artikelen over geschiedenis didactiek
Backward Design
Backward Design is een ontwerpprincipe dat vooral geschikt is voor het ontwikkelen van een leerplan op het niveau van een lessenserie. Zoals de naam al zegt ontwerp je een lessenserie door terug te redeneren. Je begint bij het bepalen van de beoogde leeropbrengst (leerdoelen) en de manier waarop je deze het best vast kun stellen. Vervolgens bedenk je (of zoek je) daarbij de meest passende leeractiviteiten, leerinhouden, docentrollen en onderwijsmaterialen bij. .
Backward Design
- Werken aan groei
- Beter worden in geschiedenis
- De Gouden Cirkel van Simon Cinek
- Backward Design
- Enduring Understanding
- Essential Questions
- Formuleren van leerdoelen
- Geven van Feedback
- Leerlijn historisch denken vmbo-bb
- Leerlijn historisch denken vmbo-kgt
- Leerlijn historisch denken havo
- Leerlijn historisch denken vwo
- Generieke leerdoelen
- Moeilijkheidsgraad van opdrachten
Formuleren van leerdoelen
1.1 Waarom zijn
leerdoelen belangrijk?
Elk onderwijs gaat uit van leerdoelen (1). Soms worden deze
expliciet vermeld, al dan niet verpakt als vraag zoals
in een paragraaf in Memo (editie voor 2 vwo) over de
Opstand: Wat waren de oorzaken voor de Opstand in de
Nederlanden in de 16e eeuw? Heel vaak worden de
leerdoelen echter ook niet expliciet gemaakt.
Als leerdoelen expliciet worden vermeld, is dat vaak pas
op het einde van een hoofdstuk, bijvoorbeeld in de vorm
van een lijstje 'Wat moet je kennen en kunnen'. Vaak ook
zijn de leerdoelen, bijvoorbeeld in de genoemde
paragraaf over de Opstand, zo geformuleerd dat het voor
de leerling niet duidelijk wordt aan welke eisen hij op
het eind van het hoofdstuk precies moet voldoen, wat hij
in de toets moet laten zien.
Dat is jammer, want om meer dan één reden is het zinvol
de leerdoelen van een module van tevoren vast te leggen
en kenbaar te maken aan de leerlingen. Zonder duidelijk
en scherp geformuleerde leerdoelen is het bijvoorbeeld
voor een docent moeilijk een weloverwogen keuze te maken
voor inhouden, lesmaterialen en werkvormen. Als je niet
weet waar je heen wilt, is het moeilijk om de juiste
middelen te vinden die je daar kunnen brengen.
Bovendien is het moeilijk om leerlingen effectieve
feedback te geven tjjdens het leerproces en om na te
gaan of wat beoogd wordt, ook daadwerkelijk bereikt
wordt (zie hoofdstuk 6).
Duidelijk omschreven leerdoelen zijn niet alleen van
belang voor docenten, maar ook voor leerlingen. Omdat
leerdoelen de gewenste kennis en vaardigheden
beschrijven geven ze sturing aan het leren, en, zeker
niet onbelangrijk, inzicht in de eisen waaraan de
leerlingen, bijvoorbeeld op de toets, moeten voldoen.
Onderzoek en de praktijk laten zien dat leerdoelen
effectiever worden naarmate ze leerling uitdagen boven
zich zelfzelf uit te stijgen, leerdoelen dus waar ze hun
tanden in moeten zetten. De prestaties van leerlingen
die uitdagende doelen nastreven liggen beduidend hoger
dan die van leerlingen bij wie dat niet het geval is.
Ook blijkt dat de motivatie van leerlingen erop vooruit
gaat als zij zelf invloed hebben op de leerdoelen en op
de criteria die gelden voor het meten van vorderingen.
Ten slotte blijkt dat het belangrijk is dat leerlingen
duidelijk wordt gemaakt hoe de leerdoelen worden
getoetst, bij voorkeur aan de hand van voorbeelden.
