artikelen over geschiedenis didactiek
Backward Design
Backward Design is een ontwerpprincipe dat vooral geschikt is voor het ontwikkelen van een leerplan op het niveau van een lessenserie. Zoals de naam al zegt ontwerp je een lessenserie door terug te redeneren. Je begint bij het bepalen van de beoogde leeropbrengst (leerdoelen) en de manier waarop je deze het best vast kun stellen. Vervolgens bedenk je (of zoek je) daarbij de meest passende leeractiviteiten, leerinhouden, docentrollen en onderwijsmaterialen bij. .
Backward Design
- Werken aan groei
- Beter worden in geschiedenis
- De Gouden Cirkel van Simon Cinek
- Backward Design
- Enduring Understanding
- Essential Questions
- Formuleren van leerdoelen
- Geven van Feedback
- Leerlijn historisch denken vmbo-bb
- Leerlijn historisch denken vmbo-kgt
- Leerlijn historisch denken havo
- Leerlijn historisch denken vwo
- Generieke leerdoelen
- Moeilijkheidsgraad van opdrachten
- Opdrachten historisch denken ën redeneren bij de Opstand
Werken aan groei (Assessment for Learning)
Pdf-versie en animatie over formatief evalueren
1. Wat is 'Werken aan
groei' (Assessment for Learning)?
2. Wat betekent: Beter worden in geschiedenis?
Een wiskunde docent die werk wil maken van Werken aan
groei heeft voor zijn vak zo'n tachtig vaardigheden
gedefinieerd waaraan leerlingen (in ieder gedeeltelijk)
in hun eigen tempo en op een door hen zelf bepaald
tijdstip kunnen werken. Als zij de vaardigheid beheersen
laten ze dat zien aan de docent en wordt de vaardigheid
afgevinkt. Taak volbracht. Zo kan een leerlingen aan de
docent laten zien dat hij een tweegraadsvergelijking kan
oplossen.
Je zou willen dat je bij het vak geschiedenis iets
vergelijkbaars zou kunnen doen? Ik ben bang echter
bang dat dat niet het geval is. Bij geschiedenis kun je
nooit zeggen dat je een vaardigheid volledig onder de
knie hebt. Altijd is er sprake van een beheersing tot op
zeker hoogte en het definiëren van die hoogte is niet
eenvoudig. Laat staan dat je eenvoudig zou kunnen
vaststellen welke hoogte de leerling op een gegeven
moment, zeg aan het einde van een leerjaar in een
bepaalde afdeling, gehaald moet hebben.
Er is een groot aantal factoren van invloed op de
complexiteit van een historische vaardigheid. Zo zijn er
de verschilende aspecten van elke historische
vaardigheid (zie bijvoorbeeld
dit onderdeel van Histoforum) , de complexiteit van
de vraagstelling, de complexiteit van de bronnen
(taalgebruik, informatiedichtheid) en de complexiteit
van de context (zie dit
word-document voor een overzicht van factoren).
3. Dimensies van
formatief evalueren
Er is in Nederland, zij het nog op beperkte schaal, een
kentering gaande in het denken over nut en inhoud van
toetsing. De facebookgroep Actief leren
zonder cijfers telde in april 2018 bijna 7.000 leden.
Blijkbaar krijgen steeds meer docenten een afkeer van de
afrekencultuur in het onderwijs en groeit de aandacht
voor het bevorderen van de, individuele, groei van
leerlingen.
Begrippen die hierbij vaak vallen zijn Formative
Assessment en Assessment for Learning (AfL).
In Nederland vertaald met formatief toetsen, of
formatief beoordelen. Een ongelukkige vertaling omdat
nog steeds het woord beoordelen of toetsen wordt
gebruikt. Misschien is het duidelijker om te spreken van
Werken aan groei. Het gaat om het observeren van
leerlingen, om het waarderen (en niet beoordelen, laat
staan veroordelen) van het werk van leerlingen. Dit doe
je met en voor de leerling en niet over de leerling
(Green, 1998). Het gaat ook om veel meer dan het op
gezette tijden vastleggen van prestaties van leerlingen.
‘Assessment for Learning is part of everyday
practice by student, teachers and peers that seeks,
reflects upon and responds to information from dialogue,
demonstration and observation in ways that enhance
on-going learning’ (Klenowski, 2009, p. 264).
