artikelen over geschiedenis didactiek

Vragen rond een arrestatie in oorlogstijd

In- en aanleiding
Hoe komt een mens erbij iemand aan te geven? Wat beweegt een directeur van een machtige organisatie om een medewerker van een verhoudingsgewijs klein distributiekantoor in het Overijsselse Losser persoonlijk te arresteren? De man die de arrestatie verrichtte gaf leiding aan het Centraal Distributiekantoor (CDK) in Zwolle. Een organisatie die op 30 augustus1939 was ingesteld, kantoren had over het hele land verspreid en 2200 medewerkers in dienst had, belast met de distributie van levensmiddelen. Wat brengt zo’n man, Sybren de Hoo, ertoe in 1943 ene Joop Steggink zelf aan te houden?

Vragen rond een arrestatie in oorlogstijd

Andries Kuperus en Dirk Tuin 

Pdf-versie

 

Deze vraag hield ons bezig na het lezen van het boek “De kist van papa” (2024) geschreven door Paulien Rijnhout-Steggink, dochter van Joop Steggink. En niet alleen deze vraag. Na het lezen van verslagen in kranten over het proces tegen De Hoo na de oorlog en verklaringen van twee zonen, ook vragen als: wanneer is iemand fout, wat mag je iemand wel en wat niet aanrekenen, hoe betrouwbaar zijn verklaringen en getuigenissen? In hoeverre wordt daarbij geprobeerd daden te vergoelijken? En, hoe zouden wij in de gegeven situatie zelf gehandeld hebben?



Aanhouding door De Hoo

Na haar pensioen en het overlijden van haar beide ouders voelt Paulien Rijnhout (15 februari 1954) de ruimte om een blikken trommel die haar ouders jaren hebben bewaard te openen. Tot die tijd was het openen van de trommel geen optie. Zolang haar moeder nog leefde - tot 2011 - bleef wat zij de kist noemde, dicht. Ze komt in die trommel foto's en documenten tegen waaruit een zorgvuldig verzwegen verleden spreekt. De documenten zijn aanleiding voor nader onderzoek. Tijdens dat onderzoek stuit ze tot haar verbijstering in het archief van de NIOD op een dossier over haar vader. Daaruit blijkt dat haar vader, Joop Steggink, werkzaam op het distributiekantoor in Losser, “in augustus 1943 is opgepakt en begin 1944 is veroordeeld wegens ´Kriegswirtschaftsverbrechen´. Hij zou ten bate van de vele onderduikers die in Twente zitten, bonkaarten en inlegvellen ´weggeschreven´ hebben oftewel op een ondoorzichtige manier zijn boekhouding hebben gevoerd. Hij krijgt twee en een half jaar gevangenisstraf. Die moet hij uitzitten. In Duitsland, in Zuchthaus Siegburg. Zijn hoogste baas, Sybren de Hoo, heeft hem aangegeven.

Proces tegen De Hoo

Wat bracht De Hoo ertoe Steggink aan te geven? Wij besloten onze eigen zoektocht te beginnen en eens te kijken of er informatie over deze zaak op Delpher.nl. te vinden zou zijn. Al snel bleek dat het geval te zijn. Was de berichtgeving over de “zaak Joop Steggink” eerst summier, in 1949 komt daar met artikelen in vier kranten verandering in. Zij doen alle op 26 maart van dat jaar verslag van een proces dat is aangespannen tegen S. de Hoo. Die is dan inmiddels niet meer directeur van het Centraal Distributiekantoor. Hij is opgevolgd door J.G. Japikse. De verslagen in de kranten geven een beeld van de gebeurtenissen die leidden tot de arrestatie van Joop Steggink. Maar geen eenduidig beeld. De verslagen wijken dermate van elkaar af dat de bij de rechtszaak aanwezige pers blijkbaar met de verklaringen van heel verschillende aard geen raad wist.

Waarom gedaagd?

