) en Jozef II (1780-1789).

Maar toen hij overleed in 1740 bleek niemand zich aan de Pragmatieke Sanctie te houden en barstte een Oostenrijkse successieoorlog uit.

Frederik de Grote van Pruisen maakte meteen van de gelegenheid misbruik om in december 1740 op te rukken naar Silezië, een van de welvarendste delen van het Habsburgse Rijk. Door de Oostenrijkse nederlaag raakten nu ook de oude erfvijanden van de Habsburgers op dreef.
Alleen de Verenigde Provinciën en Engeland steunden Maria Theresia. Lodewijk XV van Frankrijk wist haast heel het huidige België te veroveren. Na andermaal een aantal bloedige veldslagen (o.a. de Slag van Lafelt, bij Maastricht, 2 juli 1747) werd in 1748 de Vrede van Aken getekend en ontruimden de Fransen het grondgebied.


Maria Theresia (1717-1780) in 1742.

Voor de Zuidelijke Nederlanden begon nu een veertigjarige periode van vrede. Maria Theresia dankte haar populariteit vooral aan het optreden van haar zwager, Karel Alexander van Lotharingen. In 1744 benoemde zij hem tot gouverneur-generaal. Hij zou 36 jaar op post blijven. Karel, had vooral een ceremoniële functie. De echte macht berustte bij een gevolmachtigd minister, die zijn bevelen ontving van de Hoge Raad der Nederlanden in Wenen. Deze gevolmachtige ministers waren stuk voor stuk zeer bekwame staatslieden, die eveneens lange jaren in functie bleven. Vooral de Sloveense edelman graaf Karl von Cobenzl (1753-1770) drukte zijn stempel op het bewind. Onder invloed van de ideeën der Verlichting ontwikkelde Cobenzl een globale en samenhangende visie op het bestuur, waarin zowel politieke als sociaal-economische maatregelen hun plaats vonden. Dit was nog nooit eerder gebeurd. Gelukkig nam de Hoge Raad in Wenen bijna steeds zijn voorstellen aan, zodat het beleid veel sterker vanuit Brussel bepaald werd dan op het eerste gezicht lijkt en dus ook veel dichter bij de noden van de bevolking stond.

De rondborstige en goedhartige Karel van Lorreinen (Lotharingen) vergenoegde zich met zijn representatieve rol. In Brussel voerde hij een schitterend hof. Hij koesterde, volledig in de geest van de tijd, een ruime belangstelling voor natuurwetenschappen en technologische vernieuwingen. Als grootmeester van de Duitse Orde had hij een lucratieve bron van inkomsten voor zijn geldverslindende levensstijl (3).
De bevolking droeg hem op de handen, zodanig dat hem nog bij leven een standbeeld werd opgericht.


Karel van Lorreinen als grootmeester van de Duitse Ridderorde.


Vermits de Schelde nog steeds was afgesloten door de Nederlanders, moest de haven van Oostende de rol van Antwerpen overnemen.
De Oostenrijkers poogden de eeuwenoude doorvoerhandel van de kust naar het Rijnland te herstellen door een combinatie van land- en waterwegen: de eerste gecoördineerde verkeersinfrastructuur in ons land sedert het Romeinse Rijk. Kasseiwegen werden aangelegd en kanalen gegraven tot Leuven, vanwaar twee grote straatwegen over Aken en Luxemburg naar Duitsland liepen.

Om de belemmeringen van de verouderde gildereglementen te omzeilen verleende de keizerlijke administratie octrooien, een soort monopolies, voor nieuwe nijverheden.
Een groot deel van de octrooien had betrekking op luxenijverheden als kant, kristal en porselein. Dit paste op merkwaardige wijze in de ideeën van de Verlichting. Dat de welstellenden hieraan hun geld besteedden, zag men niet als verkwisting maar als werkelijke liefdadigheid. Door de consumptie van arbeidsintensieve luxegoederen schiepen zij werkgelegenheid voor talloze armen, die anders aangewezen zouden zijn op aalmoezen, wat alleen maar de luiheid in de hand werkt en schadelijk is voor het zelfrespect van de ontvangers.