De traditionele, summatieve, manier van toetsen is niet
of nauwelijks geschikt om informatie te krijgen over het
leerproces van leerlingen. Het geven van een cijfer voor
een toets is meestal informatiearm, zelfs als de
toetsing formatief is bedoeld. Voor de leerling is na
het krijgen van een cijfer het leren meestal voorbij, en
is het leerrendement van korte duur (Wiliam, 2013).
Bij Assessment for Learning gaat het dus om alle
activiteiten van docent en leerling die bijdragen aan de
groei van de leerling en, in het verlengde daarvan, aan
het verbeteren van het lesgeven van de docent. Als je
leerlingen ziet als planten dan kun je summatief
beoordelen zien als het proces waarbij je het resultaat
van de groei van planten in hoogte of in rijkdom van de
bloei meet. Het kan, om verschillende redenen, weliswaar
interessant zijn om deze metingen te analyseren en
onderling te vergelijken, maar een direct effect op de
groei van planten is er niet. Bij Assessment for
Learning geef je de planten water en voeding al naar
gelang de behoeften van de plant, waarmee je direct
bijdraagt aan de individuele groei van elke plant.
Dit betekent overigens niet dat je helemaal niet meer
zou moeten toetsen. Wel dat je met andere ogen naar de
inhoud van toetsen moet kijken en je afvragen welke
informatie elke opgave biedt over het leerproces van de
leerling en hoe je op basis van het antwoord de leerling
verder kunt helpen.
Black en Wiliam (2009) definiëren een formatieve toets
dan ook als volgt: 'Het is een toets waarbij
bewijsmateriaal over het niveau van de prestatie wordt
verzameld, geïnterpreteerd en gebruikt door leraren,
leerlingen en klasgenoten om beslissingen te nemen over
de volgende stappen in het onderwijs die waarschijnlijk
beter, of beter onderbouwd, zijn dan de beslissingen die
genomen zouden zijn in de afwezigheid van dergelijk
verzameld bewijsmateriaal.'
De verschillen tussen formatief en summatief toetsen kun
je in schema als volgt weergeven:
Figuur 1. Verschil tussen summatief en
formatief toetsen.
Assessment for Learning is een complex begrip waar niet
iedereen hetzelfde onder verstaat. Spraakverwarring ligt
dan ook op de loer. Sluijsmans e.a. (2013) onderscheiden
zeven dimensies waarop men van opvatting kan
verschillen:
1. Klassikaal beoordelen versus formatieve feedback.
Er is sprake van een continuüm dat loopt van 'Het kan
betrekking hebben op alle vormen van toetsing' tot 'het
gaat om beoordelen met het doel feedback te geven,
gericht op het stimuleren van zelf-regulerende
vaardigheden.
2. Leren van leerlingen versus leren van docenten
Gaat het bij AfL om het verbeteren van de prestaties van
leerlingen of om het verbeteren van het geven van
instructie door de docent of om beide?
3. Instrument versus proces
Er is sprake van een continuüm dat loopt van 'Het
inzetten van (toets)instrumenten' tot 'Het proces van
interactie tussen leerling en docent'.
4. Summatief versus formatief
Kan summatief bestaan naast formatief of komt het
formatieve toetsen volledig in plaats van summatief
toetsen?
5. Georganiseerde inbedding versus on-the-fly
Er is sprake van een continuüm dat loopt van 'Bewust
gekozen formatieve toetsing' tot 'Een spontaan
optredende formatieve interactie'.
6. Docent versus leerling-gestuurd
Bepaalt de docent het leerproces of krijgen de
leerlingen zelf (volledig) het heft in handen als het om
hun leerproces gaat?
7. Stap-voor-stap versus ingebed in het leerproces
Er is sprake van een continuüm dat loopt van ijsmans
e.a., 2013
4. De formatieve
toetscyclus
Where am I going? (feedup) How am I going? (feedback)
Where to next? (feedforward).
This is an excellent starting point: “I am an evaluator
of my teaching. Who has learnt or not, about what, is it
efficient, where to next... (John Hattie)
In de formatieve toetscyclus worden mestal drie fasen
onderscheiden, die elk antwoord geven op een kernvraag:
Docenten moeten vakinhoudelijke kennis kunnen toepassen
ten behoeve van formatief toetsen en inzicht hebben in
hoe studenten hun kennis in het vakgebied ontwikkelen en
wat veel voorkomende misconcepties zijn (learning
progressions). Docenten met meer vakinhoudelijke kennis
en zicht op de learning progressions, kunnen: Is de instructie begrepen? Klenowski, V. (2009). Assessment for learning revisited:
an Asia-Pacific perspective. Assessment in Education:
Principles, Policy and Practice, 16(3), 263-268.
