Tulkens, Joris. Thomas More. Een leven in vijf vriendschappen.
Leuven, Davidsfonds, 2016, 255 blz.
Waardering: * * * * */ 5
.
.
Thomas More
Jos Martens bespreekt Thomas More: Een leven in vijf vriendschappen van Joris Tulkens en is zeer enthousiast.
Inhoud
Thomas More. Een leven in vijf vriendschappen
In de strijd tussen de machtige
en de machtelozen betalen de principiëlen het gelag. |
Net op tijd voor het Leuvense herdenkingsjaar van Vesalius in
2014 schreef Joris Tulkens zijn goed ontvangen
biografische roman over de laatste levensjaren van de grote
anatoom. Nu, twee jaar later, begeleidt zijn Thomas More het
stadsfestival in de universiteitsstad rond de verschijning van
Utopia, in 1516 gedrukt in Leuven door Dirk Martens, de eerste
gekende drukker van de Nederlanden. Voor de talrijke
activiteiten en twee grote tentoonstellingen was de befaamde
Italiaanse semioloog Umberto Eco (De naam van de Roos, 1980)
gevraagd als curator. Maar die overleed ondertussen zelf, 84
jaar oud, op 19 februari 2016.
Reeds eerder evoceerde Tulkens deze cruciale en aanvankelijk
hoopvolle periode in de intellectuele ontwikkeling van Europa in
De verloren droom van Pieter Gillis (2010), De
schaduw van Erasmus (Houtekiet 2006) en - nog veel vroeger-
In de ban van Mohammed (Manteau 1993), over de ten
onrechte relatief onbekende humanist Nicolaes Cleynaerts
(1493-1542), tevens de basis voor een
cd-rom van het Leuvense universitaire Maerlant Centrum en
een jarenlange reeks gesmaakte optredens met muzikale
omlijsting.
Omslag: portret van Thomas More
door Hans Holbein
Een leven in vijf
vriendschappen
1. Melitissime Thoma…
Niet toevallig is Desiderius Erasmus (1467-1536) de eerste van
die vriendenschare die voor het voetlicht treedt. De oud
geworden humanist verblijft ten huize Amersbach waar hij tot
zijn ontzetting in 1535 het nieuws verneemt van de
terechtstelling van ‘mijn domme, domme lieveling Thomas More’.
Zoals in elk van de hoofdstukken, zien we het verhaal door de
ogen van de hoofdpersoon, in dit geval dus Erasmus.
Erasmus en More waren al decennia goed vrienden en
gelijkgestemde zielen. De ‘Prins der Humanisten’ leerde de jonge
latinist More kennen in Londen, anno 1499, op een literaire
salonbijeenkomst. Dit werd het begin van een levenslange relatie
die, over de landsgrenzen en meningsverschillen heen, steeds
duurzaam bleef.
Thomas is de man die Erasmus op het idee bracht zijn Laus
Stultitiae (Lof der Zotheid) te schrijven. (p. 12)
Erasmus veranderde de titel in Moriae Encomium, “een
soortement Grieks” dat evenzeer ‘Lof van More’ kon betekenen (p.
31). “Wie had kunnen vermoeden dat dit bescheiden werkje mijn
grootste succes zou worden”, zegt Erasmus. De man schreef
duizenden brieven en een complete bibliotheek vol ernstige
folianten. Zijn Lof der Zotheid is het enige overblijfsel van
die gigantische productie dat elke scholier ook heden nog kent
en waaruit hij of zij vermoedelijk minstens een fragment heeft
moeten lezen!
De troonsbestijging van de jonge Hendrik VII in 1509 werd ook
buiten Engeland door zowat alle humanisten opgetogen begroet.
Erasmus werkt in Engeland verder aan zijn Moriae Encomium dat
hij in recordtempo voltooit.
Het volgende jaar wordt Thomas More advocaat van de Mercer’s
Companie (de Meerseniers of wolhandelaars) en kort daarop
onderschout van Londen, een taak die hij acht jaar zou
vervullen.
Wanneer Erasmus in de herfst van 1511 in Londen terugkeert, is
Mores echtgenote gestorven in het kraambed bij de geboorte van
haar vijfde kind en is More zelf binnen de maand hertrouwd met
de bazige weduwe Alice.
Erasmus krijgt de leerstoel Grieks aangeboden in Cambridge “waar
ik het grootste deel van mijn Nieuwe Testament heb
klaargestoomd” (p. 38), tenminste de Griekse versie.
In 1515 treft Erasmus More in Brugge, waar deze aan het hoofd
staat van een diplomatieke delegatie nieuwe
handelsovereenkomsten met de Bourgondische gebieden moest
onderhandelen. Tijdens een lange pauze in de zittingen raadt
Erasmus hem aan in Antwerpen een bezoek aan te brengen aan zijn
goede vriend Pieter Gillis en de groep oratores Latini,
die Gillis rond zich had verzameld.
Erasmus reist door naar Basel voor de uitgave van zijn
verbeterde Nieuwe Testament, dat hij veiligheidshalve Novum
Instrumentum heeft gedoopt. Terug in Antwerpen verneemt hij
dat More daar inderdaad geweest is en met Gillis en zijn
vrienden zeven weken gediscussieerd heeft over de inhoud van een
te schrijven boekje over het reilen en zeilen in een fictief
land, waar alle politieke, administratieve en godsdienstige
problemen waren opgelost: als het ware een zestiende-eeuwse
versie van Plato’s Republiek. Ze gaven het de titel Nusquama
(Nergensland). Erasmus reist More achterna naar Engeland.