Onder het Oostenrijks bewind bereikte het landbouwareaal van de Zuidelijke Nederlanden zijn grootste omvang. Aantrekkelijke financiële en fiscale voorwaarden trokken landbouwers aan om woeste heidegronden te cultiveren. Het uitbreken van de Oostenrijkse Successieoorlog in 1740 ging gepaard met een mislukking van de graanoogst. Daarom propageerde het bewind zeer sterk de aardappelteelt. Een aardappelveld voedt driemaal meer mensen dan een gelijke oppervlakte met graan.
Nu gingen aardappelen op zeer korte tijd het hoofdbestanddeel van de voeding uitmaken, zonder natuurlijk tarwe, rogge en boekweit volledig te verdringen. Als gevolg van deze ingrijpende omwenteling in de voedingsgewoonten konden de Oostenrijkse Nederlanden, die normaal graan moesten invoeren, nu exporteren: gemiddeld 7 tot 8 % van de totale graanproduktie tussen 1759 en 1781. En dit ondanks een snel stijgende bevolking. De hongersnood van 1740 zou voor meer dan honderd jaar de laatste zijn, tot aan de rampzallige aardappelplaag van een eeuw later.
In deze tijd werden ook in de Kempen de dennebossen aangeplant, die wij nu als onverbrekelijk met deze streek associëren.

Jozef II (1780-1790): goede ideeën, maar te voortvarend

Toen Maria Theresia in 1780 stierf, werd zij opgevolgd door haar zoon Jozef, sinds 1765 haar mederegent. Hij was diep doordrongen van de ideeën van de Verlichting.

Jozef huwde Isabella van Parma, een nichtje van de Franse koning. Na drie gelukkige jaren stierf zijn echtgenote aan de pokken. Een tweede huwelijk eindigde na twee en een half jaar op dezelfde wijze. En ook zijn dochtertje uit zijn eerste huwelijk stierf op zevenjarige leeftijd aan dezelfde vreselijke ziekte. Voortaan zou Jozef als weduwnaar door het leven gaan en zich nog meer wijden aan het welzijn van zijn onderdanen.

Reeds einde mei 1781 arriveerde Jozef II in Luxemburg. Toen hij half mei uit Wenen vertrok, groeide in onze streken de verwachtingsvolle spanning, want het was twee eeuwen geleden dat hier nog een vorst had verbleven. Bij zijn vertrek, eind juli, was hij ervan overtuigd alle problemen te doorgronden en voor de meeste een remedie te bezitten. Daarover is door tijdgenoten en latere historici nogal schamper gedaan. Jozef II mocht dan al pedant lijken, achteraf bekeken blijkt hij over het algemeen een zeer goede kijk gehad te hebben op de toestanden in zijn Nederlanden. Maar even zeker miste hij de mensenkennis en de soepelheid om zijn hervormingen met de nodige tact door te voeren.

Zijn eerste maatregelen konden de goedkeuring wegdragen van allen. Hij maakte gebruik van het feit dat de Verenigde Provinciën in de Amerikaanse Vrijheidsoorlog verwikkeld waren, om de Hollandse soldaten de vestingsteden te doen ontruimen, die ze krachtens het Barrièretractaat nog steeds bezetten op kosten van de bevolking.

Dan poogde hij de macht van de Kerk te verminderen. Reeds in 1781 vaardigde hij een tolerantie-edict uit, volledig in de geest van de Verlichting, waardoor alle godsdiensten dezelfde rechten kregen.
In 1783 hief hij 200 contemplatieve kloosters op, waar ‘geen nuttig werk’ geleverd werd. Dan verordende hij dat de doden niet meer in de bebouwde kom mochten begraven worden. Dit lokte andermaal protest uit, ook al herhaalde hij alleen maar een vroeger edict van zijn moeder dat de bedoeling had de kerkhoven als haard van epidemies uit te schakelen.

Het gewone volk begon pas in ernst te mopperen toen hij in 1786 alle parochiekermissen in het hele land op dezelfde dag plaatste, de groepsbedevaarten afschafte en de processies beperkte. Zijn onderdanen gingen hem smalend de ‘keizer-koster’ noemen.