Geraadpleegd van
deze
website.
1. Waar gaat de leerling naar toe? (Feedup)
2. Waar staat de leerling nu (Feedback)
3. Hoe komt de leerling naar de gewenste situatie
(Feedforward)'
Werken aan 'Werken aan groei' (AfL) begint met het
formuleren van eenduidige, duidelijke leerdoelen die
richting geven aan het leerproces. Dit wordt feedup
genoemd. Het is belangrijk dat leerlingen zoveel
mogelijk worden betrokken bij het formuleren van de
leerdoelen. Dit bevordert het eigenaarschap en daarmee
de motivatie. Dat kan bijvoorbeeld door, samen met hen,
succesfactoren te formuleren. Zo kun je leerlingen twee
prestaties (antwoorden, betogen, essays) met elkaar
laten vergelijken en hen laten benoemen waarom de ene
prestatie beter is dan de andere.
Terwijl de leerlingen werken aan het realiseren van de
leerdoelen is het belangrijk hun zoveel mogelijk
feedback te geven. Voor een optimaal effect is het goed
deze feedback vooral te richten op het leerproces. Wat
heeft de leerling precies gedaan om te voldoen aan het
leerdoel. Als duidelijk is op welke gebieden, inhoud of
proces, de prestaties van een leerling verbetering
behoeven, dan pas heeft het echt zin hun tips te geven
hoe zij hun prestatie kunnen verbeteren (feedforward).
In onderstaand schema staan strategieën die docenten,
leerling en klasgenoten kunnen inzetten in elk van deze
drie fases.
Figuur 2: Five “key strategies” of formative assessment
(Leahy et al., 2005).
In een overzichtsstudie naar formatief toetsen (Gulikers
& Baartman, 2017) staat een formatieve toetscyclus
waarin vijf fases worden onderscheiden. Voor elke fase
worden in deze studie activiteiten van docenten
beschreven:
1. Het verhelderen van verwachtingen (leerdoelen en
succescriteria)
2. Het ontlokken van studentreacties
3. Het analyseren en interpreteren van reacties van
leerlingen
4. Het communiceren over resultaten met leerlingen
5. Het ondernemen van vervolgactiviteiten.
Wat doen docenten in elk van deze vijf fases?
1. Verhelderen van verwachtingen (leerdoelen en
succescriteria)
In deze fase gaat het om:
• het formuleren van heldere en doelgerichte leerdoelen
en succescriteria;
• het communiceren van leerdoelen en succescriteria naar
studenten;
• het actief betrekken van leerlingen bij het formuleren
en expliciteren van leerdoelen.
2. Ontlokken van studentreacties
In deze fase gaat het om:
• het ontwerpen, kiezen en inzetten van doelgerichte
methodes en leeractiviteiten;
• het gebruikmaken van vragen stellen en klasdiscussies
gericht op het uitdiepen van begrip in plaats van zoeken
naar het goede antwoord.
3. Analyseren en interpreteren van reacties van
leerlingen
In deze fase gaat het om:
• analyses gericht op inzicht in sterke en zwakke punten
van leerlingen;
• aandacht voor misconcepties.
4. Communiceren over resultaten met leerlingen
In deze fase gaat het om:
• doelgerichte feedback en het adresseren van
misconcepties ;
• gebruik van zelf-assessments en peer-assessments.
5. Vervolgactiviteiten ondernemen
In deze fase gaat het om:
• het eventueel bijsturen of aanpassen van de instructie
door de docent;
• het eventueel aanpassen van de leeractiviteiten;
• het geven van feedup aan de leerlingen, waarmee zij
hun prestaties kunnen verbeteren.
5. Wat hebben docenten
nodig om effectief aan formatieve evaluatie te kunnen
doen?
