artikelen over geschiedenis didactiek
Visioenen van een ideale wereld?
Inhoud
Visioenen van een ideale wereld?
Het wereldbeeld van Thomas More en zijn Utopia (1516)
Erasmus’ Lof der Zotheid was
nooit bedoeld om te worden uitgevoerd, terwijl
mijn Utopia op zijn minst een droombeeld wilde
zijn van een betere samenleving. (JorisTulkens,
Thomas More. Een leven in vijf vriendschappen
p. 247)
2016 was een jaar van overlijdens en herdenkingen. Voor
polyvalente supersterren als David Bowie (1947 - 10
januari 2016), Prince (1958 – 21 april 2016), Leonard
Cohen (1934 - 7 november 2016) en, dichter bij ons,
Toots Thielemans (1922 – 22 augustus 2016) is haast
overmatig wereldwijd gerouwd door hele horden fans, die
hun verdriet uitdrukten met bloemen, kaarsen, dans en
zang
Hier beperken wij ons tot twee belangrijke evenementen
in de culturele sector: Jeroen Bosch, van wie het
overlijden in 1516 met overdonderend succes gevierd is
in een ‘once in a lifetime’ tentoonstelling in ’s
Hertogenbosch, geopend door koning Willem-Alexander in
hoogsteigen persoon; voor de activiteiten rond de
uitgave van Thomas Mores Utopia in de
universiteitsstad Leuven, eind 2016, was de befaamde
Italiaanse semioloog Umberto Eco (De naam van de
Roos, 1980) gevraagd als curator. Maar die overleed
ondertussen zelf, 84 jaar oud, op 19 februari 2016.
De reeds lang volledig uitverkochte
Bosch-tentoonstelling klokte zondag 8 mei 2016 af op
421.700 bezoekers.
De tentoonstelling Op zoek naar Utopia, in
Museum M liep van 20 oktober 2016 tot 17 januari 2017.
Ze sloot op 90.137 bezoekers.
Het hele stadsfestival trok een recordaantal van meer
dan 220.000 deelnemers. Net als twee jaar vroeger voor
de Vesalius-herdenking waren en immers nog concerten,
lezingen, een colloquium plus kleinere thematische
exposities over missionering, Bijbelstudie…
In de monumentale universiteitsbibliotheek liep
gelijktijdig een tweede groots opgezette, meer op
documenten en authentieke briefwisseling gebaseerde
tentoonstelling Utopia & More. Daarover hebben
we nog geen gegevens.
Vooraf
Een groots opgezette tentoonstelling als deze wil
aanzetten om via een selectie van goed gekozen
voorwerpen, een tijd en tijdgeest te helpen begrijpen.
En de catalogus heeft uiteraard dezelfde bedoeling. Maar
hoe omvangrijk hij ook is, meer kan hij niet doen. Dat
begrenst meteen zijn actieradius.
Een catalogus is nooit volledig wat je verwacht. Daarom
heeft de recensent bij elk voorwerp van zijn selectie
aanvullingen aangebracht en relevante links naar
gemakkelijk bereikbare bijdragen. Vanaf het ‘magische
jaar’ 2000 zijn we vrijwel onafgebroken bezig geweest
met deze zo cruciale era in de westerse intellectuele
geschiedenis, wat resulteerde in een aantal artikelen
waarvan de meeste ook op deze site (1).
Tentoonstellingscatalogi worden zelden gerecenseerd in
literaire tijdschriften of op websites. Ten onrechte.
Het zijn al lang niet meer 'praatjes bij plaatjes'. De
laatste decennia groeiden zij uit tot volwaardige
(buitengewoon fraai geïllustreerde en steeds duurder
wordende) naslagwerken waarin een plejade van
specialisten een verantwoorde meestal leesbare, want
voor een ruim publiek bestemde synthese brengt van de
meest recente wetenschappelijk inzichten op hun
studieterrein.
Deze catalogus is andermaal een kanjer, 2. 730 kg zwaar,
430 blz. op dik glanzend papier, groter en zwaarder dan
mijn laptopcomputer! Sublieme illustraties, ook over
kunstwerken buiten de tentoongestelde voorwerpen met
daarenboven bijdragen van niet minder dan 30 experts.
Uitgangspunt is dat Utopia een ‘gouden boekje’ is.
Tussenbladen zijn daarom goudkleurig. Maar helaas ook
titels en vooral de voetnoten: goudkleurig, wat hen
onder kunstlicht haast onleesbaar maakt. En zo
petieterig klein gedrukt! Kortom: irritant, en liefst
geen na te volgen voorbeeld.
Bespreking
Introductie
December 1516 drukte Dirk Martens, de eerste gekende
drukker van de Nederlanden in Leuven een klein boekje,
amper 54 bladzijden dun. De auteur was de Engelse
humanist Thomas More en de titel van het
‘niemendalletje’: Utopia (Nergensland).
De ontvangst van Utopia was overweldigend. De
beroemde 16de –eeuwse Franse drukker Budé somt drie
kenmerken op die het boekje tot een baanbrekend werk
verhieven: het pleidooi voor de absolute gelijkheid van
alle schepselen Gods (niet vanzelfsprekend in de
hiërarchische maatschappij met haar klassenverschillen);
de onvoorwaardelijke liefde voor rust en vrede, een
zeldzaam goed in deze nieuwe tijd; de ondubbelzinnige
afkeer van de auteur van al wat goud en zilver is. De
weerklank galmde over vijf eeuwen heen en Utopia
inspireerde denkers, politici en helaas ook dictators
tot onze tijd toe. Utopia is het meest beroemde
werk gebleven van Thomas More (humanist, martelaar: op
last van Hendrik VIII terechtgesteld in 1535, heilig
verklaard in 1935).