Tijdens hun discussies vulden ze Nusquama aan en
veranderden de titel in Utopia, een Grieks neologisme dat zoveel
betekende als ‘geen plaats’. Erasmus vindt het prettige lectuur
die tot nadenken stemt, maar zou op Utopia niet willen leven.
Een punt als vrije keuze van godsdienst kan echter wel op zijn
goedkeuring rekenen. Hoewel dat niet strookt met Mores latere
handelswijze als kettervervolger.
In 1517 keert Erasmus een laatste keer naar Engeland. Thomas
More krijgt hij in die weken nauwelijks te zien doordat de
koning en kardinaal Wolsey steeds meer achter zijn veren zaten
om hem in te lijven in ’s konings dienst. Daarom besluiten
Erasmus en Pieter Gillis hem een dubbelportret van hen beiden op
te zenden, werkend in dezelfde studeerkamer, geschilderd door
Quinten Metsys.
De volgende jaren verliezen de vrienden elkaar wat uit het oog,
wegens de gestage maatschappelijke klim van More in dienst van
Hendrik VIII. Zij blijven nog in contact per briefwisseling en
door wat wederzijdse kennissen aan nieuwtjes aanbrengen.
In het verdere verloop van Erasmus’ relaas krijgen we in
parallelle montage uit zijn pen minstens evenveel over zijn
eigen levensloop en activiteiten te horen als over die van More,
met relevante informatie over wat hij als zijn levenswerk
beschouwde: een gezuiverde Latijnse uitgave van het Nieuwe
Testament dat de geconsacreerde versie moest vervangen van
Hiëronymus Vulgaat met al zijn fouten, weglatingen en
verschrijvingen die er in de loop der tijden waren ingeslopen.
Daarvoor zou hij later, in 1518, zijn Collegium Trilingue,
Drietalencollege, in Leuven oprichten voor de studie van de
bronteksten in Latijn, Grieks en Hebreeuws. (Dat door de
theologen van de universiteit op alle slinkse en andere wijzen
werd bestreden. In scherpe tegenstelling met de huidige houding
van de huidige KU Leuven.)
Hierover blijft hij kort. Meer lezen kan je in een vorig boek
van Tulkens De schaduw van Erasmus (2006).
Erasmus zal More nog eenmaal persoonlijk ontmoeten: op de
verkwistende vorstenconferentie tussen de Franse koning Frans I
en Hendrik VIII in de buurt van Kales (Calais – toen nog in
Engelse handen), bekend gebleven als het Goudlakenkamp (1520).
Erasmus is aanwezig als adviseur van Karel V, More als
vertrouweling van Hendrik en toen al lid van de Privy Council.
Vervuld van een donker voorgevoel volgt Erasmus de gestage klim
van zijn oude vriend, uiteindelijk lord chancellor, tot zijn
terechtstelling in 1535, omdat hij de eed van Hendrik niet wilde
afleggen.
“Waarom Thomas, waarom heb je die verdomde eed niet afgelegd?
[…] Had je misschien genoeg van het dubbelzinnige hofleven? En
wilde je afscheid nemen met een coup de théatre…? Of is
het baken dat je achterlaat, Thomas, dat in een wereld op drift
de nood aan standvastigheid groter dan ooit zal zijn?” (p. 51)
2. Omzien in bewondering (p.
53)
“Natuurlijk had ik wel eens gehoord van Thomas More.” Aan het
woord is Pieter Gillis, griffier van de stad Antwerpen, Petrus
Aegidius met zijn Latijnse humanistennaam, vriend van Erasmus en
centrale spil in een netwerk van Latinisten en kunstenaars,
verspreid over heel Europa.
In 1515 klopt More op aanraden van Erasmus voor onderdak aan in
Antwerpen bij Gillis, tijdens de lange pauze in de
onderhandelingen waarover eerder al sprake.
More betoont veel belangstelling voor de manier waarop justitie
in Antwerpen met misdadigers omging. In Londen werden zowel
moordenaars als kruimeldieven zonder veel omhaal terechtgesteld,
als afschrikking. Blijkbaar zonder succes, want hun aantal nam
jaar over jaar toe.
Tijdens de volgende weken komt bij Gillis een groep vrienden
samen om te discussiëren over maatschappelijke problemen. More
vergelijkt de Antwerpse situatie met de Londense, die hij als
onderschout zeer goed kent. Blijkt dat er in Antwerpen op vijf
jaar tijd een twintigtal terechtstellingen waren, tegen
geregelde massale groepsexecuties in Londen. (Leid hier ten
onrechte niet af dat Antwerpen zoveel humaner was dan Londen:
wrede straffen in overvloed: radbraken, levend zieden (koken) in
water of olie voor valsmunters, levend begraven… een
onuitputtelijke reeks!)
More is vol bewondering voor de opvallende groei en bloei van
Antwerpen. Hij vindt een aantal aspecten van het leven in de
Scheldestad veel beter georganiseerd dan in Londen en zijn
vaderland in het algemeen. Uit de gezapige tafel- en
wandelgesprekken met Gillis en zijn vriendenkring rijpt het idee
voor een boekje dat als het ware een tegenhanger moet vormen van
Erasmus’ Lof der Zotheid. Als titel komt uiteindelijk
Nusquama (Nergensland) uit de bus. More start zijn
verhaal dan ook in Antwerpen, waar hij voor de nog onvoltooide
Onze-Lieve-Vrouwekerk (pas kathedraal, na de kerkelijke
herschikking van de Nederlanden in 1559) zijn vriend Pieter
Gillis ontmoet, in gesprek met een zeeman, Hythlodaeus
(Praatjesmaker). Die heeft op reis met de beroemde Italiaanse
ontdekkingsreiziger
Amerigo Vespucci het eiland Utopia beozcht en verbleef er
vijf jaar.