1. Kennis van en inzicht in formatief toetsen
2. Vakkennis en kennis van learning progressions
• op een heldere manier leerdoelen en succescriteria
formuleren (fase 1);
• assessment taken ontwerpen of vragen stellen die
daadwerkelijk conceptueel begrip van het vakgebied
ontlokken, in plaats van gericht zijn op het vinden van
het goede antwoord (fase 2)
• inspringen op vragen, reacties of discussies van
leerlingen in de les, waarin zij een misvatting of
kennishiaat laten zien (fase 2-3)
• antwoorden van leerlingen analyseren en interpreteren
op daadwerkelijk (conceptueel) begrip in plaats van op
oppervlakkige kenmerken (zoals vorm en presentatie)
(fase 3)
• in antwoorden van leerlingen onjuist begrip en/of
misconcepties identificeren (fase 3)
• doelgerichte en specifieke feedback en feedup geven
(fase 4)
• structuur bieden voor zelf- en peer-feedback gekoppeld
aan doelen
3. Vakdidactisch handelingsrepertoire
Docenten beschikken over de benodigde vakdidactische
kennis (pedagocial content knowledge) voor het vormgeven
van formatief evalueren. Docenten met een goed
vakdidactisch handelingsrepertoire, kunnen:
• de formatieve toetscyclus in samenhang uitvoeren.
Specifiek is dit gevonden voor:
o het inzetten van beoordelingsinstrumenten of methodes
die passen bij de doelen en learning progressions (fase
1-2);
o het analyseren van antwoorden/prestaties van
leerlingen (fase 1-2-3);
o het koppelen van feedback aan doelen en learning
progressions (fase 1-4);
o het keizen van vervolgstategieën kiezen gebaseerd op
gevonden analyses en misconcepties (fase 3-5)
• een rijker repertoire van beoordelings methoden
gebruiken en deze flexibel toepassen (fase 2). Specifiek
is dit gevonden voor:
o het flexibel en spontaan kunnen inspringen op vragen,
reacties of discussies van leerlingen, waarbij er sprake
is van misvattingen en/of kennishiaten (fase 2-3);
o het kunnen stellen van goede vragen en het leiden van
(klas/groeps)discussies;
o het structuur geven aan peer-/zelf assessment
• gepaste vervolgstrategieën identificeren en toepassen
voor zowel zwakkere als sterkere leerlingen (fase 5)
4. Leerling-docent relatie en leerling-sturing
De kwaliteit van 'Werken aan groei' (AfL) is afhankelijk
van de relatie tussen docent en leerling. Hoe
gelijkwaardig deze relatie is en hoe beter de leerling
zelf sturing kan geven aan zijn eigen leerproces des te
beter lijkt 'Werken aan groei' te werken. Docenten die
meer effectieve formatieve toetspraktijken lieten zien,
konden:
a. een veilige, open en gelijkwaardige omgeving creëren
waarin er sprake was van betrokkenheid en waarin een
“sense of democracy” de norm was;
b. expliciet met studenten in gesprek gaan over
leerling-docent relaties en over de rol van beiden.
c. de fysieke ruimte inzetten om actieve
studentparticipatie te weeg te brengen.
5. Het belang van leerdoelen voor 'Werken aan groei'
(AfL)
Elk onderwijs gaat uit van leerdoelen. Soms worden deze
expliciet vermeld, bijvoorbeeld aan het begin of het
eind van een hoofdstuk, maar vaak ook heeft de docent
wel leerdoelen in zijn hoofd als hij aan een onderwerp
begint, maar deelt hij deze niet met zijn leerlingen.
Voor wie werk wil maken van 'Werken aan groei', is het
van wezenlijk belang, niet alleen na te denken over de
leerdoelen, maar deze ook expliciet met de leerlingen te
delen. Zonder duidelijk en scherp geformuleerde
leerdoelen (feedup) is het bijvoorbeeld voor een docent
moeilijk een weloverwogen keuze te maken voor inhouden,
lesmaterialen en werkvormen. Als je niet weet waar je
heen wilt, is het moeilijk om de juiste middelen te
vinden die je daar kunnen brengen. Ook is het moeilijk
om leerlingen effectieve feedback te geven tjjdens hun
leerproces en om na te gaan of datgene wat met de lessen
beoogd wordt, ook daadwerkelijk bereikt wordt.
Uiteraard zijn duidelijk omschreven leerdoelen ook van
belang voor leerlingen. Leerdoelen beschrijven de
gewenste kennis en vaardigheden en geven daarmee sturing
aan het leren van leerlingen, en, minstens zo
belangrijk, ze geven hen inzicht in de eisen waaraan
zij, bijvoorbeeld tijdens de toets of het schrijven van
een betoog, het doen van een experiment, moeten voldoen.
