artikelen over geschiedenis didactiek
De Spaanse griep in Gasselte
Op het kerkhof achter het Witte Kerkje in Gasselte liggen, langs de heg, de graven van Oechina Haandrikman, echtgenote van Popke Popkes en hun dochter Ida. Oechina stierf op 10 november 1918, 35 jaar oud. Op dezelfde dag overleed dochter Ida, net negen jaar oud. Toeval dat zij op dezelfde dag en zo jong stierven?
Inhoud
De Spaanse griep in Gasselte
Vermoedelijk niet. Het kwam vroeger wel vaker voor dat
mensen jong stierven en kindersterfte was ook heel
normaal; een zusje van Ida, Hendrikje, was in 1912
overleden, nog geen jaar oud. Maar hier is meer aan de
hand.
Naast deze graven ligt het graf van Hinderikus Nijmeijer
die op 15 november van hetzelfde jaar stierf, 20 jaar
oud. Iets verderop ligt het graf van Aaltje Alderink die
op 2 november stierf, eveneens op jonge leeftijd. Zij
werd slechts 34 jaar. En ook Johannes Klaassens die
overleed op 22 november, werd niet oud, 39.
In de maand november van het jaar 1918 stierven in
Gasselte 32 personen, tegenover 54 in alle overige
maanden samen.
Het zou nog steeds min of meer toeval kunnen zijn. Maar
erg aannemelijk is dit niet als we op 9 november 1918 in
de Provinciale Drentsche en Asser Courant lezen dat in
Emmen in enkele dagen tijd 76 doden vielen. Ook in
buurgemeente Borger was het aantal sterfgevallen in
november en, zij het alweer in mindere mate in december,
extreem hoog.
Het is niet gewaagd te veronderstellen dat de meesten
van hen stierven aan de Spaanse griep. Een ziekte die
zich, naar het lijkt, vanuit het westen verspreidde over
de rest van Nederland en in het noorden zijn hoogtepunt
bereikte in november.
Een maand eerder had de ziekte in het Overijsselse
Vriezenveen zeer veel slachtoffers gemaakt. In oktober
1918 overleden hier maar liefst 84 personen en in de
maand daarop waren dit er nog eens 17. Zij zullen niet
allemaal aan de gevolgen van de Spaanse griep zijn
overleden, maar de meesten vermoedelijk toch wel.
Net als in Vriezenveen verdween de ziekte, ook in
Gasselte, even plotseling als ze was gekomen.
Slachtoffers waren
jong
De ziekte trof vooral jonge mensen, zoals uit
onderstaande grafiek blijkt. Onderzoekers van de
Universiteit van Arizona in de Verenigde Staten geven
hiervoor de volgende verklaring. 18 tot 29-jarigen
hadden de pech dat zij in hun kindertijd aan het
‘verkeerde’ griepvirus (de zogeheten Russische Griep)
waren blootgesteld: een griepvirus dat sterk afweek van
de Spaanse Griep zodat zij hiertegen geen immuniteit
hadden opgebouwd.
Degenen die in 1918 tien tot vijftien jaar waren, hadden
juist het geluk dat zij op jonge leeftijd waren
blootgesteld aan type virus dat wel verwant was aan het
virus dat de Spaanse griep veroorzaakte. En de ouderen
waren beschermd doordat zij in hun jeugd vaak al
vergelijkbaar virus onder de leden hadden gehad. Hun
vroege blootstelling leverde hen nog decennialang extra
bescherming.
Onderschat
Het heeft er alle schijn van dat de ernst van de ziekte
in Nederland aanvankelijk werd onderschat. ‘De ziekte
welke Spanje teistert, schijnt een soort influenza te
zijn, die,’ zo schrijft de telegraaf op 30 mei van dat
jaar, ‘blijkbaar een goedaardig verloop heeft. Gevallen
met doodelijken afloop werden tot nu toe niet gemeld.’
Als de Tilburgsche Courant op 10 juli meldt dat de
Spaanse griep is uitgebroken onder honderd personen in
het Engelse Interneringskamp in Groningen, voegt de
journalist eraan toe: ‘De toestand is echter niet
ernstig’. Men hoopt dat de patiënten in enige dagen
genezen zullen zijn.
Negen dagen later meldt het Dagblad voor de
Arbeiderspartij: ‘De burgemeesters van Enschede en
Lonneker deelen mede, dat blijkens een schrijven van den
inspekteur voor Volksgezondheid ….het voor personen, die
aan de zogenaamde “Spaanse ziekte” lijden, geraden is,
daarmede niet te blijven doorloopen. Alsdan zouden
ernstige komplikatiën, die tot den dood voeren, het
gevolg kunnen zijn. Zoo spoedig mogelijk dient bedrust
te worden genomen en geneeskundige hulp ingeroepen, wijl
de ziekte dan in de meeste gevallen in eenige dagen zal
zijn afgeloopen.’
Pas langzamerhand worden de ernst van de ziekte, die
aanvankelijk vooral slachtoffers maakte onder militairen
in kampen en kazernes, en het epidemische karakter ervan
duidelijk.
Oorsprong van de
Spaanse ziekte
Hoewel de ziekte de Spaanse griep genoemd wordt, ligt de
oorsprong niet in dat land, maar naar alle
waarschijnlijkheid in de Verenigde Staten. Het eerste
gedocumenteerde geval is dat van soldaat Albert
Mitchell, die zich op 11 maart 1918 ziek meldde in Fort
Riley in de staat Kansas in de Verenigde Staten. De
ziekte verspreidde zich vervolgens met zeer grote
snelheid door de wereld. Vanuit de Verenigde Staten naar
het Oosten en vandaar weer terug naar het Westelijk
halfrond. De Eerste Wereldoorlog (1914-1918) was nog
niet ten einde en door de censuur kwamen aanvankelijk
weinig berichten over de ziekte naar buiten. Alleen in
Spanje, dat niet aan de oorlog deelnam, werd in de pers
veel aandacht besteed aan de epidemie. De virusziekte
werd in andere landen daarom al gauw de Spaanse griep
genoemd.
In Amerika waren meisjes
in 1918 aan het touwtjespringen op het volgende
rijmpje: I had a little bird And its name was Enza I opened the door And in-flew-Enza. Spotprent in De Nieuwe Amsterdammer, juli 1918. |
Aantal slachtoffers
In de jaren 1918-1919 was er sprake van een wereldwijde pandemie die naar schatting 50 tot 100 miljoen levens eiste, 2,5 tot 5% van de wereldbevolking. Dit aantal overtreft het totale dodental van de Eerste Wereldoorlog ruimschoots. De piek van het aantal slachtoffers lag in de maanden (september) oktober, november en december 1918.
Alfred Kubin tekent in 1920 hoe het virus iedereen
neermaait.
Opdrachten bij dit artikel over de Spaanse griep.
Copyright Albert van der Kaap, 2019