De avond voor het vertrek van More uit Antwerpen suggereert
Gillis tijdens het afscheidsmaal om de titel te veranderen in
Utopia – een Grieks woord, maar met een Latijnse vrouwelijke
uitgang, omdat het boek nu eenmaal in het Latijn zal geschreven
zijn. Als More dat doet, belooft Gillis een Utopisch alfabet te
ontwerpen en in het Utopisch een vierregelig gedicht te
schrijven, dat op de eerste bladzijde kan gepubliceerd. Aan hun
vriend, de beroemde schilder Quinten Metsys kunnen ze vragen om
een kaart te tekenen van het denkbeeldige eiland en aan een
andere goede vriend, Dirk Martens, om het boek te drukken. En zo
geschiedt, wanneer Gillis in 1516 het boekje ontvangt, amper 54
bladzijden dun.
Kaart van het eiland Utopia (l.)
en Utopisch alfabet met vierregelig gedicht in het Utopisch, met
transcriptie en Latijnse vertaling (r.) in de eerste druk door
Dirk Martens, Leuven, december 1516.
De ontvangst van Utopia was overweldigend. De beroemde
Franse drukker Budé somt drie kenmerken op die van het boekje
tot een baanbrekend werk verhieven:het pleidooi voor de absolute
gelijkheid van alle schepselen Gods (niet vanzelfsprekend in de
hiërarchische maatschappij met haar klassenverschillen); de
onvoorwaardelijke liefde voor rust en vrede, een zeldzaam goed
in deze nieuwe tijd; de ondubbelzinnige afkeer van de auteur van
al wat goud en zilver is (p. 81).
In de lente van 1517 stelt Erasmus aan Pieter Gillis voor om
More als geschenk een dubbelportret van hen beiden aan te
bieden, een diptiek, met beiden aan het werk in dezelfde kamer,
aan dezelfde tafel. Quinten Metsys is bereid het te schilderen,
voor de aanzienlijk som van 30 Rijnse gulden. (De twee
luiken raakten later gescheiden. Tulkens gebruikte het portret
van Gillis als omslag voor zijn boek over de Antwerpenaar; dat
van Erasmus raakte uiteindelijk in de verzameling van de Britse
koningin Elisabeth II. Ze zouden pas weer verenigd worden voor
de grote Utopia-tentoonstelling in het Leuvense Museum M, eind
2016).
Rechter luik van het door Quinten
Metsys geschilderde dubbelportret, dat Erasmus en Gillis als
geschenk naar More zonden.
Het jaar 1517 verloopt voor Gillis en zijn literaire kring in
een sfeer van euforie: een nieuwe maatschappij was
onherroepelijk in aantocht.
‘Zo enthousiast waren we dat we de sluipende onverdraagzaamheid
niet opmerkten, die zich langzamerhand in de hoofden van de
kerkelijke prelaten nestelde’ (p. 87).
Het voorspel vond plaats in Leuven, in de lente van 1518.
Erasmus besluit namelijk zijn Collegium Trilingue op te richten,
wat op toenemende weerstand kan rekenen van vooral de theologen.
In 1519 veroordelen de theologen van Keulen en Leuven Luther als
ketter. Ook in de Nederlanden begint een toenemende ketterjacht.
In 1520 volgt in Brussel de eerste terechtstelling van twee
Antwerpse augustijnen, die hun Lutherse opvattingen niet wilden
herroepen. De euforie was voorbij. Voorgoed. In de volgende
jaren verhardt Thomas More zijn religieuze standpunten, parallel
met zijn klim op de maatschappelijke ladder: lid van de Privy
Council van Hendrik VIII, lord chancellor.
Gillis verliest zijn eerste vrouw, kort daarna zijn tweede en
veel van zijn vrienden, onder wie ook Quinten Metsys. Hij leeft
nog lang genoeg om mee te maken dat More in ongenade valt bij de
koning. Pieter Gillis zou overlijden in november 1533 op
47-jarige leeftijd, minder dan twee jaar voor de executie van
Thomas More.
3. Mijn vriend, mijn raadsman,
mijn kwelgeest (p. 103)
De derde vriend… Aan het woord is verrassend genoeg niemand
minder dan… Hendrik VIII!
Ook Hendrik kende zowel Erasmus als More al vele jaren, van in
zijn kindertijd.
In 1509 bestijgt hij de troon, na de dood van zijn oudere broer
Arthur en zijn vader, Hendrik VII. De knappe jonge koning
belichaamt voor zijn onderdanen de hoop op vrede en
gerechtigheid, de belofte van een nieuwe gouden eeuw.
More verzekert de koning dat hij geen tegenstander is van oorlog
‘als die tot een blijvende vrede leidt’ (p. 114). Toch raadt hij
Hendrik een inval in Frankrijk af, die inderdaad slecht afloopt
voor de Engelsen. De koning vertrouwt More verscheidene delicate
opdrachten toe, onder meer de onderhandelingen met de
Bourgondiërs. Het is op deze tocht dat More in contact komt met
Pieter Gillis, met ‘het boekje’ Utopia tot gevolg.
Kort daarop benoemt de koning hem tot een van zijn
secretarissen. De concrete aanleiding is het optreden van
Luther. (1517 - Zoals meestal vermeldt Hendrik ook hier geen
datum.) Van meetaf bestrijdt Hendrik de leerstellingen van
de hervormer, wat hem in 1521 vanwege paus Leo X de titel
oplevert Defensor Fidei (Verdediger van het Geloof).
