artikelen over geschiedenis didactiek
Wat aan leerdoelen vooraf gaat
Vanaf 2013 deed ik een aantal jaren achtereen onderzoek
naar de ervaringen van docenten met het nieuwe
examenprogramma. In het eerste onderzoek vroeg ik o.a.
wat men vond van de historische contexten. Een,
duidelijk jonge, docent stelde de keuze voor het
onderwerp Koude Oorlog ter discussie. Hij vroeg zich af
waarom het onderwerp (nog) op het programma stond. Een
belangrijke vraag die vooraf zou moet gaan aan het
formuleren van leerdoelen.
Inhoud
Wat aan leerdoelen vooraf gaat
De Koude Oorlog
Het is typisch een onderwerp, zo schreef hij of zij,
voor docenten die zelf die periode nog hebben
meegemaakt. We zouden nu beter voor een onderwerp kunnen
kiezen over bijvoorbeeld China. Zo nodig zou je daarin
ook Koude Oorlog-aspecten mee kunnen nemen. Enkele
andere docenten merkten op dat het goed zou zijn om De
Koude Oorlog niet in 1947 te laten beginnen, maar al in
1917 (1).
Geen enkel onderwerp bij het vak geschiedenis is, zo
blijkt uit deze reactie, een vanzelfsprekendheid, over
elk thema is discussie mogelijk en zelfs wenselijk. Elke
tijd stelt zijn eigen vragen aan het verleden. Ook bij
de afbakening van veel onderwerpen en bij wat er, binnen
het onderwerp, aan de orde zou moeten komen kunnen
(moeten) vragen gesteld worden.
Toen ik tijdens een studiemiddag op een school collega’s
eens vroeg waarom zij het onderwerp Koude Oorlog
behandelden, bleef het lang stil. Uit de antwoorden die
er vervolgens kwamen werd niet alleen duidelijk dat ze
een dergelijke vraag niet verwacht hadden, maar ook dat
ze zich deze vraag waarschijnlijk zelf nooit hadden
gesteld. De Koude Oorlog maakt simpelweg deel uit van
het curriculum omdat er een hoofdstuk aan gewijd wordt
in de methode of onderdeel is van het examenprogramma.
De vraag waarom dat zo is wordt niet gesteld en in hun
antwoord kwamen de collega’s dan ook niet veel verder
dan: Ik wil ze een overzicht van de Koude Oorlog
meegeven.
Ze gaven daarmee antwoord op het wat, maar niet op het
waarom. Maar juist het antwoord op de waarom-vraag zou
leidend moeten zijn voor het vervolg, voor de keuze van
het wat. En pas als je goed hebt nagedacht over waarom
je het onderwerp wilt behandelen en over de aard van het
conflict zul je je afvragen of je de behandeling van het
onderwerp begint in 1947 of al in 1917.
Als je antwoord hebt gegeven op de vraag naar het
waarom, naar het hoe en naar het wat, ben je klaar om
leerdoelen (en succescriteria te formuleren) (2).
De gouden cirkel van Simon
Sinek.
Nog een voorbeeld.
De Eerste Wereldoorlog
Wie de Eerste Wereldoorlog behandelt, besteedt aandacht
aan de oorzaken van de oorlog. Logisch toch? Maar is dat
wel zo vanzelfsprekend en wat beoog je dan met de
aandacht voor de oorzaken?
In een methode voor het voortgezet onderwijs wordt
uitgebreid aandacht besteed aan de oorzaken. Een van de
oorzaken die hierin genoemd worden is het nationalisme.
Uitgelegd wordt wat hieronder moet worden verstaan. Maar
wat niet wordt uitgelegd is hoe nationalistische
gevoelens hebben kunnen bijdragen aan het uitbreken van
de oorlog.
Over het begrip modern imperialisme, een tweede oorzaak,
wordt gezegd dat het gaat om het verwerven van kolonies.
Waarom die kolonies belangrijk waren (grondstoffen en
afzetmarkten) wordt niet vermeld. Wel wordt verteld dat
de Duitsers afgunstig keken naar Frankrijk en Engeland
omdat die landen, in tegenstelling tot Duitsland, wel
kolonies hadden. Daarnaast voelden de Engelsen zich
bedreigd omdat Duitsland in navolging van hen, ook een
vloot bouwde en daarom op zee een concurrent werd. Maar
leiden afgunst en ervaren concurrentie (normaal
gesproken) tot oorlog?