De kiem van deze grootse tentoonstelling ligt bij wijlen
Jan Roegiers (1944-2013), historicus &
hoofdbibliothecaris KU Leuven en Veronique
Vandekerckhove (1965-2012), eerste conservator van het
nieuwe Museum M (Leuven), die beiden helaas de
verwezenlijking niet meer hebben kunnen beleven.
Vlak na de plechtige opening in 2009 met de expositie
over de schilder Rogier van der Weyden (1400-1464) door
de twee toekomstige koninginnen, Mathilde en Maxima,
zetten zij de eerste stappen naar de herdenkingen van
Utopia in 2016.
Aan Op zoek naar Utopia is meer dan zeven jaar
gewerkt. Jan Van der Stock, de curator, zorgde ervoor
dat werken en voorwerpen van heinde en verre naar Leuven
zijn gebracht en een nooit eerder geziene dialoog met
elkaar voeren in Museum M.
Het resulteerde in een uitgekristalliseerd parcours, dat
leidt van topwerk naar topwerk. Behalve schilderijen,
retabels, renaissanceportretten en gepolychromeerde
bustes, selecteerden de organisatoren precieuze
miniaturen en boekillustraties, globes en astrolabia,
een acht meter lang wandtapijt uit Toledo dat de
beweging van het universum voorstelt, of de Mappa mundi
van Pierre Desceliers die voor het eerst de British
Library verliet.
Een centraal thema in het denken en het schrijven van de
humanisten was de vraag of de mens en de wereld maakbaar
zijn. Ze vonden een positief antwoord, op de eerste
plaats in onderwijs en vorming. More heeft slechts
enkele tientallen pagina’s nodig om haarscherp een
samenleving uit te tekenen die nu, vijfhonderd jaar
later, op vele punten nog verrassend actueel klinkt. Hij
beschrijft de herverdeling van rijkdom, opvang voor
kinderen, gratis onderwijs voor iedereen, gelijke kansen
op basis van talenten en democratische verkiezingen. Hij
wijst op het belang van mooie en aangename tuinen in de
steden, pleit voor administratieve vereenvoudiging en
hij legt omstandig uit op welke wijze een werkdag van
zes uren (drie in de ochtend en drie in de namiddag)
enorme voordelen biedt voor Utopia. En, zo voegt hij er
fijntjes aan toe: in Utopia mag vrije tijd enkel en
alleen besteed worden aan zinvolle vorming, waarbij
mannen en vrouwen gelijk zijn. In Utopia is er
godsdienstvrijheid en euthanasie is er een gangbare
praktijk. De bewoners beheersen als geen ander de
astronomie en hechten geen enkel belang aan astrologie.
Het is verbazend dat het boekje al in 1516 van de
drukpers kwam. Op andere momenten is More een kind van
zijn tijd en spreekt hij zonder te aarzelen over
ongelimiteerde kolonisering en meedogenloze doodstraf
voor hen die niet mee willen. Maar we kunnen More
natuurlijk niet verwijten dat hij de onzalige
geschiedenis van de twintigste eeuw niet kende.
Utopia is in geen geval een partijpolitiek
programma. Het is een intellectueel experiment, een
geslaagde poging om een coherente utopie te articuleren
zonder rekening te houden met alle praktische
consequenties ervan.
Uitgangspunt van het project in 2016 is dus een concreet
Leuvens historisch feit: de eerste uitgave van Utopia.
De tentoonstelling Op zoek naar Utopia is
echter ruimer opgevat. Ze gaat over de Europese
fascinatie voor de mens als individu, de menselijke
droom van een betere wereld en de interesse voor het
alomvattende mysterie van het universum, de tijd en de
planeten. Het is een zoektocht naar kennis, rijkdom en
macht en ja, ook naar geluk. De tentoonstelling bestaat
uit vier bewegingen.
In de eerste beweging staat het boek Utopia
volop in de schijnwerpers. Er wordt ingezoomd op de
intellectuele en de culturele context waarbinnen de
publicatie tot stand kwam. Dit eerste deel is helemaal
opgebouwd rond het bijna onooglijk “gouden” boekje van
Thomas More. Het wordt als het ware gesacraliseerd door
het op een “gouden” sokkel te plaatsen. Enkele latere
uitgaven en vertalingen maken -- symbolisch -- duidelijk
dat de ideeën van More over de ideale staat snel hun weg
vonden naar een ruim en internationaal publiek. Het
verhaal van het boek Utopia is ook een verhaal over een
hechte vriendschap. De hoofdrolspelers zijn nadrukkelijk
aanwezig: More zelf uiteraard, Erasmus en de Antwerpse
stadsgriffier Pieter Gillis, drie vrienden en drie
bijzonder scherpzinnige geesten. Ook het vroegste en
unieke Leuvense stadspanorama dat van omstreeks 1540
dateert en waarin de stad zich expliciet profileert als
cultureel en intellectueel centrum, krijgt een
ereplaats.