‘Van de weeromstuit verhief ik mijn secretaris (More) in de
adelstand’ (p. 128). Hij krijgt de uitdrukkelijke opdracht alles
wat met Luther te maken had te bestrijden. ‘Openbare
verbrandingen van boeken en personen mochten niet ontbreken’
(p.129). En More kwijt zich met zeer veel ijver gedurende jaren
van zijn taak.
Doch Hendrik zit ondertussen met een persoonlijk probleem: zijn
gemalin Catharina, weduwe van zijn overleden broer en tante van
keizer Karel V, slaagt er niet in hem een mannelijke
troonopvolger te schenken. Een gewetensprobleem zegt hij zelf.
Dus wil hij van haar scheiden. (Dat Ann Boleyn ondertussen op
het toneel verschenen was, vermeldt de koning hier gemakshalve
maar helemaal niet.)
De onderhandelingen van de oude lord chancellor kardinaal
Wolsey, met de afgevaardigde van de paus lopen uit op een
sisser. Geen scheiding. Hendrik ontslaat Wolsey, die More als
zijn opvolger aanbeveelt, tot tevredenheid van de koning. More
wordt dus in 1529 lord chancellor. Tussen de regels door
vermeldt Hendrik luchtigjes de Sacco di Roma, de
plundering van Rome en de moordpartijen door de lutherse troepen
van Karel V (1527)
In 1531 verstoot Hendrik zijn koningin en wordt de facto
hoofd van de Engelse kerk. Tegen zijn verwachting in heeft More
hem tot zijn groot vorstelijk ongenoegen hierbij niet gesteund.
More begint Hendrik steeds sterker op de zenuwen te werken.
Thomas Cromwell, voormalig secretaris van Wolsey, krijgt bevel
van hem af te raken. Volgens Hendrik is Cromwell ‘echt een man
van de nieuwe tijd, iemand die de polsslag van de samenleving
goed aanvoelde.’ In 1530 maakt hij hem lid van zijn
PrivyCouncil.
In 1532 reeds neemt More ontslag.
4. Van alle markten thuis (p.
151)
‘Eindelijk. Het wordt tijd dat ik ook eens aan het woord mag
komen. Ik weet immers precies hoe in deze affaires fictie en
realiteit uit elkaar moeten worden gehouden’.
Een nieuwe vriend aan het woord? Nauwelijks. Op zijn beurt komt
Cromwell zijn duit in het zakje doen, de man die de strategie
voor Mores val uittekende.
Thomas Cromwell is een van de onsympathiekste personages uit de
Engelse 16de eeuw. Hilary Mantel mag hem dan al genuanceerd en
met sympathie hebben getekend in haar twee Booker-Prijs winnende
romans, hier komt hij in zijn eigen woorden en taalregister toch
weer naar voor als de boerse, eeuwige platte opportunist, die
hij vermoedelijk was, ongeacht zijn werkelijke ideologische
ideeën.
Thomas Cromwell (1485-1540) door
Hans Holbein
Als secretaris van een Engelse aartsbisschop verblijft hij in
Rome en maakt uitvoerig kennis met de achterkamers van het
Vaticaan. Een ervaring die zijn verdere leven bepalend zou
tekenen.
‘Erasmus is in Rome geweest en kwam gedegouteerd terug naar
huis. Luther bezocht Rome en zwoer na zijn terugkeer zijn
vertrouwde kerk af. Cromwell deed Rome aan en hij verloor er
voor altijd zijn geloof in de paus en zijn heilige
parafernaliën’ (p. 154).
Na een gelukte toespraak in het Lagerhuis verwijst Cromwell
terloops naar Wolseys kansen bij een eventuele volgende
pauskeuze, als de Nederlandse paus Adrianus VI zou overlijden:
“Neem van mij aan dat hij vergiftigd werd door welgedane
Italiaanse kardinalen die heimwee hadden naar de feesten van Leo
X.” Dat is al eeuwenlang de algemeen verspreide opvatting van
veel historici, doch niet van Michiel Verwey, in zijn recente en
gedegen biografie van de paus. Hij is van oordeel dat
Adrianus stierf aan een nierkwaal.
1528 is een rampjaar voor Cromwell, zowel persoonlijk als
professioneel. Hij verliest zijn geliefde echtgenote Elisabeth
en dochters Anna en Grace. En dan volgt de val van zijn baas
Wolsey, omdat die niet slaagde in de onderhandelingen voor de
ontbinding van Hendriks huwelijk.
‘Ikzelf was behoorlijk onder de voet van het plotseling
verdwijnen van mijn baas, maar overlever als ik ben, slaagde ik
erin Hendriks aandacht te trekken.’
Voor Cromwell begint een nieuwe carrière, die hem tot de hoogste
toppen zal brengen in opvolging van More, en later eveneens op
het schavot, net als zijn voorganger!
Voorlopig adviseert hij de koning om More voorzichtig aan te
pakken: hij is algemeeen bekend in binnen- en buitenland, heeft
Engeland grote diensten bewezen. En hij heeft de Utopia
geschreven (p.169).
More blijft zich echter verzetten tegen de plannen van de
koning. Zijn val is dus onvermijdelijk. Volgens Cromwell was de
oorzaak van Mores koppigheid ‘laag bij de grondse
overlevingsdrang. …en ik kan het weten, want ik heb mijn hele
leven nooit anders gedaan’ (p. 173). Of: zoals de waard is,
vertrouwt hij zijn gasten.
