
artikelen over geschiedenis didactiek
Vragen rond een arrestatie in oorlogstijd
In- en aanleiding
Hoe komt een mens erbij iemand aan te geven? Wat beweegt
een directeur van een machtige organisatie om een
medewerker van een verhoudingsgewijs klein
distributiekantoor in het Overijsselse Losser
persoonlijk te arresteren? De man die de arrestatie
verrichtte gaf leiding aan het Centraal
Distributiekantoor (CDK) in Zwolle. Een organisatie die
op 30 augustus1939 was ingesteld, kantoren had over het
hele land verspreid en 2200 medewerkers in dienst had,
belast met de distributie van levensmiddelen. Wat brengt
zo’n man, Sybren de Hoo, ertoe in 1943 ene Joop Steggink
zelf aan te houden?
Inhoud
- Alle artikelen uit 2009
- Alle artikelen uit 2010
- Alle artikelen uit 2011
- Alle artikelen uit 2012
- Alle artikelen uit 2013
- Alle artikelen uit 2014
- Alle artikelen uit 2015
- Alle artikelen uit 2016
- Alle artikelen uit 2017
-
- Alle artikelen uit 2019
- Alle artikelen uit 2020
- Alle artikelen uit 2021
- Alle artikelen uit 2022
- Alle artikelen uit 2023
- Alle artikelen uit 2024
- Alle artikelen uit 2025
- Columns over onderwijs
Vragen rond een arrestatie in oorlogstijd
Andries Kuperus en Dirk Tuin
Deze vraag hield ons bezig na het lezen van het boek “De
kist van papa” (2024) geschreven door Paulien
Rijnhout-Steggink, dochter van Joop Steggink. En niet
alleen deze vraag. Na het lezen van verslagen in kranten
over het proces tegen De Hoo na de oorlog en
verklaringen van twee zonen, ook vragen als: wanneer is
iemand fout, wat mag je iemand wel en wat niet
aanrekenen, hoe betrouwbaar zijn verklaringen en
getuigenissen? In hoeverre wordt daarbij geprobeerd
daden te vergoelijken? En, hoe zouden wij in de gegeven
situatie zelf gehandeld hebben?
Aanhouding door De Hoo
Na haar pensioen en het overlijden van haar beide ouders
voelt Paulien Rijnhout (15 februari 1954) de ruimte om
een blikken trommel die haar ouders jaren hebben bewaard
te openen. Tot die tijd was het openen van de trommel
geen optie. Zolang haar moeder nog leefde - tot 2011 -
bleef wat zij de kist noemde, dicht. Ze komt in die
trommel foto's en documenten tegen waaruit een
zorgvuldig verzwegen verleden spreekt. De documenten
zijn aanleiding voor nader onderzoek. Tijdens dat
onderzoek stuit ze tot haar verbijstering in het archief
van de NIOD op een dossier over haar vader. Daaruit
blijkt dat haar vader, Joop Steggink, werkzaam op het
distributiekantoor in Losser, “in augustus 1943 is
opgepakt en begin 1944 is veroordeeld wegens
´Kriegswirtschaftsverbrechen´. Hij zou ten bate van de
vele onderduikers die in Twente zitten, bonkaarten en
inlegvellen ´weggeschreven´ hebben oftewel op een
ondoorzichtige manier zijn boekhouding hebben gevoerd.
Hij krijgt twee en een half jaar gevangenisstraf. Die
moet hij uitzitten. In Duitsland, in Zuchthaus Siegburg.
Zijn hoogste baas, Sybren de Hoo, heeft hem aangegeven.
Proces tegen De Hoo
Wat bracht De Hoo ertoe Steggink aan te geven? Wij
besloten onze eigen zoektocht te beginnen en eens te
kijken of er informatie over deze zaak op Delpher.nl. te
vinden zou zijn. Al snel bleek dat het geval te zijn.
Was de berichtgeving over de “zaak Joop Steggink” eerst
summier, in 1949 komt daar met artikelen in vier kranten
verandering in. Zij doen alle op 26 maart van dat jaar
verslag van een proces dat is aangespannen tegen S. de
Hoo. Die is dan inmiddels niet meer directeur van het
Centraal Distributiekantoor. Hij is opgevolgd door J.G.