De tweede beweging, Beelden van Paradijs en Hel,
laat zich leiden door het ritme van passie, devotie en
doodsangst. Alle drie zijn het fundamentele drijfveren
van het menselijk bedrijf die naadloos bij mekaar
aansluiten. De passionele Tuin der Lusten, de
crypto-erotische Roman de la Rose en het
enigmatische Schuttersfeest van een anoniem
Antwerps kunstenaar die enkel gekend is onder zijn
noodnaam de “Meester van Frankfurt”, zijn de kwintessens
van deze afdeling.
De derde beweging zoekt naar het Terra Incognita,
het “ongekende land” of de verleidelijke en mysterieuze
utopische wereld achter de horizon. De verbeelding van
het onbekende en het vreemde geeft concrete vorm aan het
verlangen om er naar op zoek te gaan.
Allerhande monsters en bizarre wildemannen bevolken de
nog onbekende gebieden. De hele aarde komt letterlijk
binnen handbereik wanneer de Franse cartograaf Pierre
Desceliers in 1550 zijn Mappa mundi (een
wereldkaart) voor de Franse koning op perkament
uittekent.
In het midden van de zestiende eeuw zijn de contouren
van de continenten en de wereldzeeën vrij nauwkeurig
gekend, enkel de veronderstelde grote landmassa in het
zuiden, Terra Australis, blijft grotendeels
giswerk. De binnenlanden van Amerika, Afrika en Azië
worden helemaal opgevuld met utopische verbeelding,
losjes gebaseerd op sterke verhalen van reizigers en een
rijke fantasie.
De vierde beweging vormt het slotakkoord. Rond 1516 zijn
ruimte en tijd gerationaliseerd en meetbaar. Als in een
ultieme utopie wil de mens het universum en de
eeuwigheid begrijpen en vasthouden. Wetenschap en kunst
versmelten in een grandioze vorm. De bewegingen van
het universum, het reusachtige Brabantse wandtapijt
van omstreeks 1500, vat het mysterie perfect samen. Een
engel brengt met een zwengel het universum in beweging.
Het wandtapijt wordt verder bevolkt door allerhande
personificaties, mythologische figuren en
sterrenbeelden.
En de jonge prinses op het portret door Jan Gossaert,
wellicht het mooiste kinderportret uit de Nederlanden
van de zestiende eeuw, houdt het universum in één hand,
zoals alleen een kind dat kan, op zoek naar Utopia.
De hele tentoonstelling bespreken, is een onbegonnen
opgave. Buiten de werken hierboven vermeld, beperken we
ons tot een paar voorwerpen die aansluiten bij de reeks
eerder gepubliceerde bijdragen over wereldbeeld en
tijdgeest (1).
1. Utopia, het gouden
boekje
Utopia was altijd al een
dobberende boodschap in een fles, een boodschap
aan de toekomst. |
Het boekje Utopia markeert symbolisch het begin van een nieuw tijdperk in het Europese intellectuele denken. Voluit luidt de titel: Een gouden boekje, niet minder heilzaam dan grappig, over de ideale republiek en over het nieuwe eiland Utopia. Al in 1473 had Martens zijn eerste werken gedrukt in Aalst. Later richtte hij een drukkerij op in Antwerpen en tenslotte in Leuven.
Hij ontwikkelde er zich tot de vaste drukker/uitgever van verscheidene wereldberoemde humanisten die in het begin van de zestiende eeuw in Leuven onderzoek verrichtten en er les gaven. Zijn goede vriend Erasmus speelde hierbij een hoofdrol.
Doorheen de geschiedenis stuitert de betekenis van het woord “utopie” tussen naïeve droom en krachtige actie. Het eiland Utopia werd een half millennium geleden door de humanisten Thomas More, Desiderius Erasmus en Pieter Gillis bedacht om hun ideale maar volkomen fictieve plaats een naam en dus een tastbare vorm te geven. Utopia ligt “nergens”, ver achter de horizon. Is de perfectie van dat eiland een evidente illusie, de droom van een ideale wereld is dat zeker niet. De verbeelding is echt. Het verlangen zet mensen als een sterke motor in beweging, op belofte van geluk maar ook met het risico op ontgoocheling en fiasco. Dit is de essentie van het verhaal: de tocht naar Utopia verloopt met vallen en opstaan, het eiland zelf wijkt en blijft altijd buiten bereik. De droom blijft intact of wordt een nachtmerrie.
Utopia werd meer dan de titel van een boek, het werd een nieuw woord en een nieuw literair en artistiek genre. Het boekje analyseert in vlijmscherpe bewoordingen de toenmalige samenleving, verziekt door hebzucht en afgunst, en het formuleert een utopisch alternatief.
De vingeroefening van More en zijn vrienden is vandaag actueler dan ooit. Mensen zijn nog altijd op zoek naar hun Utopia. Het is geen vrijblijvend verhaal.
De naam Utopia (de woorden “utopie” en “utopisch” zijn afgeleid van de titel van het boek en niet omgekeerd) is een woordspeling, kenmerkend voor de humor van de tijd. Het woord is een neologisme dat speelt met het Griekse eu-topos “goede plaats” en tegelijk ook met ou-topos “geen-plaats”. More voert een mysterieuze verteller ten tonele om het verhaal van het eiland Utopia te doen. Raphael Hythlodaeus of de “Beuzelaar” (weer zo’n woordgrapje) verbleef er naar eigen zeggen niet minder dan vijf jaar. Als kritische distantie van de auteur kan dat tellen: More heeft het verhaal maar “van horen zeggen”. Maar Hythlodaeus lijkt wel een literair alter ego van Erasmus. Hij is immers de grote afwezige in het boek en veel van wat er gezegd wordt, is zeer door hem geïnspireerd.