In 1787 hervormde Jozef II grondig de verouderde instellingen. Hij moderniseerde bestuur en rechtspraak, schafte de geestelijke rechtbanken, de foltering en de index van verboden boeken af en herschikte de tien traditionele provinciën in negen kreitsen, die weer werden onderverdeeld in arrondissementen.
Ditmaal raakte hij ingrijpend aan de eeuwenoude privilegies van de bevoorrechte standen. De ‘gevestigde orde’ zag zich bedreigd in haar macht en haar winstgevende baantjes. Het verzet was zo hevig dat de keizer in de loop van de volgende maanden edict na edict terug moest intrekken. In juni 1789 weigerden de Staten van Brabant, zelfs onder dreiging van wapens, de beden goed te keuren. Nu escaleerde de situatie snel. De gevolmachtigde minister schorste de Blijde Inkomst, waarop de Staten hun eed van trouw aan de vorst ophieven.

De Brabantse Omwenteling en de Verenigde Belgische Staten

Het zag ernaar uit dat een gewapende opstand niet kon uitblijven. Intussen was op 14 juli 1789 in Parijs de Bastille bestormd. Dat feit kende een geweldige weerklank in de Lage Landen. Onder leiding van twee Brusselse advocaten vonden conservatieven en progressieven elkaar in een samenzwering tegen de Oostenrijkers. Van der Noot was de woordvoerder van de conservatieve clerus, de adel en de ambachten, die het herstel wilden van de oude instellingen en de soevereiniteit van de Staten. Vonck groepeerde de vooruitstrevende elementen onder de geestelijken, edelen en vooral de burgers. Zij vonden een aantal van de keizerlijke hervormingen uitstekend, maar reageerden tegen het verlicht despotisme van Jozef II en wilden een ruimere vertegenwoordiging van de burgerij in de Staten. De abten van de rijke Brabantse abdijen steunden de samenzwering met belangrijke geldelijke giften.
Met een legertje van 3000 vrijwiligers versloeg kolonel Van der Mersch eind oktober een Oostenrijkse troepenmacht te Turnhout. De Oostenrijkers, die geen troepen konden vrijmaken wegens een oorlog tegen de Turken, ontruimden de Nederlanden.

In januari 1790 riepen de Staten-Generaal, naar het voorbeeld van de Amerikanen, de Confederatie der Verenigde Belgische Staten uit. Als vlag kozen zij de driekleur, een verbinding van de Brabantse wapenkleuren (zwart-geel) en de Henegouwse (geel-rood). De Verenigde Belgische Staten gingen spoedig in gekrakeel ten onder.

Ondermijnd door de miskenning van zijn goede bedoelingen, stierf Jozef II in 1790, niet ouder dan 49 jaar.
Zijn opvolger, Leopold II, slaagde erin de Oostenrijkse Nederlanden terug te winnen, daarbij geholpen door de innerlijke verdeeldheid. Maar lang duurde de restauratie niet, want nu maakten de Fransen zich klaar om hun revolutie te exporteren.

In november 1792 won de Franse generaal Dumouriez een veldslag bij Jemappes en trokken de Oostenrijkers zich terug. Doch ook het Franse bestuur zou niet lang standhouden, omdat de executie van koning Lodewijk XVI (januari 1793) de vijanden van Frankrijk verenigde Vooraleer dat land in 1815 eindelijk de duimen legde, zouden niet minder dan zeven coalitieoorlogen gevoerd worden.
In maart 1793 behaalden de geallieerden bij Neerwinden de overwinning.
In Brussel werd andermaal het Oostenrijkse bestuur geïnstalleerd - voor korte tijd.
De Franse verovering werd bezegeld door de veldslag bij Fleurus in juni 1794. Daarmee was het Oostenrijkse tijdperk voorgoed voorbij.