Het belang van leerdoelen 'Docenten denken vaak in activiteiten en opdrachten, bijvoorbeeld: maak een presentatie over de longen. Maar wat wil je dat leerlingen dan precies leren over de longen? Het wordt dan ook lastiger feedback te geven op de presentatie, je kunt hooguit zeggen dat de plaatjes mooi en duidelijk zijn. Als je je lesdoel scherper formuleert, bijvoorbeeld "leerlingen kunnen in een korte presentatie uitleggen wat de functie van longen is", kun je gerichtere feedback geven: "Je hebt goed laten zien waar de longen in ons lichaam zitten, maar ik mis nog wat ze precies doen. Hoe denk je dat je daarachter kunt komen?" Ros, B. (2015) Positieve feedback is niet altijd het beste. Didactief, december 2015, blz. 35 |
1.2 Leerdoelen en formatief toetsen
Hoewel doelen voor elke vorm van toetsing belangrijk
zijn, geldt dat toch in het bijzonder voor formatie
toetsen. Het verschil tussen formatief toetsen en het,
tot nu toe meer gebruikelijke, summatief toetsen, wordt
duidelijk als we de Engelse term voor beoordelen
gebruiken, 'assessment'. Het woord "to assess' komt van
het Latijnse werkwoord assidere dat zitten bij betekent.
Bij beoordelen is het de bedoeling dat de docent
aanschuift bij de leerling. Beoordelen doen we dan met
en voor de leerling en niet over de leerling (Green,
1998).
Als je leerlingen ziet als planten dan kun je summatief
beoordelen zien als het proces waarbij je het resultaat
in hoogte of bloei meet. Het kan interessant zijn om
deze metingen te analyseren en onderling te vergelijken,
maar ze hebben geen direct effect op het groeien van
planten. De nadruk ligt dus op het meten van de groei
zoals Gerard Westhoff het noemt (2).
Bij formatief beoordelen geef je de planten water en
voeding als naar gelang de behoeften van de plant,
waarbij je direct bijdraagt aan de individuele groei van
elke plant. Het gaat dan dus om ‘mesten’.
Bij summatieve beoordeling gaat het om het beoordelen
van het leren (assessment of learning), bij formatief
beoordelen wil de beoordeling bijdragen aan de groei van
het leren (assessment for learning). Het onderscheid
hoeft niet per se betrekking te hebben op de vorm en
inhoud van de toetsen. Het gaat erom hoe je de
uitkomsten van de toets gebruikt en waarvoor.
De verschillen tussen formatief en summatief toetsen in
schema:
Het geven van een cijfer voor een toets is meestal zo
informatiearm, dat ook als de toetsing formatief is
bedoeld, ze in de praktijk gewoonweg summatief uitvalt:
voor de leerling is na het krijgen van een cijfer het
leren meestal voorbij, en is het leerrendement van korte
duur (Wiliam, 2013). Black en Wiliam (2009) definiëren
een formatieve toets dan ook als volgt: 'Het is een
toets waarbij bewijsmateriaal van het niveau wordt
verzameld, geïnterpreteerd en gebruikt door leraren,
leerlingen en hun klasgenoten om beslissingen te nemen
over de volgende stappen in het onderwijs die
waarschijnlijk beter, of beter onderbouwd, zijn dan de
beslissingen die genomen zouden zijn in de afwezigheid
van dergelijk verzameld bewijsmateriaal.'
Het zal duidelijk zijn dat formatief toetsen een proces
is, waarin de leerdoelen (feedup) centraal staan. Leraar
en leerlingen proberen actief helder te krijgen wat de
leerdoelen precies inhouden en proberen daar betekenis
aan te geven. Die doelen zijn niet per definitie extern
opgelegd, maar worden het liefst door de leerlingen zelf
vormgegeven en opgehelderd en zijn betekenisvol.
Leerlingen ervaren bij formatief toetsen veel
zeggenschap en eigenaarschap over de leerdoelen.