De genese van het boekje is goed gedocumenteerd, zoals kan teruggevonden in de historische roman van Joris Tulkens, Thomas More. Een leven in vijf vriendschappen.
Kaart van het eiland Utopia (l.) en Utopisch alfabet met
vierregelig gedicht in het Utopisch, met transcriptie en
Latijnse vertaling (r.) door Pieter Gillis in de eerste
druk door Dirk Martens, Leuven, december 1516.
Formaat: 4°. Brussel, Koninklijke Bibliotheek van
België.
Cat. 3. Portret van
Thomas More
Portret van Thomas More door Hans Holbein, 1527
Olieverf op lindehout, 74,9 x 58,4 cm – Londen,National
Portrait Gallery
Zeer nauwkeurige kopie op ware grootte van origineel in
de Frick Collection New York (origineel mag niet
uitgeleend worden.) More is hier 49 jaar oud. Op zijn
gouden ambtsketen de dubbele Tudorroos.
Dit is het mooiste en meest gekopieerde portret van
More.
De dubbele Tudorroos symboliseert het samensmelten van
de witte roos van York
met de rode van Lancaster, waardoor Hendrik VII een
einde stelde aan de Rozenoorlogen na de dood van Richard
III in de slag bij Bosworth (1485) en zijn daaropvolgend
huwelijk met Elisabeth van York, dochter van Edward IV
van York.
De hele Rozenoorlogcyclus in de romans van Philippa
Gregory.
Gregory, Philippa,
De rozenkoningin, (The White Queen),
Amsterdam, De Boekerij, 2010;
De roos van Lancaster,
(The Red Queen), Amsterdam, De Boekerij, 2011;
De witte
roos (Lady of the Rivers), Amsterdam, De Boekerij, 2012;
Dochters van de Roos, (The Kingmaker’s Daughter)
Amsterdam, Meulenhoff, 2014 . Lees ook liefst eerst:
Josephine Tey,
Een koninkrijk voor een moord
Cat. 5. Familieportret
van Thomas More 1593
Rowland Lockey, deels naar Hans Holbein
Olieverf op doek, 227,4 x 330,2 cm – Londen,National
Portrait Gallery.
Besteld door Thomas More II. Links zit Sir John More
(ca. 1451-1530), vader van Thomas, in rechterstoga.
Naast hem Thomas. Merk de overeenkomst met het portret
van More, cat. 3.
De zeven personen links zijn gekopieerd op Holbeins
verdwenen schilderij van de familie van More. Holbein
schilderde het tijdens zijn eerste verblijf in Engeland
(1526-1528), toen hij op aanbeveling van Erasmus een
tijdlang bij More introk.
Van Lockeys latere schilderij bestaan aan aantal
versies. Het oorspronkelijke ontwerp is te reconstrueren
via de beroemde tekening die Holbein als voorstudie
maakte, waarop Nikolaus Kratzer naam en leeftijd van de
afgebeelde personen noteerde en die More opstuurde naar
Erasmus. Deze bedankte hem ervoor in een brief van
september 1529.
Een andere versie van het schilderij vind je bij
JorisTulkens,
Thomas More. Een leven in vijf vriendschappen.
Op de tekening zijn correcties genoteerd, die More
vermoedelijk wilde laten aanbrengen. Merk de klok,
prominent boven in het midden: een belangrijk
statussymbool. Op het grote schilderij van Lockey is
duidelijk te zien dat ze slechts één wijzer heeft, zoals
alle uurwerken in deze periode en dus alleen de uren kan
aanduiden. De twee gewichten bedienen de uurwijzer en de
bel, boven op de klok. Een slinger is nog niet aanwezig.
De tekst in de cataloog zegt alleen:”De klok kan wijzen
op het feit dat de Mores hun huishouden goed geregeld
hadden.”
Iets meer over Kratzer. Holbein schilderde hem in 1528
als geleerde cartograaf en een aantal instrumenten van
dit schilderij kopieerde hij in 1533 op De Franse
gezanten.
Kratzer werd geboren in 1487 en studeerde aan de
universiteiten van Keulen en Wittenberg. In januari 1517
schreef de Antwerpse humanist Pieter Gillis (de man van
het Utopisch alfabet) voor hem een introductiebrief aan
Erasmus, die toen in Leuven verbleef. Aan het einde van
datzelfde jaar was Kratzer in Engeland. Hier trok hij de
aandacht van Thomas More en kardinaal Wolsey en trad in
dienst van Hendrik VIII als kosmograaf,
astroloog en horlogemaker. Dit is een parallel met het
netwerk
waardoor Holbein toegang kreeg tot het Engelse hof:
Erasmus - More - Hendrik VIII.
Holbein zou niet alleen Erasmus en More portretteren,
maar hij schilderde ook een indringend portret van
Thomas Cromwell, de man die de val van More
bewerkstelligde (zie bij Tulkens’ Thomas More). Hij
bracht het zelfs tot hofschilder van Hendrik VIII. Tot
hij voor een aantal jaren in ongenade viel, omdat hij
naar de smaak van de koning Hendriks vierde
huwelijkskandidate, Anna van Kleef, wat te gevleid had
afgebeeld.
Nauwelijks weer in de vorstelijke genade opgenomen,
stierf hij tijdens een nieuwe pestepidemie in 1543.
Cat. 13 A & B – 14 A & B
Quinten Metsys, Portretten van Erasmus en Pieter Gillis,
1517.