Dl. 4 : Het Franse Bewind (1794-1814)

Franse contributie en rekwisitie


Toen de Fransen voor de tweede keer in België binnenvielen traden de overweldigers meedogenloos op. De Franse Republiek maakte zich klaar voor een systematische rooftocht van de rijkdommen. Niet minder dan 50.000 boeken en 2000 handschriften verdwenen voorgoed naar de Franse hoofdstad, maar bovenal 271 schilderijen van Vlaamse meesters als Van Eyck, Rubens, Van Dyck ... Van deze kunstwerken werd na de val van Napoleon ongeveer een derde aan België teruggegeven, maar vandaag ontbreken nog steeds 173 schilderijen en ettelijke honderden kostbare middeleeuwse handschriften.

Assignaten (papiergeld) overspoelden de markt. Hun waarde was nagenoeg nihil, terwijl de Fransen wel moesten getaald worden in metaalgeld. De economie viel stil en het aantal werklozen was niet meer te tellen.

Republikeinse symbolen

Ondertussen drongen de Franse veroveraars de republikeinse symbolen op aan de bevolking, zoals de Republikeinse kalender, die begon op 22 september 1792 als het jaar I. Een maand werd voortaan verdeeld in drie weken van tien dagen. De tiende dag of decade was een verplichte rustdag, die in de plaats kwam van de traditionele zondag. In 1802 werd de zondag in ere hersteld en in 1806 werd de gehele Republikeinse kalender door Napoleon eervol begraven.

Uit het bonte lappendeken van het verleden en met de hulp van de Ferrariskaarten stelden zij negen departementen samen, waarin zij ook gebieden opnamen uit de Verenigde Provinciën, die ondertussen door de Fransen waren veroverd, evenals het Prinsbisdom Luik Het systeem werd in voege gebracht vanaf augustus 1795. Op 1 oktober 1795 werd de vereniging van België met Frankrijk plechtig afgekondigd

De Bataafse Republiek

In de loop van 1794 en 1795 was de Republiek der Verenigde Provinciën door de Fransen veroverd, geholpen door een stevige winter die de grote rivieren deed dichtvriezen. In januari 1795 vluchtte de laatste erfstadhouder, Willem V, naar Engeland. Meteen daarna de Bataafse Republiek uitgeroepen. Officieel werd het de eerste zusterrepubliek van het revolutionaire Frankrijk, al ging het in feite om een vazalstaat. Haar bleef wel de systematische uitbuiting bespaard, die België moest doorstaan.

In 1806 trok Napoleon de macht aan zich en installeerde zijn jongere broer Lodewijk als koning van Nederland. In 1810 werd ten slotte het koninkrijk opgedoekt en Nederland net als België bij Frankrijk aangehecht.

Franse belastingen

In 1795 werd in Frankrijk het pond (tornoois) afgeschaft en vervangen door de frank, die het tiendelig stelsel volgde.

Ons decimaal metrisch stelsel is opgelegd door de Franse revolutionairen en zegt meer over de geest van de Verlichting dan een hele bibliotheek. Alle maten (de lengte- inhouds- en oppervlaktematen) zijn gebaseerd op de Rede en de Wet van de Natuur, namelijk de omtrek van de aarde: 40.000 km, verkleind tot hanteerbare eenheden: meter = 1/40.000.000, vergelijkbaar met de oude el; die nieuwe maat werd in platina gegoten als standaardmaat. Een kubus met een ribbe van 1/10 meter werd gevuld met zuiver water. Het gewicht ervan werd kilogram genoemd. De inhoud van de kubus werd de liter. Het tiendelig stelstel was een feit. De inburgering in de geest van de mensen ging traag, te vergelijken met de invoering van de euro na 2000. Nog tientallen jaren zou men plaatselijk de oude en nieuwe maten in tabellen naast elkaar moeten plaatsen. Benamingen als pond die op het oude stelsel teruggaan, zijn na meer dan 200 jaar nog niet verdwenen, al werd hun betekenis aangepast aan de nieuwe waarde (1/2 kg).