De afloop van het verhaal is gekend: listig als een slang en
even giftig weet Cromwell de wensen van de koning te vervullen:
de immer voorzichtige More belandt in de Tower en uiteindelijk
op het schavot.
‘Ik weet dat ik de geschiedenis zal ingaan als handige
duivelstoejager. Maar een machtswellusteling die de koning op
zijn wenken bediende, was ik ook niet. Want je kunt wel zeggen
dat de moreel hoogstaande Thomas More in alles wat hij deed het
landsbelang diende, maar wat denkt u dat ik intussen deed?’ (p.
190)
Slotzin van zijn relaas. Een verdiend grafschrift? Inderdaad, de
geschiedenis zal oordelen.
Wie meer wil weten over Cromwell, verwijzen we naar de twee
boeken van Mantel en/of de zesdelige BBC-reeks Wolf Hall
(2015), een verfilming van de romans.
5. Mijn vader en ik (p. 191)
Dit hoofdstuk opent met een lange brief van More aan zijn
lievelingsdochter Meg vanuit de Tower.
Meg en de kinderen die na haar komen krijgen een zeer gedegen
opvoeding, zeker voor meisjes ongewoon in het Engeland van die
tijd. Amper volwassen gold ze als de geleerdste vrouw van het
hele land. Toen ze drie jaar was kon ze al de fabels van Aesopus
lezen.
‘Latijn was uiteraard een hoofdvak voor ons, maar ook Grieks
werd niet verwaarloosd’ (p. 195). Voor ze terugkeert naar het
heden en de Tower, vertelt ze over de strakke dagindeling en het
ascetisch leven van haar vader.
Ze vraagt een onderhoud aan met Cromwell. Die staat haar toe
More papier en schrijfgerief te bezorgen, op voorwaarde dat ze
hem overhaalt om toch de eed af te leggen. Daartoe krijgt ze
dagelijks toegang tot de cel en het gevangenisregime van haar
vader wordt zeer versoepeld.
Maar zoals de geschiedenis ons verhaalt: More bleef bij zijn
standpunt. Hij vreesde alleen de onwaardige en barbaarse
folterende straf wegens hoogverraad. (Die zou pas in 19de
eeuw afgeschaft worden door de jonge koningin Victoria en
ondermeer vervangen door verbanning naar Australië.)
Na een schijnproces wordt hij op 6 juli 1535 – bij wijze van
koninklijke goedgunstigheid- ‘allleen maar’ onthoofd. Meg is
niet naar de terechtstelling durven gaan; alleen Mores
aangenomen dochter Margaret Giggs is getuige van zijn einde.
Meg besluit: ‘De onbuigzaamheid van mijn vader was geen
obstinate kortzichtigheid, maar bezorgdheid voor het enige wapen
dat de machtelozen hebben in hun strijd tegen de machtigen: het
recht; Wetteksten waren voor mijn vader heilig. […] Zo was
Thomas More, zo was mijn vader. En zo wil ik dat het nageslacht
hem gedenkt’ (p. 244).
6. Recht van antwoord (p. 245)
‘Het is beter te sterven dan als een dode verder te moeten
leven.’ (Seneca)
Dit is de apologie van Thomas More. Hier verdedigt hij zijn
standpunten en levenshouding.
Ongetwijfeld vertolkt de auteur bij monde van More in dit
hoofdstuk heel wat eigen opvattingen onder invloed van recente
ontwikkelingen. Ze konden inderdaad rechtstreeks van More
afkomstig zijn. Enkele van de meest relevante zijn bovenaan
onder de titel geplaatst als een soort motto voor het geheel. Ze
bewijzen eens te meer hoe brandend actueel Mores Utopia de
discussie een half millennium na verschijning nog op scherp kan
stellen.
Een Nawoord van amper één bladzijde sluit het boek af. Nooit
geweten dat de overblijvende familie van de Mores na de dood van
Hendrik VIII (1547) naar de Nederlanden vluchtten, meer bepaald
naar Leuven, waar hun kinderen aan de universiteit studeerden of
als kloosterling intraden in wat later het ‘Engels klooster’
genoemd werd.
(Thomas More is vier eeuwen na zijn dood in 1935 door paus
Pius XI heilig verklaard. Niet toevallig in een tijd die bij de
opkomst van het fascisme in Italië en Hitlers nazisme in
Duitsland een lichtend voorbeeld zocht voor de vele mensen in
gewetensnood. Hij wordt gevierd op 22 juni.)
De beroemde tekening die Holbein
maakte als voorstudie voor een groepsportret van Thomas More en
zijn hele familie in 1527, niet lang na zijn aankomst in Londen.
Het eigenlijke schilderij is verloren gegaan of werd misschien
nooit geschilderd. Op de tekening zijn correcties genoteerd, die
More vermoedelijk wilde laten aanbrengen. Merk de klok,
prominent boven in het midden: een belangrijk statussymbool. Op
een later hierop gebaseerd groot schilderij (zie hieronder) is te zien dat ze slechts één wijzer heeft, zoals alle
uurwerken in deze periode.
Schilderij van Rowland Lockey rond 1593, naar de tekening van Hans Holbein. Een latere versie van dit schilderij hing op de tentoonstelling Op zoek naar Utopia, zie Visioenen van een ideale wereld?
Bespreking & Historische
achtergrond
Meer nog dan in
Vesalius of
De verloren droom van Pieter Gillis beweegt Joris
Tulkens zich hier heen en weer over de grens tussen fictie en
geschiedschrijving.