Japikse. De verslagen in de kranten geven een beeld van
de gebeurtenissen die leidden tot de arrestatie van Joop
Steggink. Maar geen eenduidig beeld. De verslagen wijken
dermate van elkaar af dat de bij de rechtszaak aanwezige
pers blijkbaar met de verklaringen van heel
verschillende aard geen raad wist.
Waarom gedaagd?
Waarom is er een proces tegen De Hoo aangespannen en waarom staat hij terecht voor het Bijzonder Hof in Arnhem? De Hoo, woonachtig in Hattem, toen 48 jaar oud, is op 25 maart 1949 gedaagd omdat de rechtbank het merkwaardig vindt dat De Hoo, als directeur van het CDK zelf het onderzoek ter hand nam van een vermeende diefstal van bonkaarten door een ondergeschikte op het distributiekantoor in Losser. Volgens verslagen uit kranten die verslag doen van het proces zou De Hoo een anoniem schrijven ontvangen hebben uit kringen van de illegale groep „Vrij Nederland”. De onbekende afzender zou hem hebben laten weten dat distributie-ambtenaar Steggink kaarten liet verdwijnen. Kaarten die hoogstwaarschijnlijk niet ten goede van onderduikers of illegalen zouden zijn gekomen. Dit zou voor De Hoo aanleiding zijn geweest de zaak te onderzoeken. Dat deed hij samen met de heer Ton, rechercheur in dienst van het Centraal Distributiekantoor. Naar Steggink later verklaarde, zou De Hoo samen met de rechercheur een inval in het distributiekantoor hebben gedaan. Tijdens die inval zou De Hoo hem hebben toegevoegd: “Ik kom namens Rauter en ik weet alles van je knoeierijen”. Rauter was in Nederland de hoogste vertegenwoordiger van de SS (Schutzstaffel). Ton kreeg op zeker ogenblik van De Hoo een telefoontje, dat hij zich verder niet meer met de zaak mocht bemoeien. De Sicherheitsdienst (SD) had het onderzoek overgenomen. Gevraagd naar de reden, liet De Hoo hem weten dat niet door de telefoon te kunnen zeggen.
Vanaf 1943 was het Centraal Distributie Kantoor
(CDK) in Zwolle gevestigd In het kantoor van de
IJsselcentrale. Dit werd verplaatst naar Zwolle vanuit
Den Haag, omdat daar de Atlantikwall werd gebouwd tegen
de geallieerde invasie. Het CDK zorgde samen met het
bijkantoor in Hattem voor de verspreiding van
distributiebescheiden voor de Noordoostelijke
provincies.
Onduidelijkheden rond
arrestatie
Maar heeft de politie in Enschede, waar Steggink naartoe
gebracht was, de SD erbij gehaald? Heeft De Hoo zelf de
SD geïnformeerd? De kranten geven geen uitsluitsel hoe
een en ander nu daadwerkelijk verlopen is. Volgens
Steggink zou De Hoo, toen die hem kwam arresteren,
hebben beweerd dat het bevel tot arrestatie van de SD
kwam. Aan Ton zou De Hoo echter hebben gezegd dat hij
het onderzoek naar het handelen van Steggink niet aan de
plaatselijke politie toevertrouwde. De Hoo zelf
verklaarde tijdens het proces dat hij vermoedde dat de
politie te Enschede de “Aussenstelle” van de SD had
gewaarschuwd. Kortom: onduidelijkheid en verwarring
alom. Een van de getuigen verklaarde nog, dat het
volstrekt ongebruikelijk was, dat een directeur van het
CDK in dergelijke gevallen zelf onderzoek deed. Daar was
de president van het Hof het mee eens: „Uw gedragingen
kan ik moeilijk zien als die van een goed Nederlander”.
(Nijmeeghs dagblad, 6 maart 1949).
Eigenaardig optreden
De Hoo
Bij het Bijzonder Hof in Arnhem speelt nog een andere
zaak tegen S. de Hoo. Ene Schuilinga namelijk,
steenfabrikant, zo valt te lezen in hetzelfde artikel in
het Nijmeeghs dagblad - heeft een overval meegemaakt in
een hotel waar hij logeerde. Dat werpt weer een heel
ander licht op het handelen van De Hoo. Die trad daar in
uniform op samen met onder meer een Duitse officier. De
krant schrijft dat De Hoo kennelijk de leiding bij die
overval had. Volgens het artikel in de krant verklaarden
enkele getuigen, dat De Hoo “een veel op een Duits
uniform gelijkend kostuum droeg, het verhoor op typisch
Duitse wijze leidde (snauwend en vol dreigementen) en
dat hij doorlopend Duits sprak.” De indruk dat De Hoo
eigenaardig handelde wordt versterkt door de verklaring
die Japikse, opvolger van De Hoo, aflegde. Hij blijkt
over zijn ambtsvoorganger niet bijster te spreken.
