Arm en Rijk in
Brugge
Na hun gesprek met de graanhandelaar liepen John
Smith en François Millet naar de Gouden Leeuw, de
herberg aan de rand van Brugge. Vanaf de Grote Markt was
het nog een heel eind. Ze keken nog even op naar het
Belfort. De stadstoren (Belfort betekent stadstoren) was
net nieuwe. Kort geleden was de vorige toren, die van
hout was, bij een brand in vlammen opgegaan, Nu was er
een stenen toren voor in de plaats gekomen. Het Belfort
was het belangrijkste gebouw van de stad. In de toren
hing een enorme klok. Als die luidde kwamen de
Bruggelingen naar de Grote Markt. Vanaf het balkon boven
de ingang van het Belfort maakte een bestuurder van de
stad dan de nieuwe wetten en regels aan de inwoners
bekend.
Hun wandeling ging verder over de Burg en de Vismarkt
en vandaar liepen ze een stuk langs de Reie, de rivier
die dwars door Brugge loopt. Je kon goed zien dat hier
de rijke mensen mensen woonden. De straten waren breed
en verhard, ze werden goed schoon gehouden. In deze
mooie buurt hadden de rijke Bruggelingen hun herenhuizen
laten bouwen. Er waren ook veel Duitsers, Italianen,
enz. die hier hun kantoren hadden.
![](images/brugge002.jpg) |
Gegraveerde prent van
Frans Hogenberg (Het zwin met Brugge en Damme)
De Spiegelrei vanaf de Koningsbrug. Op de achtegrond de
Poortersloge met daarvoor de Sint-Jansbrug. Rechts
,tegenover de brug, ligt het Tolhuis. Links daarvan het
smalle geveltje van de rijkepijnders, die toezicht
hielden op het lossen en wegen van de koopwaar. |
Ook de zeer oude Onze-Lieve-Vrouwekerk, met de
hoogste toren van Brugge, stond in deze buurt. John
Smith had gehoord dat deze kerk vroeger buiten de stad
lag. De stadsgrens werd toen nog gevormd door de Reie.
De slimme Bruggelingen hadden de loop van de rivier
weten te verleggen en zo was de kerk binnen de stad
komen te liggen. Maar dat was al weer een tijdje
geleden, want nu was de stad intussen zo uitgebreid, dat
de Reie al lang niet meer de grens van Brugge vormde.
Nu kwamen ze langs het St. Janshospitaal. Dit
hospitaal was meer dan alleen een ziekenhuis. Het was
ook een armenhuis: de allerarmsten konden er af en toe
wat te eten en te eten krijgen. Nee, lang niet iedereen
in Brugge woonde in een mooi, groot stenen huis. De
meeste Bruggelingen woonden in de buurt waar ze nu
liepen, zoals de wevers en de spinners. Hier waren de
straten een stuk smaller en niet verhard. Hier lag het
vuil gewoon midden op straat, De vele dieren die er
rondliepen vonden dat niet erg, zij zochten tussen het
afval naar hun avondmaal. Maar veel meer dan wat
afgekloven botten vonden ze niet, want alles wat eetbaar
was aten de arme Bruggelingen zelf op.
Als het regende was het helmaal erg. De straat
veranderde dan in een grote modderpoel, zodat er voor de
karren die er doorheen moesten, geen doorkomen meer aan
was. De houten huizen waren klein en hadden een rieten
dak. Ze stonden dicht op elkaar, ieder stukje grond was
hier volgebouwd. Nu het donker en kouder werd, zorgden
kaarsen en hier en daar een olielamp en een open hout-
of turf vuur voor wat licht en warmte.
![](images/memling.jpg) |
Deze prachtige Ursula schrijn, gemaakt door
de Brugse kunstenaar Hans Memling, stond vroeger
in het Sint Janshospitaal |
Zonder veel te praten liepen John Smith en François
Millet snel door de nauwe straatjes. De Gouden Leeuw lag
vlakbij de grote stadsmuur van Brugge. Op het moment dat
ze daar aankwamen, werden de stadspoorten net gesloten.
's Avonds mocht er geen vreemd volk de stad in.
John Smith en François Millet hadden honger gekregen
van de wandeling. In de Gouden Leeuw bestelden ze een
visschotel en ze dronken er natuurlijk een goed glas
Franse wijn bij.
|