De hele geschiedenis is afwisselend gezien door de ogen van
Erasmus, Gillis, More, hun omgeving en vijanden, waardoor je op
een zeer directe wijze verzeilt in de maatschappij van de 16de
eeuw. De vijf verhalen plus More zelf in zijn uitvoerige ‘Recht
van antwoord’ leveren evenzoveel diverse standpunten en
invalshoeken op, die elkaar soms gedeeltelijk overlappen, doch
als een puzzel, een caleidoscoop het geheel tot een goed –of
liever tragisch- einde brengen. Typerend is het relaas van
Erasmus en Pieter Gillis. De oude Erasmus, die zelf een jaar na
More zal overlijden in 1536, verneemt het bericht van diens
executie. Pieter Gillis heeft sombere voorgevoelens over de
wending in het lot van More sedert ze samen Utopia
bekokstoofden, maar de afloop kent hij niet, omdat hij in 1533,
bijna twee jaar voor More, zelf overlijdt.
Het meest aangrijpend is het verslag van Mores laatste maanden
door zijn lievelingsdochter Meg. Zij troost haar vader in de
Tower en is tot veel vernedering bereid om hem vertroosting te
kunnen schenken in zijn gevangenschap. Ondertussen vertelt ze
evenzeer met veel concrete details over haar vaders actieve
jaren, zijn werkwijze, dagindeling. En de manier waarop hij de
opvoeding van zijn hyperintelligente dochter organiseerde.
Stijl & taal
Elk van de afwisselende hoofdpersonen krijgt een eigen
taalregister toebedeeld– iets wat door veel schrijvers over het
hoofd wordt gezien. De spreekwijze van Hendrik of Cromwell wijkt
af van die waarop More en Gillis zich uitdrukken.
Tussen Erasmus en Gillis is er weinig verschil in taal: zij zijn
gelijkgestemde ‘oratores Latini’ die streven naar het deftige
‘perfecte Latijn van Cicero’.
Koning Hendrik, die nochtans eveneens faam genoot als Latinist,
debiteert meestal los uit de pols, stapt luchtig over een aantal
dingen heen, geeft opvallend weinig of geen data, net of het hem
niet interesseert, of hij hoog boven al die futiele
gebeurtenissen verheven is.
Cromwells stijl is cynisch, zichzelf goedpratend, More en
anderen beoordelend naar zijn eigen platvloerse opportunistische
morele opvattingen. “Ik ben een overlever.” Daarrond draait zijn
hele handelen, al zal het hem uiteindelijk niets helpen. Maar
dat einde valt buiten het chronologisch bestek van dit boek.
Dit is eerder een ideeënroman, zonder echte klassieke
spanningsboog. Doch hij biedt de evocatie van een volledig
tijdsgewricht. Met dien verstande: niet van een hele
maatschappij, maar van een betekenisvolle uitsnit, namelijk de
humanisten en machtshebbers.
Toch blijft het essentiële verschil tussen non-fictie en fictie
overeind: de factor inleving. Prominente actoren als Thomas
More, Erasmus en Hendrik VIII zijn ineens niet zomaar
historische figuren, maar mensen van vlees en bloed. Ondertussen
krijgen zelfs kenners een dieper inzicht in het levenswerk van
Erasmus en More, en hoe dat later uitliep op het tegengestelde
van hun bedoelingen: godsdienstvervolgingen en bloedbaden. Eén
les leert de geschiedenis ons immers: degenen die proberen
tolerantie te prediken via kennis en argumentatie, belanden
nagenoeg altijd in het verliezende kamp; het is steeds de
fanatieke minderheid die het pleit wint. Dat was toen zo en nog
steeds.
Tekenend is bijvoorbeeld de manier waarop de Utopia van
More geleidelijk groeit uit de gezapige gesprekken van de
vriendenkring, waarbij iedereen zijn steentje bijdraagt. Net
alsof je aanwezig bent en mee rond de tafel de inhoud van het
befaamde ‘gouden boekje’ vorm geeft.
Eens te meer sta je als lezer in bewondering voor de ruime
eruditie van de auteur en zijn gedegen kennis van de besproken
werken. Dit is geen pronken met weetjes. In tegendeel, Tulkens
vermijdt zoveel mogelijk het uitstallen van schoolmeesterachtige
pedanterie.
Ondertussen maak je echter wel kennis met de genese van een
aantal belangrijke werken die voor ons vaak niet meer betekenden
dan een titel of een droge vermelding in een cursus.
Niet onbelangrijk in een tijd als de onze, waar terecht geklaagd
wordt over het verloren gaan van een schat aan verhalen die vele
eeuwen lang tot de vanzelfsprekende culturele bagage behoorden,
van de hele Bijbel over de Olympus tot koning Arthur en zo
verder. Een klacht die je zelfs hoort over historici in
opleiding, die evenmin nog weten waar Abraham de mosterd haalt!
Je krijgt net als in zijn vorige romans sterk de indruk dat
Tulkens het tot zijn taak rekent die oude erfenis in extremis
over te dragen, op een ogenblik dat ze definitief dreigt te
verdwijnen uit het collectieve onderbewuste van de Atlantische
beschaving. En daarin is hij andermaal met glans geslaagd!
Website
van de auteur
Tips voor verdere informatie &
Didactische wenken
Veel kans dat je als lezer de gelegenheid wil aangrijpen om meer
te weten, niet alleen over Utopia, maar over de tijd en de
tijdgeest, zoals het opzet is van de Leuvens tentoonstellingen
rond Utopia (eind 2016 – januari 2017).