Volgens hem zou De Hoo zich veel met Duitsers hebben
opgehouden en zich te buiten zijn gegaan aan drank.
Reden voor een schorsing in mei 1944 als directeur van
het CDK. Desondanks lijkt de procureur-fiscaal, mr.
Kalff, mild in zijn oordeel. Hij heeft de indruk, dat De
Hoo niet bewust andere personen aan gevaar heeft
blootgesteld. Hij eist een gevangenisstraf van een jaar
voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar.
Verwacht eerherstel
wordt ere-straf
Het "Algemeen Dagblad". (Rotterdam, 26-03-1949) spreekt
van “een van de merkwaardigste zaken”. S. de Hoo zou
volgens deze krant namelijk met spanning naar de
behandeling van zijn zaak uitgezien hebben, omdat hij er
eerherstel van verwachtte. Want “de Zuiveringscommissie
heeft geadviseerd de betrokkene oneervol te ontslaan
(welk advies is opgevolgd) en nu verwachtte hij dat deze
strafzaak zijn rechtschapenheid aan het licht zou
brengen.” Er was in januari 1944 namelijk een wet
aangenomen die het mogelijk maakte binnen beroepsgroepen
onderzoekscommissies in te stellen om te onderzoeken of
men "met de vijand geheuld" had. Werd iemand een sanctie
opgelegd, dan was daar beroep tegen mogelijk. “Het
requisitoir van mr. Kalff moest echter teleurstellend
voor verdachte zijn – aldus het "Algemeen Dagblad" -
omdat een veroordeling werd gevraagd, en wel een
“ere-straf" van een jaar gevangenisstraf,
voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar en
ontzetting uit de beide kiesrechten voor de tijd van
tien jaar.” Een ere-straf wordt opgelegd om iemand die
schuldig is bevonden te dwingen zijn of haar gedrag te
veranderen om zo te voorkomen dat de persoon in kwestie
in herhaling vervalt.
Ook het Christelijk-Historisch dagblad "De Nederlander"
heeft op die gedenkwaardige 26e maart 1949 over de
rechtszaak tegen S. de Hoo bericht. Onder de kop “Het
oneervol ontslag aan CDK- directeur met klem bestreden”
wordt samengevat waarvan S. de Hoo wordt beticht: “…
o.a. … zou hij een distributie-ambtenaar, die verdacht
werd van diefstal van distributiebescheiden, aan de
Duitse politie hebben overgeleverd.” Dit laatste achtte
de procureur-fiscaal volgens de krant wel overtuigend
maar niet wettig bewezen.
Zonen schetsen beeld van De
Hoo
Uit de verslagen van het proces dat tegen De Hoo gevoerd
is, komt nog geen duidelijk motief voor zijn handelen
naar voren. Wat bewoog hem nu te handelen zoals hij
heeft gehandeld? Op Wikisage troffen wij een bijdrage
aan van Frans Peters. Frans Peters is het synoniem voor
Frans de Hoo, geboren in ‘s-Gravenhage op 7 mei 1934,
zoon uit het eerste huwelijk van Sybren de Hoo. Hij
schrijft: “Na het beëindigen van de oorlog in mei 1945
werd Sybren aanvankelijk verdacht van collaboratie met
de Duitsers maar dat was heel snel over toen duidelijk
bleek dat De Hoo een aantal onderduikers in huis had
gehad en met zijn eigen spaargeld 22 Joodse kinderen van
het concentratiekamp had gered. Een corrupte SS-officier
moest daartoe met alle risico’s van dien worden
omgekocht. Zijn omgang met de Duitsers bleek weliswaar
omstreden maar was destijds nodig om de bezetters om de
tuin te leiden, bij verschillende riskante acties.”