 

Waarom is er een proces tegen De Hoo aangespannen en waarom staat hij terecht voor het Bijzonder Hof in Arnhem? De Hoo, woonachtig in Hattem, toen 48 jaar oud, is op 25 maart 1949 gedaagd omdat de rechtbank het merkwaardig vindt dat De Hoo, als directeur van het CDK zelf het onderzoek ter hand nam van een vermeende diefstal van bonkaarten door een ondergeschikte op het distributiekantoor in Losser. Volgens verslagen uit kranten die verslag doen van het proces zou De Hoo een anoniem schrijven ontvangen hebben uit kringen van de illegale groep „Vrij Nederland”. De onbekende afzender zou hem hebben laten weten dat distributie-ambtenaar Steggink kaarten liet verdwijnen. Kaarten die hoogstwaarschijnlijk niet ten goede van onderduikers of illegalen zouden zijn gekomen. Dit zou voor De Hoo aanleiding zijn geweest de zaak te onderzoeken. Dat deed hij samen met de heer Ton, rechercheur in dienst van het Centraal Distributiekantoor. Naar Steggink later verklaarde, zou De Hoo samen met de rechercheur een inval in het distributiekantoor hebben gedaan. Tijdens die inval zou De Hoo hem hebben toegevoegd: “Ik kom namens Rauter en ik weet alles van je knoeierijen”. Rauter was in Nederland de hoogste vertegenwoordiger van de SS (Schutzstaffel). Ton kreeg op zeker ogenblik van De Hoo een telefoontje, dat hij zich verder niet meer met de zaak mocht bemoeien. De Sicherheitsdienst (SD) had het onderzoek overgenomen. Gevraagd naar de reden, liet De Hoo hem weten dat niet door de telefoon te kunnen zeggen.

 

Vanaf 1943 was het Centraal Distributie Kantoor (CDK) in Zwolle gevestigd In het kantoor van de IJsselcentrale. Dit werd verplaatst naar Zwolle vanuit Den Haag, omdat daar de Atlantikwall werd gebouwd tegen de geallieerde invasie. Het CDK zorgde samen met het bijkantoor in Hattem voor de verspreiding van distributiebescheiden voor de Noordoostelijke provincies.

Onduidelijkheden rond arrestatie
Maar heeft de politie in Enschede, waar Steggink naartoe gebracht was, de SD erbij gehaald? Heeft De Hoo zelf de SD geïnformeerd? De kranten geven geen uitsluitsel hoe een en ander nu daadwerkelijk verlopen is. Volgens Steggink zou De Hoo, toen die hem kwam arresteren, hebben beweerd dat het bevel tot arrestatie van de SD kwam. Aan Ton zou De Hoo echter hebben gezegd dat hij het onderzoek naar het handelen van Steggink niet aan de plaatselijke politie toevertrouwde. De Hoo zelf verklaarde tijdens het proces dat hij vermoedde dat de politie te Enschede de “Aussenstelle” van de SD had gewaarschuwd. Kortom: onduidelijkheid en verwarring alom. Een van de getuigen verklaarde nog, dat het volstrekt ongebruikelijk was, dat een directeur van het CDK in dergelijke gevallen zelf onderzoek deed. Daar was de president van het Hof het mee eens: „Uw gedragingen kan ik moeilijk zien als die van een goed Nederlander”. (Nijmeeghs dagblad, 6 maart 1949).


Eigenaardig optreden De Hoo
Bij het Bijzonder Hof in Arnhem speelt nog een andere zaak tegen S. de Hoo. Ene Schuilinga namelijk, steenfabrikant, zo valt te lezen in hetzelfde artikel in het Nijmeeghs dagblad - heeft een overval meegemaakt in een hotel waar hij logeerde. Dat werpt weer een heel ander licht op het handelen van De Hoo. Die trad daar in uniform op samen met onder meer een Duitse officier. De krant schrijft dat De Hoo kennelijk de leiding bij die overval had. Volgens het artikel in de krant verklaarden enkele getuigen, dat De Hoo “een veel op een Duits uniform gelijkend kostuum droeg, het verhoor op typisch Duitse wijze leidde (snauwend en vol dreigementen) en dat hij doorlopend Duits sprak.” De indruk dat De Hoo eigenaardig handelde wordt versterkt door de verklaring die Japikse, opvolger van De Hoo, aflegde. Hij blijkt over zijn ambtsvoorganger niet bijster te spreken. Volgens hem zou De Hoo zich veel met Duitsers hebben opgehouden en zich te buiten zijn gegaan aan drank. Reden voor een schorsing in mei 1944 als directeur van het CDK. Desondanks lijkt de procureur-fiscaal, mr. Kalff, mild in zijn oordeel. Hij heeft de indruk, dat De Hoo niet bewust andere personen aan gevaar heeft blootgesteld. Hij eist een gevangenisstraf van een jaar voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar.