Kerkvervolging en verkoop van kerkelijke goederen

In 1796 werd de aanval tegen de Kerk in alle ernst ingezet met een reeks verbodsbepalingen: eerst voor processies. Dan volgde de invoering van de Burgerlijke Stand en tegelijkertijd werd ook de echtscheiding toegestaan. Daarna volgde de opheffing van de religieuze instellingen

In de loop van 1797 werd ook de strijd tegen de parochiepriesters aangewakkerd. Elke priester die de eed van haat aan het koningschap weigerde, riskeerde deportatie. Een aantal van hen ging door de knieën, maar in de kerken van deze beëdigde priesters daagden nauwelijks gelovigen op. De priesters die de eed weigerden waren voortaan vogelvrij en doken onder in particuliere huizen, schuren of kelders, waar ze hun werk clandestien voortzetten (Beloken Tijd).
Vanaf december 1797 begon de publieke verkoop van kerkgoederen en -gebouwen. Er werden ook plannen gesmeed om beroemde kerken af te breken. Die plannen hebben het gelukkig niet gehaald.

Conscriptie en Boerenkrijg

In oktober 1798 werd de wet op de conscriptie uitgevaardigd, waarbij elke Franse staatsburger vanaf 20 jaar verplicht in militaire dienst moest gaan. De verplichte legerdienst duurde in vredestijd vijf jaar, maar in geval van oorlog was de duurtijd onbepaald.

Meteen na de uitvaardiging van de conscriptie barstte op verschillende plaatsen in Vlaanderen en Brabant de Boerenkrijg uit. Overal werden de conscriptielijsten verbrand, de vrijheidsboom neergehaald, de kerken heropend en de klokken geluid. Over het algemeen toonden stedelingen weinig sympathie voor de “brigands” (struikrovers), zoals ze toen genoemd werden.
Uiteindelijk kwam het opgejaagde boerenleger van 3000 manschappen in december terecht in Hasselt, waar evenveel Franse troepen opdaagden om hen te verslaan. Meer dan 500 brigands kwamen die dag om het leven. Meer dan 100 werden krijgsgevangen gemaakt en naar Brussel afgevoerd, van wie er 21 met veel vertoon werden gefusilleerd aan de Hallepoort

De opgang van Napoleon Bonaparte

Toen hij in 1799 terugkeerde van zijn Egyptische veldtocht, pleegde generaal Napoleon een staatsgreep en installeerde het Consulaat onder leiding van drie consuls, van wie hij zelf als Eerste Consul de leiding nam.

Om de orde en rust voorgoed te doen terugkeren, moest hij vooral de godsdienstvrede herstellen. Napoleon vatte met paus Pius VII onderhandelingen aan, die op 15 juli 1801 leidden tot een compromis, het zogenaamde Concordaat. In ruil voor het verlies aan goederen, zou de Staat voortaan de bisschoppen en pastoors bezoldigen (wat in België nog steeds in voege is).

Van zijn grote populariteit maakte Napoleon gebruik om zich in 1802 uit te roepen tot Consul voor het leven, inclusief het recht om een opvolger aan te duiden. In de zomer van 1803 bezocht hij de Belgische departementen, met veel aandacht voor de kuststreek en de havens, omdat ondertussen Groot-Brittannië hem de oorlog had verklaard.

In 1804 liet Napoleon zich tot keizer kronen in Parijs.
Om zich te handhaven had hij veel soldaten nodig en dus behield hij het systeem van de conscriptie. Wie niet deserteerde of onderdook, had gemiddeld twee kansen op drie om levend terug te keren, want de sterfte in het leger was opzienbarend groot, vooral door ziekte en infecties (tot 80 %).

Franse vernieuwingen

Er werden in de Franse Tijd belangrijke wissels getrokken op de toekomst, waarvan de gevolgen tot op vandaag nawerken. Met de invoering van de burgerlijke stand in 1795 kreeg elke Belg een familienaam, die van vader op zoon gelijk zou blijven.