In 1517 bestelden Erasmus en Pieter Gillis bij Quinten
Metsys een dubbelportret van hun beiden, dat ze als
geschenk opzonden naar hun wederzijdse vriend Thomas
More. Ze lieten zich afbeelden, werkend in dezelfde
kamer, aan dezelfde tafel.
De beide luiken van het diptiek raakten later
gescheiden. Curator Jan Van der Stock slaagde erin het
portret van Erasmus uit de collectie van de Britse
koningin samen te brengen met dat van Pieter Gillis uit
het Antwerps Museum voor Schone Kunsten.
Op deze tentoonstelling zijn ze voor de allereerste keer
weer verenigd. Alleen al hiervoor (en voor het portret
van Gemma Frisius) zou ik naar Leuven zijn gespoord om
ze eindelijk samen te kunnen zien.
De tentoonstelling biedt eigenlijk meer dan verwacht:
eerst zie je het portret van Erasmus uit de Britse
Koninklijke collectie, dan twee eigentijdse replica’s
uit de atelier van Metsys. De catalogus doet er nog een
schepje bovenop: hij brengt een foto van het origineel
met Pieter Gillis (3B), uit de collectie van de Earl of
Radnor, in Longford Castle dat niet naar de
tentoonstelling kon komen.
Waarom de vier? Omdat ze lichtjes verschillen.
Zaal met links buste van de jonge Karel V; rechts de H.
Hiëronymus, zowat de patroonheilige van de humanisten;
links daarvan een portret van Pieter Gillis en zijn
echtgenote.
Midden: links Erasmus uit de Royal Collection, rechts
daarvan de twee atelier-replica’s.
(Gekopieerd van Museum M, gratis app)
Alle portretten waren oorspronkelijk met olieverf
geschilderd op eikenhout. 14 A, afkomstig uit de
Galleria Nazionale d’Arte Antica Rome, is van paneel op
doek overgezet. Alle moeten oorspronkelijk ongeveer
dezelfde afmetingen hebben gehad, ca. 60 x 50 cm, maar
zijn in de loop der eeuwen ingekort.
Het dubbelportret. Huidige staat.
Beginnen we met 13A: het portret van Desiderius Erasmus
uit de Britse Koninklijke collectie. De beroemde
humanist is aan het werk: de correcties op de Vulgaat
van Hiëronymus, om een verbeterde versie van het Nieuwe
Testament te verkrijgen, gezuiverd van alle fouten die
er gedurende meer dan duizend jaar kopiëren waren
ingeslopen. Op de rechterpagina van het geopende boek
schrijft hij de openingswoorden van zijn parafrasering
van Paulus’ brief aan de Romeinen. De liggende boeken
achter hem op de rekken dragen op snee (zoals toen
gebruikelijk) opschriften die verwijzen naar zijn
arbeid. Van boven naar beneden: Novum Testamentum,
Lucianus (geschreven met Griekse hoofdletters LOUKIANOS)
en Hiëronymus. Merk zijn pen: hij gebruikt een
ganzenveer. Meestal denkt men dat er geschreven werd met
de baardveren er nog aan. More heeft die verwijderd,
zodat de pen beter in de hand ligt.
Dit is de pendant van het vorige schilderij. Op de snee
van de boeken achter hem: Plutarchus, Seneca, Suetonius
en de Archontopaideia, Grieks voor een van Erasmus’
meest beroemde werken, de Institutio principis
christiani, een ‘vorstenspiegel’ bestemd voor de jonge
Karel V. Het boek waarop hij zijn rechter wijsvinger
legt is Erasmus’ Liber Antibarbarum. In de linkerhand
houdt hij een brief van More. Het voorwerp met gaatjes
in het deksel, voor hem op tafel, is een poerbus
(poederbus), een voorloper van het vloeipapier, waarmee
men zeer fijn zand strooide op een pas met inkt
geschreven tekst om hem vlugger te laten drogen en zo
vlekken te vermijden. Als je in het archief folio’s uit
oude boeken kopieert, blijven vaak nog eeuwenoude
zandkorrels achter op het glas van het
fotokopieerapparaat.
Let op zijn jas ‘met bontkraag’ zegt de catalogus. Heel
zeker zijn niet alleen kraag en korte mouwen afgezet met
bont, maar draagt hij een mantel die aan de binnenkant
volledig gevoerd is met bont. Of de eeuwig kouwelijke
Erasmus ditmaal eveneens een soortgelijke bontmantel
draagt is op het te donkere paneel niet na te gaan. In
ieder geval heeft hij een bontkraag comfortabel omhoog
geslagen in zijn hals.
Meer hierover: zie bij
Van Eyck als
informatiebron en bij
Pronk, praal en prestige in:
Heksen, hermelijn, hoogmoed
en onmondige vrouwen.
14 A en B. Quinten Metsys, Atelierrepliek (?) Portretten
van Erasmus en Pieter Gillis
We weten uit de bewaarde correspondentie dat More zeer
verguld was met het dubbelportret.
Men vermoedt dat Erasmus de replica’s voor zichzelf liet
schilderen. Toch is het geen exacte kopie: de
opschriften op de boeken in de rekken zijn weggelaten en
Gillis houdt een opgerold papier in de hand in plaats
van de geopende brief.
2. Voorbij Utopia. Beelden van Paradijs & Hel
Zoals de titel zegt, brengt dit hoofdstuk beelden van
het Aards Paradijs (de utopie) en zijn tegengestelde, de
hel (de dystopie). Vergeef ons dat we hier slechts snel
overheen schaatsen.