Verwacht eerherstel wordt ere-straf
Het "Algemeen Dagblad". (Rotterdam, 26-03-1949) spreekt van “een van de merkwaardigste zaken”. S. de Hoo zou volgens deze krant namelijk met spanning naar de behandeling van zijn zaak uitgezien hebben, omdat hij er eerherstel van verwachtte. Want “de Zuiveringscommissie heeft geadviseerd de betrokkene oneervol te ontslaan (welk advies is opgevolgd) en nu verwachtte hij dat deze strafzaak zijn rechtschapenheid aan het licht zou brengen.” Er was in januari 1944 namelijk een wet aangenomen die het mogelijk maakte binnen beroepsgroepen onderzoekscommissies in te stellen om te onderzoeken of men "met de vijand geheuld" had. Werd iemand een sanctie opgelegd, dan was daar beroep tegen mogelijk. “Het requisitoir van mr. Kalff moest echter teleurstellend voor verdachte zijn – aldus het "Algemeen Dagblad" - omdat een veroordeling werd gevraagd, en wel een “ere-straf" van een jaar gevangenisstraf, voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar en ontzetting uit de beide kiesrechten voor de tijd van tien jaar.” Een ere-straf wordt opgelegd om iemand die schuldig is bevonden te dwingen zijn of haar gedrag te veranderen om zo te voorkomen dat de persoon in kwestie in herhaling vervalt.

Ook het Christelijk-Historisch dagblad "De Nederlander" heeft op die gedenkwaardige 26e maart 1949 over de rechtszaak tegen S. de Hoo bericht. Onder de kop “Het oneervol ontslag aan CDK- directeur met klem bestreden” wordt samengevat waarvan S. de Hoo wordt beticht: “… o.a. … zou hij een distributie-ambtenaar, die verdacht werd van diefstal van distributiebescheiden, aan de Duitse politie hebben overgeleverd.” Dit laatste achtte de procureur-fiscaal volgens de krant wel overtuigend maar niet wettig bewezen.


Zonen schetsen beeld van De Hoo
Uit de verslagen van het proces dat tegen De Hoo gevoerd is, komt nog geen duidelijk motief voor zijn handelen naar voren. Wat bewoog hem nu te handelen zoals hij heeft gehandeld? Op Wikisage troffen wij een bijdrage aan van Frans Peters. Frans Peters is het synoniem voor Frans de Hoo, geboren in ‘s-Gravenhage op 7 mei 1934, zoon uit het eerste huwelijk van Sybren de Hoo. Hij schrijft: “Na het beëindigen van de oorlog in mei 1945 werd Sybren aanvankelijk verdacht van collaboratie met de Duitsers maar dat was heel snel over toen duidelijk bleek dat De Hoo een aantal onderduikers in huis had gehad en met zijn eigen spaargeld 22 Joodse kinderen van het concentratiekamp had gered. Een corrupte SS-officier moest daartoe met alle risico’s van dien worden omgekocht. Zijn omgang met de Duitsers bleek weliswaar omstreden maar was destijds nodig om de bezetters om de tuin te leiden, bij verschillende riskante acties.