Het kadaster, dat van elk perceel en gebouw zowel de waarde als de eigenaar bepaalde en de grondslag vormde voor een rechtvaardiger belastingsysteem, werd in de Belgische departementen pas aangevat in 1808, zodat in 1814 nog maar een derde van deze reusachtige opdracht was voltooid. Niemand dacht er echter aan dit hoogst nuttige werk te onderbreken, dat voor het gehele Belgische grondgebied klaarkwam in 1843.
Maatgevend voor de toekomst waren ook de opeenvolgende wetboeken die Napoleon liet uitvaardigen: vooral het burgerlijk wetboek (Code civil, 1803) vormt in België, meer dan in Nederland, nog steeds de grondslag van het recht, al zijn in de voorbije eeuw wel enkele flagrante discriminaties weggewerkt,

Economische opbloei

In 1784, onder het Oostenrijkse bewind, was het bevolkingsaantal van de Zuidelijke Nederlanden, inclusief het prinsbisdom Luik, gestegen tot 2,4 miljoen inwoners. Na een inzinking tijdens de revolutionaire jaren, zette de groei zich verder door, zodat de prefecten in 1805 een bevolkingscijfer van ca. 3 miljoen konden optekenen

In Wallonië kende de metaalindustrie een verbluffende opgang en bevoorraadde de legers van Napoleon. De oude wapenindustrie draaide in Luik op volle toeren en daarnaast floreerde de machinebouw, vooral door toedoen van William Cockerill. In de Franse tijd zou de productie nagenoeg verdubbelen.

In de Franse tijd zijn ook de eerste musea geopend in Brussel, Antwerpen en Gent, evenals academies voor Schone Kunsten in Brussel, Antwerpen, Dendermode, Aalst en Oudenaarde.
De verfransing zette zich overal door, ook in de scholen, waardoor vele Vlamingen nog nauwelijks onderwijs genoten.

Het einde van het Franse bewind

Het keizerlijk bewind begon te deemsteren door de mislukte Russische veldtocht van 1812. Het invasieleger telde meer dan 600.000 soldaten, van wie slechts de helft Fransen (inclusief Hollanders en Belgen) en verder veel Polen en Duitsers, maar ook Italianen, Zwitsers, Spanjaarden en Kroaten
Terug in Parijs, liet Napoleon meteen nieuwe troepen lichten, van wie bijna 45.000 uit de Belgische departementen. Na de zogenaamde Volkerenslag bij Leipzig in november 1813, die Napoleon verloor, stortte het regime voorgoed in elkaar.

Tijdens het daaropvolgende Congres van Wenen werd beslist dat België zou toegevoegd worden aan Nederland en voortaan bestuurd zou worden door prins Willem, de oudste zoon van stadhouder Willem V (+1806) en Wilhelmina van Pruisen.

Waterloo

In Wenen, waar het Congres vergaderde, liep in maart 1815 het ontstellende bericht binnen dat Napoleon zijn ballingsoord Elba had verlaten, oprukte naar Parijs en vandaar in ijltempo naar het Noorden. Willem van Oranje riep zich meteen uit tot koning Willem I van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden.

Het Britse leger stond onder leiding van de hertog van Wellington, die ook kon beschikken over 30.000 manschappen van het Verenigd Koninkrijk, onder wie 9000 Belgen. Ook het Pruisische leger onder leiding van Von Blücher rukte op naar België.

Napoleon rekende af met het Pruisische leger in Ligny, waarna hij koers zette naar het Noorden. De ultieme confrontatie vond plaats in Mont Saint-Jean (Waterloo) op 18 juni 1815. De afloop is bekend, maar minder het feit dat de Britse troepen in de loop van de namiddag volkomen uitgeput waren en de zege mede werd behaald door de komst van Pruisische troepen en de inzet van Nederlands-Belgische troepen, die eerder niet aan de strijd hadden mogen deelnemen. Daarmee kwam voorgoed een einde aan het Franse bewind en werd België een deel van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden, tot het in 1830 door de Belgische revolutie zijn onafhankelijkheid verwierf


De Maesschalck eindigt zijn uitvoerig relaas na Waterloo, bij de plannen voor de oprichting van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. In een epiloog overloopt hij het verdere lot van de hoofdpersonen, Wellington op kop. “Een smet op zijn blazoen is het feit dat hij de bijdrage van de Belgisch-Nederlandse militairen opzettelijk minimaliseerde (p 339).” In ieder geval is het aandeel van die Belgisch-Nederlandse detachementen sindsdien in eer hersteld, waar ze door zijn schuld in Engelse bronnen steeds ondergewaardeerd of smalend behandeld zijn.