Naast het Paradijs op aarde, gesublimeerd in de Besloten
Hofjes (zie verder), duikt in een bloedrode kamer de
meest gevreesde anti-utopie op: de brandende hel,
symbolische voorstelling van totale ontmenselijking en
doodsangst voor het kwade.
In veel afbeeldingen is de invloed van Jeroen Bosch
merkbaar, met als hoogtepunt een enorm wandtapijt uit
het Escoriaal (cat. 22, 292 x 492 cm) dat elk luik van
De tuin der lusten in spiegelbeeld weergeeft (wegens de
weeftechnieken). De recente grote Bosch-tentoonstelling
van 2016 levert voldoende materiaal op voor een nadere
studie van het origineel – het is het waard.
Cat. 24. 1493. Het Antwerpse Schuttersfeest
Onoverzichtelijk vol figuren, kan het beschouwd als een
sleutelstuk; het dateert uit 1493, een jaar na Columbus’
eerste reis. Het schildert een verhaal van vreugde en
genot in een afgesloten tuin, een beschutte
paradijselijke omgeving. En van uitsluiting. Tevergeefs
proberen buitenstaanders de omheining binnen te dringen.
Gewapende wachters bewaken de poort.
Roept het geen beelden op van actuele situaties met
massa’s oorlogsvluchtelingen?
Cat. 27
brengt de prachtige paradijsminiatuur van Simon Marmion
(ca. 1460) uit een enig bewaard handschrift (Koninklijke
Bibliotheek van België) dat we de laatste jaren
herhaaldelijk konden bewonderen: in Londen in 2004 en
Parijs 2012. Zie:
Vlaamse miniaturen.
Om ons overzichtje af te sluiten: cat. 30 met De
Zondeval, de beroemde gravure van Adam en Eva door
Albrecht Dürer, uit 1504.
Besloten Hofjes
Toen ik als kersverse jonge leraar A1 Toerisme (nu:
bacheloropleiding) een halve eeuw geleden een eerste
opdracht kunstgeschiedenis kreeg, volgde ik een jaar
extra cursus aan de KU Leuven bij de gerenommeerde
Bosch-kenner prof. J.K. Steppe. Steppe, een bevlogen
docent, liet ons kennismaken met de laatmiddeleeuwse
miniaturen, de Vlaamse Primitieven en de Brabantse
retabels. Gevolg: een levenslange belangstelling voor de
drie items! (Zie op deze site de uitvoerige bijdrage
Retabels, de hemel op aarde).
Op een bepaald ogenblik toonde hij ons enkele
retabeltjes, in kennelijk slechte staat, met
zeemzoeterige kleine poppetjes. “Hier stop ik. Is dit
kitsch? Religieuze huisvlijt van nonnetjes of
begijntjes? Ik wil alleen dat je weet dat het bestaat,
meer niet.”
Dan verdwenen de Besloten Hofjes voor vele decennia
achter de horizon van de belangstelling. Op de grote
retabeltentoonstellingen, met als hoogtepunt Antwerpen
1993 in de kathedraal, ontbraken ze.
Tot nu. Op de Utopia-expo behoren ze tot de topstukken,
die met trots getoond worden. Niet in het minst omdat er
slechts zeven overblijven, waarvan er hier drie na
zorgvuldige restauratie getoond worden. Maar toch. De
cultuurhistorische benadering oordeelt heden duidelijk
heel wat positiever over de religieuze huisvlijt van de
devote nonnen dan de louter artistieke in het recente
verleden
De drie Mechelse mysterieus mystieke Besloten Hofjes uit
de eerste decennia van de zestiende eeuw zijn zelfs dé
revelatie van de hele tentoonstelling. Dichter bij het
utopische ideaal van het paradijs kunnen kunstenaars, in
dit geval kloosterzusters, niet komen. In deze
fascinerende tuintjes vallen de doorleefde contemplatie
van de paradijstuin en een ongebreidelde verbeelding
perfect samen. De Hofjes werden speciaal voor de
tentoonstelling geconserveerd door een team van acht
specialisten die er meer dan drie jaar aan hebben
gewerkt. Dat team was nodig door de grote
verscheidenheid aan materialen die in de hofjes verwerkt
is: honderden objecten in hout, papier, perkament,
schilderkunst, zilverdraad…
Resultaat is dat de retabeltjes nu zo mooi zijn als in
geen eeuwen mogelijk was!
De restaurateurs aan het werk.
De eikenhouten retabelkast en de popperige houten
beeldjes werden door schrijnwerkers en beeldsnijders op
bestelling geleverd. Zij zorgden ook voor het vergulden
en polychromeren. De rest van de ‘aankleding’ was goed
voor honderden uren huisvlijt door de zusters.
Al die spulletjes die bij een eerste blik niet meer dan
prullaria lijken, hebben voor de nonnetjes een
spirituele betekenis: het zijn souvenirs van heilige
plaatsen (meegebracht door bedevaarders?), bloemetjes
die de ‘heilige geur’ van het goddelijke oproepen enz.
De artificiële tuintjes reflecteren het verlangen van de
gelovige om het verloren utopische paradijs te
herscheppen. In de Besloten Hofjes primeert het motief
van de locus amoenus, de ‘lieflijke plaats’ waarin het
mystieke huwelijk tussen de devote ziel en het
goddelijke zich zal voltrekken. Dit locus amoenus-
motief was al eeuwen eerder gemeengoed in de
ridderepiek, ondermeer in de verhalencycli rond koning
Arthur.