Een volgend element in het proces van formatief toetsen
is achterhalen waar de leerling staat ten opzichte van
de leerdoelen. Dit kan bijvoorbeeld door een scriptie,
betoog, essay, filmpje of posterpresentatie te laten
maken, waarin zij laten zien in hoeverre zij de
leerdoelen hebben behaald. De docent kan de leerlingen
(meer of minder gedetailleerd) feedback geven op hun
werk en deze vervolgens aanvullen met tips hoe zij hun
prestatie kunnen verbeteren (feedforward). De leerlingen
kunnen overigens ook zelf een rol spelen in de
beoordeling, bijvoorbeeld in de vorm van peer-evaluatie
of zelfevaluatie.
In onderstaande figuur is het Backward Design gekoppeld
aan de feedback cirkel.
Figuur 2. Backward design en de feedback cirkel.
1.3 Leerdoelen formuleren
Leerdoelen moet geformuleerd worden in waarneembaar en
meetbaar gedrag. Leerdoelen moeten helder en eenduidig
zijn. Termen als enige, juiste en geschikte dienen
daarom vermeden te worden.
Voor zover mogelijk en relevant voldoet een leerdoel aan
de volgende eisen (3). Een leerdoel:
• specificeert de beoogde leerlingendoelgroep;
• beschrijft het waarneembare eindgedrag dat deze
doelgroep na afloop van de les(senreeks) moet vertonen;
• vermeldt de belangrijkste omstandigheden waaronder de
leerlingendoelgroep het verwachte eindgedrag moet
vertonen (4).
• beschrijft het vereiste beheersingsniveau,
bijvoorbeeld door te expliciteren welke prestaties de
leerling moet leveren om zijn eindgedrag als voldoende
beoordeeld te zien.
Dit wordt (n het Engels) het ABCD-model genoemd
(audience, behavior, condition,degree).
Figuur 3. Het A-B-C-D-model
Voor de beschrijving van leerdoelen bieden ook de
SMART-principes een handige richtlijn.
SMART staat voor:
• Specifiek: Het leerdoel is in termen van concreet
gedrag beschreven.
• Meetbaar: Dat gedrag is meetbaar, dat wil zeggen, het
valt te beoordelen aan de hand van vooraf te stellen
criteria.
• Acceptabel: Het gedrag is voor leerlingen en docenten
de moeite waard.
• Realistisch: Het doel is haalbaar, niet te laag of te
hoog gegrepen en sluit aan op de zone van naaste
ontwikkeling van de leerlingendoelgroep.
• Tijdgebonden: Het doel is binnen een bepaalde tijd te
bereiken en voorzien van een deadline.
Figuur 4. SMART formuleren van leerdoelen.
Het is niet altijd eenvoudig om de mate van specificatie
van leerdoelen te bepalen. Het specificatieniveau moet
duidelijk richting en sturing geven aan het onderwijs en
de toetsing, maar moet ook weer niet zo specifiek zijn
dat de vrijheid en flexibiliteit van het onderwijs in
het gedrang komen.
In 'Toetsen op school' (2011) omschrijft Cito de
kenmerken van goede leerdoelen als volgt: de leerling in
stadium A in groep B van onderwijssoort C vertoont
gedrag P in situaties Q, onder condities R, waarbij
hulpmiddelen S worden gehanteerd, volgens
prestatiestandaard T.
Een goed leerdoel bestaat uit drie of vier onderdelen,
het verwachte gedrag, de inhoud, de norm en eventueel de
voorwaarden (5).
Figuur 5. Leerdoelen formuleren.
Het verwachte gedrag beschrijft wat de leerlingen, na
afloop van de leereenheid, moeten laten zien om aan te
tonen dat ze aan het leerdoel hebben voldaan. Met andere
woorden wat zijn de succescriteria waaraan leerlingen
moeten voldoen?
Het tweede onderdeel geeft duidelijk aan op welk
aspect/onderwerp (inhoud) het leerdoel betrekking heeft.