Een 50 minuten durende documentaire van rtv-Hattem over een andere zoon van Sybren de Hoo, Peter bevestigde dit beeld. Hij is zoon uit het tweede huwelijk van De Hoo. In de documentaire gaat hij net als zijn halfbroer Frans in op het verleden van hun vader. Het beeld dat Frans Peters van Sybren de Hoo oproept ondersteunt dat van zijn broer en geeft meer inzicht in de mogelijke beweegredenen van hun vader. Peter de Hoo stelt dat het systeem van distributie te allen tijde moest worden behouden. De Duitsers moesten geen aanleiding vinden het over te nemen. Dat betekende voor De Hoo enerzijds meewerken met de Duitsers en anderzijds steeds kijken wat hij voor zijn eigen bevolking kon doen. Daarbij kwam dat iedereen die voor de voedseldistributie van belang was een vrijstelling had en niet naar Duitsland hoefde. Zo zou die gang 12.000 winkeliers bespaard zijn gebleven. Peter de Hoo benadrukt in de documentaire dat zijn vader regelmatig verantwoording moest afleggen aan Rauter, een psychopaat in de ogen van De Hoo, die hoogst onvoorspelbaar was in zijn gedrag. De voortdurende spanning waaronder hij moest werken – hij stond steeds onder controle van de bezetters en kon zich geen uitglijder veroorloven - had volgens zijn zoon dusdanige consequenties voor diens lichaam en geest dat hij zijn toevlucht nam tot middelen die hem tijdelijk het gevoel gaven een situatie aan te kunnen.


Hij ging volgens zijn zoon pervetine gebruiken, een methamfetamine dat tegenwoordig bekend staat als crystal meth. Dit zou zijn psyche geen goed hebben gedaan. Zijn waarneming en beoordelingsvermogen raakten vertroebeld. Hij is, nog steeds volgens zijn zoon Peter, “betrokken geweest bij acties waarvan je achteraf zegt dat hij die nooit had moeten doen en waardoor na de oorlog de discussie op gang kwam of hij goed of fout geweest was in de oorlog.” Maar net als zijn halfbroer Frans Peters wijst ook hij erop dat Sybren de Hoo samen met anderen 20 (N.B. Frans Peters: 22) Joodse kinderen heeft vrijgekocht en daarvoor 100.000 gulden heeft betaald. Of dit daadwerkelijk gebeurd is, was voor ons niet na te gaan.


Voedselbonnen.

Kortom

Een eensluidend feitenrelaas valt uit de verschillende krantenberichten niet te destilleren. En hoe bruikbaar en betrouwbaar is de getuigenis van de twee zonen? Waarom zeggen ze wat ze zeggen, is de informatie die ze geven gekleurd, houden ze informatie achter? Het gaat tenslotte om hun vader. Wat maakte dat De Hoo handelde zoals hij heeft gehandeld is misschien wat inzichtelijker geworden maar blijft discutabel. De hele zaak roept na lezing van de krantenberichten en de verklaringen van de twee zonen eigenlijk meer vragen op dan worden beantwoord.

Naschrift
Voorgaande hebben we met verzoek om commentaar voorgelegd aan de dochter van Joop Steggink, Paulien, auteur van De kist van papa. Zij liet ons in haar reactie weten dat zij een brief van haar vader bezit waarin hij zegt namen van getuigen te kunnen noemen die willen verklaren dat hij de bonnen niet voor eigen gebruik heeft verduisterd. Bovendien, schrijft ze, is hij na de oorlog met eerherstel weer aangenomen bij de gemeente Losser. En ook nog eens als lid geaccepteerd bij de Expogé, de vereniging van ex-politieke gevangenen. Met haar kunnen wij ons niet voorstellen dat dit zomaar is gebeurd. Dit maakt de arrestatie van Joop Steggink door De Hoo nóg merkwaardiger.


Rijnhout-Steggink, Paulien. De kist van papa. Zoektocht naar een levensreis in de twintigste eeuw, langs een tuchthuis in nazi-Duitsland en de gevangenis in Veenhuizen. ISBN: 978-94-650-9735-0. 179 blz. 21-06-2024. Paperback. Boekscout. € 21,99.





 

  •  

    u