Eigenlijk kan die vraag ook gesteld worden ten aanzien
van nog een oorzaak, de wapenwedloop. Uitgelegd wordt
wat daaronder verstaan wordt en hoe hij is ontstaan. Er
wordt echter niet ingegaan op wat de wapenwedloop
uiteindelijk te maken had met het uitbreken van de
oorlog. Niet elke wapenwedloop leidt immers automatisch
tot oorlog, zoals we weten uit de wapenwedloop die
plaatsvond na de Tweede Wereldoorlog. Zelfs niet als er
sprake is van gespannen verhoudingen tussen twee, elkaar
vijandige, blokken. ‘Vaak wordt gedacht’, aldus Willem
Melching, ‘dat een ‘bewapeningswedloop’ en de
beschikbaarheid van grote hoeveelheden wapens en
miljoenen dienstplichtigen onvermijdelijk tot de Eerste
Wereldoorlog hebben geleid. In deze theorie is Duitsland
vrijwel altijd de schuldige, maar dat is een achterhaald
standpunt.’ (3) Een
evenwichtige wapenwedloop kan er zelfs aan bijdragen dat
er geen oorlog uitbreekt. Laten we opnieuw Melching aan
het woord: ‘Nog nooit waren er zulke omvangrijke en
gevaarlijke arsenalen als tijdens de Koude Oorlog, maar
die bleef - zoals bekend - koud. Met hetzelfde gemak kun
je de stelling zelfs omdraaien: een wapenwedloop leidt
in de regel tot meer stabiliteit, zolang de betrokken
politici het hoofd maar koel houden.’
Het aangaan van bondgenootschappen wordt als vierde
oorzaak genoemd. Vermeld wordt dat de, jaren eerder
gevormde bondgenootschappen, bijdroegen aan het
uitbreken van de oorlog: een aanval op een van hen werd
beschouwd als een aanval op alle. Dat bondgenootschappen
daarentegen ook een stabiliserende functie kunnen
hebben, wordt niet vermeld.
Het moge duidelijk zijn dat het voor leerlingen, op
basis van de informatie die de methode biedt, niet
eenvoudig zal zijn een gedegen verklaring te geven voor
het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog.
Het is overigens ook maar de vraag of het realistisch is
om van leerlingen te vragen zinnige uitspraken te doen
over mogelijke oorzaken van de Eerste Wereldoorlog. Op
de dag waarop het Duitse leger België binnenviel, zegt
Willem Melching (4),
begon het debat over de oorzaken van de oorlog. Een
debat dat tot op de dag van vandaag voortduurt. “Nog
altijd breken historici zich het hoofd over de Eerste
Wereldoorlog. Hoe kon een serie kleinere conflicten
escaleren tot een oorlog van een verwoestende omvang? En
wiens schuld was dat?”
Misschien is de belangrijkste reden voor het uitbreken
van de oorlog wel dat slechts weinig mensen in het begin
van de twintigste eeuw echt tegen het voeren van oorlog
waren. Zie bijvoorbeeld de volgende quotes uit het
artikel van Melching:
• Als er toch een oorlog moest komen, dan maar liever
nu!
• 'Duitsland heeft Rusland de oorlog verklaard. 's
Middags zwemles'
• Elk land zag een voordeel in een korte, offensieve
oorlog.
Misschien volstaat het om enkele twistpunten kort te
bespreken en duidelijk te maken dat een algemeen gevoel
van de noodzaak om een oorlog te verhinderen in nagenoeg
alle landen ontbrak.
Misschien is het zinvoller om meer aandacht te besteden
aan het (totale) karakter van de oorlog en aan de
gevolgen ervan, dan aan de oorzaken. In de woorden van
nogmaals Melching: “Deze oorlog veranderde het gezicht
van Europa en van de wereld definitief. Het meest
beschaafde werelddeel zakte weg in een modderpoel van
dood en verderf. De Eerste Wereldoorlog veranderde voor
altijd onze opvattingen over oorlog en over de rol van
oorlog in de politiek. De gevolgen waren enorm”.
Zonder deze oorlog, zegt Melching:
• was er geen Russische Revolutie uitgebroken;
• was er geen Mussolini geweest;
• was de opkomst van de Verenigde Staten als supermacht
veel langzamer verlopen;
• was Hitler niet aan de macht gekomen;
• had zich geen Holocaust voorgedaan.
Noten
1.
http://histoforum.net/examen/2013%20enquete-nieuw-centraal-examen-geschiedenis.pdf
4.
http://histoforum.net/2019/causaliteit2.html