Brugge, de
grootste handelsstad van Noord-Europa
Het waren niet allen Vlamingen, zoals Jacob van Gent,
aan wie John Smith zijn wol verkocht. Nee, er waren in
Brugge ook veel kooplieden uit andere landen, die wol
kochten. Uit hun eigen land brachten ze zelf ook
producten mee om in Brugge te verkopen en van het geld
dat zij daarmee verdiende kochten ze producten die ze in
hun eigen land goed konden verkopen.
![](images/Brugge004.jpg) |
Deze kaart geeft de
vijf richtingen aan
waarin de zogenaamde
'actieve' Vlaamse handel
in de twaalfde en
dertiende eeuw verliep. |
Zo was er Marcello Bennotti, een Italiaan. Hij
verkocht specerijen in Brugge en van de opbrengst kocht
hij ruwe wol en laken. De wol verkocht hij dan later
weer in Venetië. Ook Jantje van Noordwijk, een Hollandse
handelaar uit Leiden, was een goede klant van John Smith.
Hij verkocht Hollands vlees en nam dan ruwe wol mee
terug naar Holland.
Vanuit allerlei landen in Europa kwamen er handelaren
naar Brugge. Je kon er van alles krijgen. Voor wijn of
zout moest je bij de Fransen zijn. Voor zuidvruchten kon
je terecht bij de Spanjaarden of Italianen en voor
tropische producten uit Afrika bij de Portugezen.
De
beurs van Brugge
Het natiehuis van de
Genuezen, het huis ter Beurse, het huis Ter Oude
Beurse (in gebruik door de Venetianen) en het
natiehuis van de Florentijnen. (gravure uit A.
Sanderus, 'Flandra Illustrata', 1641)
|
![](images/Brugge005.jpg) |
Maar de meeste kooplieden kwamen uit Duitsland. De
Duitsers, ook 'Oosterlingen' genoemd, verkochten linnen
en bier uit Duitsland, graan uit de landen rond de
Oostzee en hout uit Rusland. John Smith was de hele dag
druk in de weer en het lukte hem al een aardig deel van
de wol kwijt te raken. Hij had dan ook een goede bui
toen hij aan het eind van de middag de markt opliep. Nog
een paar van zulke dagen en hij had de hele lading
verkocht!
Op de markt bleef hij staan bij een kraampje waar
wijn werd verkocht. De verkoper, François Millet, was
een goede vriend van hem. John kende hem al sinds zijn
eerste bezoek aan Brugge. 'Hoe gaan de zaken', François?'
'Ik mag niet klagen. Wil je een glas van de nieuwste
wijn? Hij is vandaag net aangekomen?' 'Graag'. François
schonk twee glazen vol en keek hoe John Smith de wijn
proefde. 'Heerlijk! Ik neem wat flessen mee als ik terug
ga naar Engeland.' 'Denk je dan nu al aan teruggaan?
Gaan de zaken zo goed?' Zo stonden de vrienden een
tijdje te praten. Intussen werd het al wat minder druk
op de markt en François besloot het voor vandaag voor
gezien te houden. John stelde voor samen wat te gaan
eten in de Gouden Leeuw.
Op de weg daarheen kwamen ze Friedrik Wolff tegen.
Hij kwam uit Danzig en handelde in een onmisbaar
product, graan. Bijna bij iedere maaltijd werd brood
gebruikt en in pap, die veel werd gegeten, zaten ook
allerlei granen verwerkt. In Vlaanderen zelf werd niet
genoeg graan verbouwd om de steeds groeiende bevolking
van Brugge van voedsel te voorzien. Vooral uit het
gebied rond de Oostzee kwam veel graan. Danzig was daar
een van de grootste handelssteden.
De afbeelding rechts
is een detail uit de Johannesretabel van Hans Memling
(1474-1479). Alle in Brugge ingevoerde wijn moest met
deze indrukwekkende en door mankracht aangedreven kraan
uit de schepen worden gelost. Het 'vergieren' of meten
met de wijnroede was het voorrecht van de broeders van
het Sint-Janshospitaal.
|