Meer weten. Een selectieve keuze

Burke, P., Het beeld van een koning. De propaganda van Lodewijk XIV, Amsterdam, Agon, 1991, 229 blz.

Devisscher, Hans (red.), De balije Biesen in het Rijn-Maasgebied, Gent, Snoeck-Ducaju, 1993.

Karel Alexander van Lotharingen, Gouverneur-generaal van de Oostenrijkse Nederlanden, tentoonstellingspublicatie, Brussel, 1987.

Martens, Jos, Ferraris en de Kabinetskaart der Oostenrijkse Nederlanden.

Op de Beeck, Johan, De Zonnekoning. Glorie en schaduw van Lodewijk XIV, Antwerpen, Horizon, 2018, 616 blz. – ook als e-boek.

Op de Beeck, Johan, Waterloo. De laatste 100 dagen van Napoleon, Antwerpen, Uitg. Manteau, 2013, 472 blz. – ook als e-boek.

Panhuysen, Luc, Oranje tegen de Zonnekoning. De strijd tussen Willem III en Lodewijk XIV om Europa, Amsterdam/Antwerpen, Atlas Contact, 2016, 577 blz. – ook als e-boek.

Panhuysen, Luc, Rampjaar 1672. Hoe de Republiek aan de ondergang ontsnapte, Amsterdam/Antwerpen, Atlas Contact, 2009, 6de druk, 434 blz. – ook als e-boek.

Panhuysen, Luc, De ware vrijheid. De levens van Johan en Cornelis De Witt, Amsterdam/Antwerpen, Atlas Contact, 2009, 464 blz. – ook als e-boek.

Van der Ham, Gijs, De geschiedenis van Nederland in 100 voorwerpen, Amsterdam, Rijksmuseum/De bezige Bij, 2013, 512 blz. - ook als e-boek.


Zie onder veel meer over deze periode – telkens een foto, vergezeld door enkele bladzijden achtergrondinformatie: 48. Pronkmodel William Rex; 44. Spiegelversiering van de Royal Charles; 43. Slag bij Ter Heyde; 46. De lijken van Johan en Cornelis de Witt

Film

Michiel De Ruyter (Admiral) (2015) - zie daar zeker de hyperlinks.

Waterloo de laatste slag (2014)


Op YouTube circuleren tientallen video’s van verschillende lengte en kwaliteit in het Nederlands, Frans & Engels, over Lodewijk IV en vooral over Versailles – ook over muziek, opera, ballet en componisten als Lully.


Noten

1. Tijdingen uit Leuven nr. 125 - extra nummer, 44 blz. (s.d.).

Beeldvorming over het Verenigd Koninkrijk en de Belgische afscheiding op televisie, in: Hermes in uitbreiding.

De Maesschalck, E., Van de geschiedenis naar een drama voor televisie, in: Maria van Bourgondië, p. 91 e.v.

De Maesschalck, E. e.a., Geschiedenis op televisie. (Dossiers Geschiedenis nr. 14), Leuven, Amersfoort, Acco, 1988, 117 blz

2. en door Arturo Pérez-Reverte in De Zon van Breda. De avonturen van kapitein Alatriste,(1998) 2008, Uithoorn, Uitg. Karakter, 2008, 207 blz. 

Deze verheerlijking van een Spaanse glorie, die in werkelijkheid op haar laatste benen liep, is ook de rode draad door Perez-Reverte's derde Alatriste-boek.

3. In zijn manufacturen in Tervuren (waar nu het Afrikamuseum ligt) liet de landvoogd testen uitvoeren om beter katoen te bedrukken, behangpapier te schilderen, boeken te binden, hout te bewerken, zijden kousen te weven, porselein te produceren en te beschilderen of gouddraad te trekken. Om het Franse monopolie te breken, liet hij in het park van Tervuren 900 witte moerbeibomen planten in de hoop zelf zijderupsen te kweken.
Zie ook: Waldseemüller en de geboorte van ‘America’, 2.23: Porselein.

en Lesdossier: De Chinese verleiding.

Jos Martens maart 2020