artikelen over geschiedenis didactiek

Formatief handelen en betrouwbaarheid en representativiteit

Een opdracht over historisch denken en redeneren en formatief handelen.

Oefenen met bruikbaarheid, betrouwbaarheid en representativiteit

 

PDF-versie

 

Als je leerlingen vraagt of een bron betrouwbare informatie biedt voor het beantwoorden van een vraag krijg je heel vaak een standaardantwoord. Ze antwoorden ofwel onbetrouwbaar omdat de auteur van de bron niet bij de gebeurtenis aanwezig was ofwel omdat de bron uit veel later tijd dateert.


Heel goede leerlingen zullen misschien antwoorden minder betrouwbaar omdat..., maar zelfs zij geven bijna altijd een, uit het hoofd geleerd, standaardantwoord.


Slechts zelden verdiepen zij zich diepgaand in de verschillende criteria die maken dat een bron betrouwbare, dus bruikbare, informatie biedt voor het beantwoorden van een vraag.
Dit bleek bijvoorbeeld tijdens een klein onderzoekje dat ik op een school deed op aan de hand van een opdracht over het begin van de Koreaoorlog (1).


Het onderzoekje maakte duidelijk hoe belangrijk het is vragen uiterst zorgvuldig te formuleren en leerling te trainen om een uitgebreid, met argumenten onderbouwd, antwoord te geven. Maar vooral maakte het duidelijk hoe belangrijk het is leerlingen te trainen in het beoordelen van bronnen op bruikbaarheid en betrouwbaarheid (en ook representativiteit) in relatie tot de vraagstelling. Dit beoordelen moet plaatsvinden door zowel redeneren over als met bronnen. Vermeden moet worden dat het beoordelen van bronnen op betrouwbaarheid (maar ook representativiteit) een trucje wordt, het moet gaan om een echte historische vaardigheid, om een belangrijk onderdeel dus van historisch denken en redeneren.


Wie formatief wil werken aan deze vaardigheid staat al snel voor een probleem. Omdat je van leerlingen verwacht dat zij een min of meer uitgebreid antwoord geven, is het ondoenlijk elke leerling van effectieve feedback te voorzien.


Onderstaande opdracht wil hiervoor enig soelaas bieden:


• Leerlingen zeggen eerst of zij het met een stelling over bruikbaarheid en betrouwbaarheid eens, oneens of deels mee eens of oneens zijn.
• Vervolgens vinken zij aan welke aspecten voor het beoordelen van bruikbaarheid/betrouwbaarheid en representativiteit van belang vinden.
• Ten slotte geven de leerlingen een toelichting op hun antwoorden, waarna zij aan de hand van het criterialijstjes elkaar prestatie kunnen beoordelen.


Voordeel van deze methode is dat de docent, lopend door de klas, zich heel snel een eerste beeld kan vormen van de prestaties en dat leerlingen elkaar feedback kunnen geven (peer-assessment).


Hoe de klas als geheel de opdracht heeft gemaakt kun je op verschillende manieren nagaan, bijvoorbeeld door:

• Handopsteken; wie heeft eens, oneens, deels eens/deels oneens en nagaan hoeveel criteria de leerlingen hebben afgevinkt.
• Verdeeld over (bijvoorbeeld de hoeken van) de klas vormen leerlingen groepjes (eens/oneens/deel eens, deels oneens)
• Gebruik maken van bijvoorbeeld Socrative of een vergelijkbaar programma.


Tenslotte kun je de opdracht klassikaal nabespreken aan de hand van de prestaties van enkele leerlingen en daarbij vooral ingaan op het proces. Vraag leerlingen hun antwoord toe te lichten om helder te krijgen welke denkfout(en) wordt/worden gemaakt. Vervolgens kun tips geven waarop je een volgende keer beter zou moeten letten.


De opdracht is bewust zo open mogelijk geformuleerd. Je had ook kunnen vragen zijn deze bronnen betrouwbaar of welke bron is betrouwbaarder of waarom zijn beide bronnen minder betrouwbaar. Voor deze formulering is echter gekozen om leerlingen te leren dat er heel vaak een genuanceerd antwoord mogelijk is op de vraag of een bron betrouwbare (of representatieve) informatie biedt voor het beantwoorden van een bepaalde historische vraag. Je wilt dat leerlingen leren een enerzijds-anderzijds redenering op te zetten.


Opdracht


Bron A


Dood van Bonifatius (Sacramentarium van Fulda, ca. 975).

Bron B

Bonifatius (ca 675-754) aartsbisschop van Mainz, trekt in 754 naar Friesland om de Friezen te bekeren tot het christendom. Hij spreekt met een groep eerder bekeerde Friezen af aan de oever van het riviertje de Boorne in de buurt van Dokkum


Toen de vastgestelde dag echter aanbrak, kwamen er in plaats van vrienden vijanden terug en nieuwe beulsknechten in plaats van nieuwe gelovigen. Zodra hij het aanstormen van de tierende massa merkt, verzamelt de man Gods (Bonifatius) meteen zijn geestelijken om zich heen, neemt de relikwieën (overblijfselen) van de heiligen, stapt uit zijn tent en verbiedt de wapenknechten ogenblikkelijk verder te vechten, met de woorden: ”Hou op mannen, want de Heilige Schrift leert ons niet kwaad met kwaad te vergelden, maar kwaad met goed (…)”. Terwijl hij met dergelijke woorden zijn vrienden aanspoorde tot de martelaarskroon, stortte de hele woedende menigte heidenen zich met zwaarden en volle wapenrusting over hen heen en hakte hun lichamen neer in heilbrengende moord.


Bron: Dit verslag is afkomstig uit een heiligenleven geschreven door Willibald rond 760 in Mainz, waarbij hij gebruikmaakte van ooggetuigenverslagen.


Uitspraak:

‘Beide bronnen helpen historici om een beeld te krijgen van de dood van Bonifatius.’


Vraag:

1. Ben je het met deze uitspraak eens of oneens?
O Eens, want …
O Oneens, want …

O Deels eens/deels oneens, want ...


2. Vink af welke vragen je hebt gesteld om deze opdracht te maken.
O Wie heeft de bron gemaakt (welke rol/welke functie)?
O Wat is de relatie van de maker tot het onderwerp/wat is zijn/haar belang?
O Waar is de bron gemaakt?
O Wanneer is de bron gemaakt?
O Was de auteur ooggetuige?
O Over welke informatie kon hij beschikken?
O Waarom is de bron gemaakt/wat is het doel?
O Voor welke vraag biedt de bron informatie?
O Is de bron representatief voor de gebeurtenis of andere personen?

 

3. Licht nu je antwoord kort toe, waarbij je, in ieder geval, ingaat op de aangevinkte aspecten.

 

Feedback

 

4. Vergelijk jouw antwoord met dat van een klasgenoot. Doe dat als volgt:

- Vergelijk de aangevinkte criteria met de criteria die je klasgenoot heeft aangevinkt.
- Bespreek eventuele verschillen met elkaar.

- Geef dit overleg reden om je antwoord op vraag 1 bij te stellen?

- Vraag de docent om hulp als jullie het niet eens worden.

Copyright Albert van der Kaap, 2020 

 

 


  •  

    u