Meer hierover bij het artikel over de catalogus in Visioenen
van een ideale wereld? Het wereldbeeld van Thomas More en zijn
Utopia.(bespreking volgt)
Alleen al op Histoforum, alleen al op naam van Joris Tulkens
tref je voldoende materiaal om het hele tijdsgewricht van Thomas
More en zijn netwerk van humanisten te evoceren en te verweven
tot een veelomvattend en multimediale hypertekst.
De
verloren droom van Pieter Gillis. Historische roman
over Antwerpen tussen Reformatie en humanisme (2010),
De schaduw van Erasmus (Houtekiet 2006); over Erasmus
en voornamelijk het Collegium Trilingue in Leuven.
In de ban van Mohammed (Manteau 1993), over de ten
onrechte relatief onbekende humanist Nicolaes Cleynaerts
(1493-1542), tevens de basis voor een
cd-rom van het Leuvense universitaire Maerlant Centrum en
een jarenlange reeks gesmaakte optredens met muzikale
omlijsting.
De romans bevatten geen illustraties, op de portretten van de
omslagen na. Een nadeel? Ook een voordeel. Tulkens nodigt je uit
om meer op te zoeken en te integreren in je persoonlijke
kennispakket.
De site van Koninklijke Bibliotheek van België geeft een korte,
uitstekende inleiding over de eerste druk van de Utopia.
Je kunt hier tevens het hele boekje doorbladeren, weliswaar in
zijn originele, Latijnse vorm. De
Koninklijke Bibliotheek bezit twee van de ca. 30 nog
bestaande exemplaren.
Ideaal is natuurlijk als je de catalogus van de grote Leuvense
More-tentoonstelling Op zoek naar Utopia naast de
romans kunt leggen om je letterlijke tijdsbeeld te
vervolledigen. Zelfs dat zal niet voldoende zijn, omdat een
aantal eenmalige beelden op hun beurt veel ruimere aspecten van
het wereldbeeld suggereren, maar niet uitdiepen. Vandaar de
lijst films, romans en naslagwerken hieronder. Natuurlijk vind
je veel via Wikipedia waarvan de lemma’s die we controleerden
behoorlijk nauwkeurig zijn.
Buiten de (dure) catalogus is er ook een gratis app
over Museum M en de tentoonstelling, te verkrijgen via de
Apple-store. Hierin zijn 31 topstukken belicht, vaak met
gesproken commentaar uit de audiogids en minder vaak ook met
filmpjes. Hoe lang deze app beschikbaar blijft, valt af te
wachten. Advies: haast u!
Over Hendrik VIII is enorm veel en gevarieerd materiaal
beschikbaar. Met alle mogelijkheden die dit creëert voor lezers,
leesclubs of didactische toepassingen voor begeleid zelfstandig
werken bij studenten. De recente en regelmatig heruitgezonden
tv-reeks De Tudors is niet opgenomen, omdat we ons ergerden aan
de fysionomie van de hoofdpersonen plus de overmatige seks- en
geweldexploten.
Een lacune in romans en tentoonstelling is de muziek.
In het verleden gebruikten we een oud in Engeland gekocht
45-toerenplaatje (op cassette gezet) The Six Wives of Henry
VIII, met stukjes door Hendrik zelf gecomponeerd en The
A-La-Mi-Re Manuscripts (zie verder).
De muziek bij ondermeer de balscènes in de films kan eveneens
van nut zijn.
Wanneer je in een leersituatie werkt is over Utopia zelf een
ronde waardeverduidelijking en
actualiseren beslist nodig na de voorbije rampzalige
jaren. De hele problematiek van dit boekje is sinds het
verschijnen in de afgelopen vijfentwintig jaar alleen maar
prominenter op de voorgrond getreden en in een stroomversnelling
terechtgekomen. Denk aan de klimaatconferenties, de aanslagen,
IS, het ‘post truth’- tijdvak (vol leugens en
nep-nieuwsberichten), de om zich heen grijpende ‘graaicultuur’
enz.
Romans
Hilary Mantel, Wolf Hall, Utrecht, Uitg. Signatuur,
e-boek 2012 & Het boek Henry (vertaling van Bring Up the
Bodies door Ine Willems), Utrecht, Uitg. Signatuur, e-boek
2012 – Mantel won met beide boeken de Booker-Prijs, in 2009 en
2012. Hier wordt More erg onsympathiek voorgesteld als fanatieke
ketterjager, waarmee ze vermoedelijk eerder de anglicaanse
traditie vertolkt. Tot nu toe (december 2016) twee delen van wat
bedoeld is als een trilogie. Het derde deel loopt vertraging op,
omdat de schrijfster in Brugge Vlaamse archiefstukken wilde
bestuderen, waarop haar door lezers is gewezen.
Christopher Sansom,
Kloostermoord, Utrecht, De Fontein, 2011, 415 blz.
Christopher Sansom,
Het zwarte vuur, Utrecht, De Fontein, 2011, 558
blz.
Christopher Sansom,
Advocaat van kwade zaken (Shardlake 3), Utrecht, De
Fontein, 2012, 624 blz..
Met zijn Shardlake-boeken zal Samsom vermoedelijk nooit de Man
Booker- Prize winnen, zoals Hilary Mantel, maar ze zijn daarom
niet minder leesbaar en informatief.
Philippa Gregory, De zusjes Boleyn, Amsterdam, De
Boekerij, 2008. Verfilmd als The Other Boleyn Girl
(2008) (zie bij Films)
Philippa Gregory, De erfenis van de Boleyns, 2010.