Het hofje is besloten, het houdt de boze wereld met zijn
bekoringen buiten, vaak met een afsluiting zoals op het
Antwerpse Schuttersfeest uit 1493. De hofjes vormen een
wereld op zich van verinnerlijking, als het ware de
tegenpool van de Grote Ontdekkingen met hun nieuwe
horizonten, kaarten en instrumenten om wereld en heelal
te meten.
Het tijdverslindende aanbrengen van de versieringen, de
concentratie onder contemplatie en gebed maken een
mentale pelgrimsreis mogelijk, zonder de beschutting van
het veilige klooster te verlaten. Je kunt vergelijken
met het volgen van een reisprogramma op televisie vanuit
je luie zetel. Of in meer religieuze sfeer: met
meditatie bij het bidden van de rozenkrans, of het
volgen van een kruisweg in de kerk, of de virtuele
Jeruzalemreis wanneer je op je knieën de wendingen van
het labyrint aflegt in een bedevaartkerk.
Op de gratis app bij de expositie staat een filmpje van
5.30 minuten over de restauratie.
Cat.33 Besloten Hofje met Elisabeth-Ursula-Catharina
Mechelen, ca. 1520-1530, middenluik
134 x 190 x 25 cm – Collectie Gasthuiszusters Mechelen
Vertegenwoordigd door drie vrouwelijke heiligen
domineert in dit Besloten Hofje de notie van
deugdzaamheid en dienst aan de gemeenschap.
Centraal (met bundel pijlen in de rechterhand) staat de
Heilige Ursula, een van de 11.000 gemartelde maagden,
die door de Hunnen werden gedood en in Keulen vereerd.
Deze legende was erg geliefd in de 16de eeuwse
vrouwenkloosters. Door verkeerde interpretatie van een
oude tekst waarin XIM stond voor elf martyres in plaats
van het Romeinse getal 11.000, circuleerden er bijzonde
veel relieken van deze heilige vrouwen. Zo werden in de
abdij van Herkenrode (bij Hasselt) niet minder dan 47,
in textiel gewikkelde schedels bewaard van Ursula’s
maagden – zie onderaan: Vézelay en het middeleeuwse
wereldbeeld, laatste blz. (J.M.)
Links en rechts van haar wordt Ursula vergezeld door de
Heilige Catharina van Alexandrië en de Heilige Elisabeth
van Hongarije. Middeleeuwse heiligen zijn voor de
gelovigen steeds herkenbaar aan hun attributen:
Catharina houdt het zwaard in de hand waarmee ze
onthoofd werd; Elisabeth draagt tweemaal een
koningskroon (op het hoofd en in de hand). De
laatstgenoemde was en is zelfs nog de patroonheilige van
de gasthuiszusters: heel wat rusthuizen voor bejaarden
zijn naar haar genoemd. (attributen: zie Claes,
Sanctus).
Dan zijn er nog twee, veel kleinere beeldjes: het
figuurtje rechts, met rode mantel en hoed, is Christus,
voorgesteld als tuinman. Links van Ursula valt Maria
Magdalena op haar knieën als ze hem herkent. Dit groepje
illustreert het noli me tangere (‘raak me niet aan’), de
eerste ontmoeting van Christus met een mens na zijn
verrijzenis. Dat verhaal is bovendien afgebeeld in het
wassen zegel boven de Heilige Ursula.
Merk nog bij de H. Ursula het rode bidsnoer met gouden
gebedsnoot (of reukbal?) aan haar gordel. Zie:
Retabels,
de hemel op aarde en Gebedsnoten.
Detail: “Noli me tangere”, de verrezen Christus als
tuinman.
De zeven gerestaureerde Besloten Hofjes berusten thans in Mechelen, in Museum Hof van Busleyden.
3. Achter de horizon. Verbeelding van het onbekende
Kaarten en globes zijn schitterende instrumenten om te
achterhalen hoe de wetenschappelijke kennis evolueerde
en hoe het wereldbeeld eruitzag. Kaarten en globes laten
zien hoe de makers zich die wereld voorstellen. Ze zijn
een spiegel van hun tijd, letterlijk en psychologisch
Tot in de 15de eeuw beheerste één kaarttype de Europese
geografie: de mappa mundi, de wereldkaart. Naar hun vorm
noemt men deze kaarten O T-kaarten. Je vind ze in alle
mogelijke uitvoeringen en afmetingen, van schematische
tekeningen tot prachtige miniaturen in manuscripten. Om
werkelijk je weg te vinden over onze planeet waren zelfs
de grootste en meest gedetailleerde compleet waardeloos.
Zij bieden een schematisch uitbeelding van de wereld. In
de T-vorm ligt de Middellandse Zee. De kruisvorm van de
Middellandse Zee verwijst naar Christus aan het kruis.
Sem (in Azië),
Iafeth (in Europa) en
Cham (in Afrika)
zijn de drie zonen van de bijbelse aartsvader Noah, van
wie de volkeren in deze continenten heetten af te
stammen. Omheen de continenten ligt de grote Oceaanzee
(Mare Oceanum).
Middeleeuwse wereldkaarten zijn niet te vergelijken met
wat wij nu van een kaart verwachten. Ze zijn een
weergave van een religieus wereldbeeld, niet van een
geografische realiteit.