Onderzoek en praktijk laten zien dat leerdoelen
effectiever worden naarmate ze leerling meer uitdagen
boven zich zelf uit te stijgen, leerdoelen dus waar ze
hun tanden in moeten zetten. De prestaties van
leerlingen die uitdagende doelen nastreven liggen
beduidend hoger dan die van leerlingen bij wie dat niet
het geval is. Ook blijkt dat de motivatie van leerlingen
erop vooruit gaat als zij zelf invloed hebben op (het
formuleren van) de leerdoelen en op de criteria die
gelden voor het meten van vorderingen. Ten slotte blijkt
dat het belangrijk is dat leerlingen duidelijk wordt
gemaakt hoe de leerdoelen worden getoetst, bij voorkeur
aan de hand van voorbeelden.
Het belang van leerdoelen
'Docenten denken vaak in activiteiten en opdrachten,
bijvoorbeeld: maak een presentatie over de longen. Maar
wat wil je dat leerlingen dan precies leren over de
longen? Het wordt dan lastiger feedback te geven op de
presentatie, je kunt hooguit zeggen dat de plaatjes mooi
en duidelijk zijn. Als je je lesdoel scherper
formuleert, bijvoorbeeld "leerlingen kunnen in een korte
presentatie uitleggen wat de functie van longen is", kun
je gerichtere feedback geven: "Je hebt goed laten zien
waar de longen in ons lichaam zitten, maar ik mis nog
wat ze precies doen. Hoe denk je dat je daarachter kunt
komen?"
Ros, B. (2015) Positieve feedback is niet altijd het
beste. Didactief, december 2015, blz. 35
Het belang van goede leerdoelen wordt nog eens
onderstreept door wat Dylan Willam zegt over de effecten
van instructie. Leerlingen leren niet wat er onderwezen
wordt. Zelfs als de instructie zorgvuldig is voorbereid,
perfect en op een uitdagende manier wordt gebracht, dan
nog is er nauwelijks een relatie tussen de opbrengsten
en wat beoogd werd. Binnen enkele minuten loopt het
rendement van leerlingen tot leerling sterk uiteen.
Daarom is 'assessment' van cruciaal belang meent
William. Je moet nagaan wat de leerlingen met de
instructie hebben gedaan (William, 2011). Je zou eraan
toe kunnen voegen: daarom is het belangrijk dat er goede
leerdoelen zijn. De leerling moet hetgeen hij heeft
gehoord niet alleen begrepen hebben, maar ook in verband
kunnen brengen met de leerdoelen.
Figuur 3. Het proces van formatief toetsen.
Referenties
Black, P. & Wiliam, D. (2009). Developing the theory of
formative assessment. Educational Assessment Evaluation
and Accountability, 21 (1) (2009), pp. 5-31.
Green, J.M. (1998). Authentic Assessment: Constructing
the Way Forward for All Students. Education Canada, v38
n3 p 8-12 Fall 1998. Geraadpleegd van
deze website.
Gulikers, J., & Baartman, L. (2017). Doelgericht
professionaliseren: formatieve toetspraktijken met
effect! Wat DOET de docent in de klas? Geraadpleegd van
deze website.
Heritage, M. (2010). Assessment With and for Students.
In Formative Assessment: Making it Happen in the
Classroom. Geraadpleegd van
http://dx.doi.org/10.4135/9781452219493.n2
Leahy, S., Lyon, C., Thompson, M., & Wiliam, D. (2005).
Classroom assessment: minute-by-minute and day-by-day.
Educational Leadership, 63(3), 18-24. Geraadpleegd van
deze website.
William, D. (2014). Formative assessment and contingency
in the regulation of learning processes
Paper presented in a Symposium entitled Toward a Theory
of Classroom Assessment as the Regulation of Learning at
the annual meeting of the American Educational Research
Association, Philadelphia, PA, April 2014. Geraadpleegd
van
deze website.
William, D. (2011). What is assessment for learning?
Studies in Educational Evaluation 37 (2011) 3-14.
Geraadpleegd van
deze website.
William, D. (2013). Inside the Black Box: Raising
Standards Through Classroom Assessment.