Michiel Verwey,
Adrianus VI (1459-1523). De tragische paus uit de
Nederlanden, Antwerpen - Apeldoorn, Garant, 2011, 159 blz.
Brigitte Raskin, Hartenheer. Een koningsverhaal,
Leuven, Van Halewyck, 2001, 255 blz.
Brigitte Raskin, De gestolen prinses, Leuven,
Davidsfonds/Infodok, 2009, 175 blz.
(over Christiaan II van Denemarken – het prachtige portret van
zijn dochtertje Dorothea fungeert als affiche van de
tentoonstelling Op zoek naar Utopia en als omslag van
de catalogus)
Films
Zie op
deze site de televisieserie Hendrik VIII uit 2003.
Eveneens: The six wives of Henry VIII, BBC 2008,
speelduur 6 x 90 minuten. Dit is de magistrale zesdelige
BBC-minireeks uit 1970, nu opnieuw verkrijgbaar op 3 DVD’s.
Hoofdrol: Keith Michell. Telkens staat een van de vrouwen
centraal, zoals bij Christopher Sansoms Shardlake-verhalen
minstens gedeeltelijk eveneens het geval is.
A Man for All Seasons. Britse dramafilm uit 1966 onder
regie van Fred Zinnemann. Gebaseerd op het
gelijknamige toneelstuk van
Robert Bolt. Speelduur 120 minuten
De film won 5 Oscars in 1966, waaronder voor beste film, beste
regie (Zinnemann) en voor beste mannelijke hoofdrol (Scofield).
Wanneer koning Hendrik VIII zich wil afscheiden van de paus en
de katholieke Kerk om zijn eigen staatskerk te starten, wendt
hij zich tot Thomas More voor steun. More houdt echter vast aan
zijn principes en besluit Hendrik VIII niet te steunen, wat hem
in direct conflict brengt met de koning.
The Other Boleyn Girl (2008) – speelduur: 110 minuten;
Gebaseerd op de gelijknamige roman van Philippa Gregroy
(vertaald als De zusjes Boleyn) over Mary, de zus van
Ann, die haar voorgangster was als maîtresse van Hendrik VIII.
Met Natalie Portman en Scarlett Johansson.
Wolf Hall (2015) – zesdelige BBC-reeks, gebaseerd op de
twee romans van Hillary Mantel.
Websites
Meer over Vespucci: deel I, De wereld in Kaart, in:
Waldseemüller en de geboorte van ‘America’
(2003-04).
Humanistische netwerken en de connectie Gillis – Erasmus – More
zie: deel III, De Franse gezanten, 07 Netwerken, in:
Waldseemüller en de geboorte van ‘America’.
Over Hans Holbein en zijn tijd in Engeland vind je eveneens meer
in
Holbeins De Franse gezanten.
Op Histoforum staat een leereenheid via beschrijving van het
schilderij
De
gezanten met een bijbehorende PowerPoint presentatie.
Alsje meer wil weten over leven en huisinrichting van gewone
mensen, weliswaar in de Nederlanden: Joos deRijcke-site
Bouwen en wonen – Interieurs.
Of: Dubbe, B.,
Huusraet. Het stedelijk woonhuis in de Bourgondische tijd,
Hoorn, Uitg. PolderVondsten, 2012, 276 blz.
Poortvliet, Rien, De tresoor, Kampen, Kok, 1991, 208
blz. Charmant en degelijk werk van de grote Kaboutertekenaar.
Moeilijk nog te vinden en tot op dit ogenblik helaas nog niet
herdrukt.
Naslagwerken
BLOCKMANS, W., Keizer Karel V 1500-1558: de utopie van het
keizerschap, Leuven, Van Halewyck, 2000, 286 blz. –
heruitgegeven als Karel V. Keizer van een wereldrijk, Omniboek
2012, ook als e-boek.
DE IONGH, J., De Hertogin. Margaretha van Oostenrijk,
Hertogin van Savooie (1480-1530), Amsterdam, Querido, 1981,
4de druk, 512 blz.
DELMARCEL, G., Koninklijke pracht in goud en zijde. Vlaamse
wandtapijten van de Spaanse Kroon,
tentoonstellingspublicatie, Mechelen, 1993.
DELMARCEL, G., Los Honores. Vlaamse wandtapijten voor keizer
Karel V, tentoonstellingspublicatie, Antwerpen, Pandora,
2000. Een korte bespreking op de Joos de Rijcke-site.
EICHBERGER, D. (redactie), Dames met Klasse. Margareta van
York en Margareta van Oostenrijk,
Tentoonstellingspublicatie, Davidsfonds, Leuven, 2005, 367 blz.
– verschillende hapklare en didactisch bruikbare modules
ROEGIERS, Jan (red.), Meten en weten. Gemma Frisius
(1508-2008), tentoonstellingspublicatie, Leuven, KULeuven,
2008, 48 blz.
SCHREURS, E. (red), De schatkamer van Alamire. Muziek en
miniaturen uit Keizer Karels tijd,
tentoonstellingspublicatie, Leuven, Davidsfonds, 1999, 167 blz.
SOLY, H. & J. VAN DE WIELE (ed.), Carolus. Keizer Karel V
(1500-1558), Tentoonstellingspublicatie, Gent, 1999, 367
blz.
VANPAEMEL, G. & T. PADMOS, Wereldwijs. Wetenschappers rond
keizer Karel, Leuven, Davidsfonds, 2000.
Muziek
The A-La-Mi-Re Manuscripts. Flemish Polyphonic Treasures for
Charles V, CD 62 minuten, door Capilla Flamenca, Naxos,
1999.
Jos Martens, 28 december 2016