Een 50 minuten durende documentaire van rtv-Hattem over
een andere zoon van Sybren de Hoo, Peter bevestigde dit
beeld. Hij is zoon uit het tweede huwelijk van De Hoo.
In de documentaire gaat hij net als zijn halfbroer Frans
in op het verleden van hun vader. Het beeld dat Frans
Peters van Sybren de Hoo oproept ondersteunt dat van
zijn broer en geeft meer inzicht in de mogelijke
beweegredenen van hun vader. Peter de Hoo stelt dat het
systeem van distributie te allen tijde moest worden
behouden. De Duitsers moesten geen aanleiding vinden het
over te nemen. Dat betekende voor De Hoo enerzijds
meewerken met de Duitsers en anderzijds steeds kijken
wat hij voor zijn eigen bevolking kon doen. Daarbij kwam
dat iedereen die voor de voedseldistributie van belang
was een vrijstelling had en niet naar Duitsland hoefde.
Zo zou die gang 12.000 winkeliers bespaard zijn
gebleven. Peter de Hoo benadrukt in de documentaire dat
zijn vader regelmatig verantwoording moest afleggen aan
Rauter, een psychopaat in de ogen van De Hoo, die hoogst
onvoorspelbaar was in zijn gedrag. De voortdurende
spanning waaronder hij moest werken – hij stond steeds
onder controle van de bezetters en kon zich geen
uitglijder veroorloven - had volgens zijn zoon dusdanige
consequenties voor diens lichaam en geest dat hij zijn
toevlucht nam tot middelen die hem tijdelijk het gevoel
gaven een situatie aan te kunnen.
Hij ging volgens zijn zoon pervetine gebruiken, een
methamfetamine dat tegenwoordig bekend staat als crystal
meth. Dit zou zijn psyche geen goed hebben gedaan. Zijn
waarneming en beoordelingsvermogen raakten vertroebeld.
Hij is, nog steeds volgens zijn zoon Peter, “betrokken
geweest bij acties waarvan je achteraf zegt dat hij die
nooit had moeten doen en waardoor na de oorlog de
discussie op gang kwam of hij goed of fout geweest was
in de oorlog.” Maar net als zijn halfbroer Frans Peters
wijst ook hij erop dat Sybren de Hoo samen met anderen
20 (N.B. Frans Peters: 22) Joodse kinderen heeft
vrijgekocht en daarvoor 100.000 gulden heeft betaald. Of
dit daadwerkelijk gebeurd is, was voor ons niet na te
gaan.
Voedselbonnen.
Kortom
Een eensluidend feitenrelaas valt uit de verschillende
krantenberichten niet te destilleren. En hoe bruikbaar
en betrouwbaar is de getuigenis van de twee zonen?
Waarom zeggen ze wat ze zeggen, is de informatie die ze
geven gekleurd, houden ze informatie achter? Het gaat
tenslotte om hun vader. Wat maakte dat De Hoo handelde
zoals hij heeft gehandeld is misschien wat
inzichtelijker geworden maar blijft discutabel. De hele
zaak roept na lezing van de krantenberichten en de
verklaringen van de twee zonen eigenlijk meer vragen op
dan worden beantwoord.
Naschrift
Voorgaande hebben we met verzoek om commentaar
voorgelegd aan de dochter van Joop Steggink, Paulien,
auteur van De kist van papa. Zij liet ons in haar
reactie weten dat zij een brief van haar vader bezit
waarin hij zegt namen van getuigen te kunnen noemen die
willen verklaren dat hij de bonnen niet voor eigen
gebruik heeft verduisterd. Bovendien, schrijft ze, is
hij na de oorlog met eerherstel weer aangenomen bij de
gemeente Losser. En ook nog eens als lid geaccepteerd
bij de Expogé, de vereniging van ex-politieke
gevangenen. Met haar kunnen wij ons niet voorstellen dat
dit zomaar is gebeurd. Dit maakt de arrestatie van Joop
Steggink door De Hoo nóg merkwaardiger.
Rijnhout-Steggink, Paulien. De kist van papa.
Zoektocht naar een levensreis in de twintigste eeuw,
langs een tuchthuis in nazi-Duitsland en de gevangenis
in Veenhuizen. ISBN: 978-94-650-9735-0. 179 blz.
21-06-2024. Paperback. Boekscout. € 21,99.