Het leerdoel duidt verder het beheersingsniveau aan
(norm), dat de leerling moet laten zien, of beschrijft
de criteria die gelden bij het bepalen van een voldoende
uitvoering, als een leerling voor een alternatieve
toetsvorm kiest zoals een essay of een betoog o.i.d. Hoe
gedetailleerder het beheersingsniveau wordt beschreven
des te meer houvast dat een leerling biedt.
Ten slotte kan het soms handig zijn om aan te geven aan
welke voorwaarden de prestatie van de leerling moet
voldoen. Bijvoorbeeld, je kunt verschillende soorten
bronnen met elkaar vergelijken met betrekking tot
economische, politieke en culturele oorzaken en gevolgen
van een gebeurtenis. In dit leerdoel wordt nader bepaald
dat leerlingen verschillende soorten bronnen moeten
kunnen gebruiken en dat zijn onderscheid moeten kunnen
maken tussen economische, politieke en culturele
oorzaken.
Bij het formuleren van leerdoelen kunnen
handelingswerkwoorden (6) helpen waarneembaar gedrag te
beschrijven. Hieronder staan voorbeelden van
handelingswerkwoorden bij de verschillende denkniveaus
van de taxonomie van Bloom (7).
lagere denkvaardigheden |
Onthouden |
herkennen |
beschrijven |
||
noemen |
||
Begrijpen |
uitleggen |
|
voorbeeld geven |
||
toelichten |
||
Toepassen |
oplossen |
|
bewijzen |
||
laten zien hoe |
||
hogere denkvaardigheden |
Analyseren |
vergelijken |
classificeren |
||
rubriceren |
||
Evalueren |
concluderen |
|
beargumenteren |
||
beoordelen |
||
Creëren |
ontwerpen |
|
ontwikkelen |
||
voorspellen |
Het is aan te raden handelingswerkwoorden te vermijden
die geen waarneembaar gedrag beschrijven, zoals kennen,
weten, begrijpen, inzien, inzicht hebben in enz.
1.4 Voorbeelden van leerdoelen voor het onderwerp de
Beeldenstorm
Leerdoelen geven, zoals gezegd, sturing aan het leren
van de leerlingen. Ze kunnen daarnaast ook gebruikt
worden om recht te doen aan verschillen tussen
leerlingen en daarmee onderscheid aan eisen die aan
leerlingen worden gesteld. Een leerdoel over de
Beeldenstorm kan er op basisniveau bijvoorbeeld als
volgt uitzien:
De leerling kan…
In dit leerdoel is aangegeven hoeveel oorzaken (de norm)
van de Beeldenstorm (de inhoud) de leerling moeten
kunnen beschrijven (het gedrag). Dit leerdoel kan
eenvoudiger of moeilijker worden gemaakt door te
variëren in de hoeveelheid oorzaken (norm) en/of in het
gewenste gedrag, door andere, meer of minder
veeleisende, handelingswerkwoorden te gebruiken. Een
eenvoudiger leerdoel kan dan bijvoorbeeld luiden:
De leerling kan …
Meestal wordt een leerdoel complexer als die betrekking
heeft op historische vaardigheden, bijvoorbeeld wanneer
leerlingen bronnen moeten analyseren op oorzaken en
gevolgen, of wanneer zij in een bron een bepaalde
interpretatie moeten herkennen.
De leerling kan …
In dit voorbeeld gaat het om oorzaken, maar niet om
willekeurige oorzaken. Leerlingen moeten economische,
politieke en/ of godsdienstige oorzaken kunnen herkennen
en benoemen. Daarmee is in dit leerdoel een
voorwaardencomponent ingebouwd.
Ten slotte wordt in onderstaand leerdoel, veel meer dan
in het vorige, een beroep gedaan op hogere
denkvaardigheden. Om aan dit leerdoel te voldoen moet de
leerling namelijk zelfstandig bronnen kunnen analyseren.
De leerling kan …
1.5 Toetsmatrijs
Goed geformuleerde leer- of toetsdoelen kunnen ook
gebruikt worden om een toetsmatrijs te maken. Een
toetsmatrijs is een hulpmiddel om de validiteit van een
toets te borgen. Een toets moet gaan over de stof die
belangrijk is, zoals beschreven in de leer- en
toetsdoelen en recht doen aan het gewenste
beheersingsniveau. De vragen moeten bovendien
representatief zijn voor de gehele stof en van een
verschillende moeilijkheidsgraad om recht te doen aan
verschillen tussen leerlingen. De eerder genoemde
taxonomie van bijvoorbeeld Bloom (of OBIT of RTTI) kan
hierbij nuttig zijn (zie ook hoofdstuk zeven).
Stel je wilt in een toets een of meer vragen stellen
over Griekse goden en hun functies, dan is het
belangrijk je er rekenschap van te geven op welk
denkniveau van Bloom je de vragen wilt formuleren en dus
hoe je de leer/toetsdoelen moet formuleren.
Je kunt...
Onthouden |
drie (of uiteraard een ander aantal) namen van
goden noemen en hun functie. |
Begrijpen |
uitleggen welke functies de goden hadden. |
Toepassen |
in een verhaaltje de functie en de bijbehorende
naam van een god herkennen |
Analyseren |
twee bronnen vergelijken en duidelijk maken
welke bron een omschrijving geeft van een
bepaalde god. |
Evalueren |
toelichten welke twee goden volgens jou de
belangrijkste waren en je keuze toelichten. |
1.6 Controlevragen
Zijn de leerdoelen eenmaal geformuleerd, dan kun je een
laatste check doen aan de hand van de volgende
controlevragen (8):
1. Is het leerdoel gericht op de gewenste leeropbrengst
(en dus niet op een bepaalde activiteit)?
2. Is het leerdoel voor leerlingen duidelijk en
transparant omschreven en maar op één manier te
interpreteren?
3. Is duidelijk aan welke eisen (wat betreft gedrag,
inhoud, norm en eventueel voorwaarde) de leerling moeten
voldoen?
4. Op welke manier moeten leerlingen aantonen dat zij
het doel gehaald hebben?
5. Is het leerdoel gericht op oppervlakkig leren
(onthouden en/of begrijpen) of op diep leren (gebruiken
van het geleerde)?
6. Is het leerdoel voor alle leerlingen motiverend?
Wordt er rekening gehouden met niveauverschillen tussen
de leerlingen?
1. Soms wordt er
een onderscheid gemaakt tussen leerdoelen en toetsdoelen
(toetstermen), waarbij de toetsdoelen een nadere
specificatie zijn van de leerdoelen (voorwaarden,
minimumvoorwaarden).
2. Westhoff, G. (2012). Mesten en meten in
leesvaardigheidstraining. In Levende Talen Magazine
2012/4
3. Mager, R.F. (1974). Leerdoelen formuleren. Hoe doe je
dat? Groningen, Wolters Noordhoff
4. Bij voorkeur met handelingswerkwoorden als noemen,
schrijven, tekenen, aanwijzen, oplossen, uitvoeren,
analyseren, selecteren, demonstreren, verklaren.
"Mentale" werkwoorden als kennen, weten, begrijpen, of
op de hoogte zijn van, zijn minder geschikt om
leerdoelen mee te formuleren. Zij kunnen weliswaar
aangeven wat zich in het hoofd van de leerling dient af
te spelen, maar dat is van buitenaf niet waarneembaar.
5. Mager, R.F. (1974). Leerdoelen formuleren. Hoe doe je
dat? Groningen, Wolters Noordhoff en Sanders, P. (red)
(2013). Toetsen op School.
6.
http://opbrengstgerichtmaatwerk.slo.nl/vakken/geschiedenis/doelen/Handelingswerkwoorden.docx
7.
http://hogeredenkvaardigheden.slo.nl/taxonomie-van-bloom
8. Gils, D. van (2013). Opbrengstgericht werken in en
door de sectie: Van lesplannen naar leerdoelen.
Werkwijze om leerdoelen en succescriteria te formuleren.