Zeker vanaf de 11de eeuw wist men dat de aarde niet plat
was, maar een bol. Deze wereldkaarten zijn net als de
kathedralen georiënteerd, dit wil zeggen dat het oosten,
de Oriënt, bovenaan ligt. Daar ligt immers Jeruzalem en
daar lag het Paradijs, het oord van de Schepping. De
drie belangrijkste gebeurtenissen van de christelijke
heilsgeschiedenis zijn vrijwel steeds op de kaart
aanwezig. Het betreft de schepping, de redding door
Christus en het Laatste Oordeel.
Vooral na de Eerste Kruistocht (1099) kreeg
Jeruzalem
een belangrijke plaats op de kaart. (Uit:
De grootste Mappae Mundi).
Om hun weg te vinden over de oceanen gebruikten de
zeelieden portulanen: zeekaarten die de zeeën en de
kusten weergaven en meestal zeer nauwkeurig en praktisch
waren.
In 1400 werd een manuscript met de Griekse tekst van
Ptolemaeus’ Geographia uit Constantinopel meegebracht
naar Italië en vertaald in het Latijn. De originele bron
bevatte alleen tekst van het eerste theoretische boek,
zoals Ptolemaeus die grotendeels zelf had opgesteld. De
bijgevoegde kaarten waren waarschijnlijk in de loop der
tijden door Byzantijnse en Arabische geleerden telkens
aangevuld, gecompileerd en op zijn verheven naam
geschreven.
Hiermee kwam het wereldbeeld van de oudheid na vele
eeuwen weer binnen het bereik van de geografen.
Zeer snel circuleerden tientallen kopieën in
West-Europa, vele vergezeld van wat doorging voor de
kaarten van Ptolemaeus, gewoonlijk 27 stuks. Goed
voorbeeld is een bijzonder fraai exemplaar op perkament,
ca. 1466 vervaardigd, dat wordt bewaard in de Nationale
Bibliotheek van Napels.
Ptolemaeus leefde in Alexandrië tussen 100 en 178 na
Chr. Zijn geschriften vormden het summum van de
wetenschappelijke kennis van zijn tijd. Zijn geografie
bouwde voort op het werk van Eratosthenes, Hipparchos en
Strabo.
Het coördinatenstelsel dat hij overnam, verbeterde en
toepaste, blijft de basis van de moderne cartografie.
Lengte- en breedtegraden doen hetzelfde voor het meten
van de ruimte als de mechanische klok voor het meten van
de tijd. Hij stelde de regel in, die voor ons een tweede
natuur is geworden, om op kaarten het noorden boven te
plaatsen. Misschien kwam dat doordat alle bekendere
plaatsen van zijn wereld zich op het noordelijk halfrond
bevonden. Hij vond tevens een manier uit (zelfs
verschillende manieren) om de bolvormige aarde op een
plat vlak te projecteren. De fouten van Ptolemaeus zijn
zeker niet te wijten aan enig gebrek aan kritische zin.
Zijn fundamentele zwakke punt was een wanhopig gebrek
aan betrouwbare feiten. In de Renaissance zou men hem op
Olympische hoogte verheffen als een onaantastbare
autoriteit. Maar zelf dacht hij er anders over. Hij
waarschuwde alleen die feiten te accepteren, die door
verschillende getuigen werden gestaafd. Hij beschouwde
zijn werk als een synthese en een momentopname, die
moest verbeterd worden en aangevuld in de toekomst.
Met de opkomst van de boekdrukkunst zal het
Ptolemaeïsche wereldbeeld het Westen veroveren. Beroemd
is de uitgave van Ulm uit 1482, in 1486 reeds herdrukt
(Cat.45). De kaarten zijn van fijne houtgravures gedrukt
en zo knap met de hand ingekleurd dat ze nauwelijks te
onderscheiden zijn van de Napelse manuscriptkaart uit
1466. Thomas More
gebruikte een gedrukte wereldkaart van Ptolemaeus als
inspiratie bij zijn Utopia (1516). Hij bezat tevens een
exemplaar uit de Weltchronik van Hartmann
Schedel uit 1493. Niemand minder dan Erasmus publiceerde
in 1533 de Editio princeps van de Griekse tekst
van de Geographia. (Ingekort uit:
De geboorte van ‘America, deel I: De wereld in kaart).
Meer:
Mapping the World (2010)
Terra incognita
Toen More zijn Utopia schreef, was Mercator een baby van
4 jaar. De grote cartografische ontwikkelingen moesten
nog komen. De Nieuwe Wereld was een ophefmakende
revelatie. Bijna tien jaar eerder, in 1507, had de
Duitse cartograaf Waldseemüller als eerste op zijn
gedrukte wereldkaart en globe –ook al een primeur- het
zuiden van de nieuw ontdekte wereld ‘America’ gedoopt,
naar Amerigo Vespucci, van wie hij dacht dat die de
ontdekker was. Columbus was net tevoren in 1506
overleden en kon dus niet reageren.
Alle dromen van de mensheid werden op de nieuwe werelden
geprojecteerd: de droom van een paradijselijk gebied met
ongerepte natuur en een niet door de zonden der
beschaving aangetaste mensheid, de mogelijkheid om een
nieuwe Civitas Dei (Augustinus) te stichten, een ideale
christelijke samenleving. Om dat laatste te realiseren
is inderdaad door de franciscaner monniken een poging
ondernomen in Mexico. Zie hiervoor:
Bernardino de
Sahagun en zijn encyclopedie van een verwoeste cultuur.
Wat die andere droom betreft: de conquistadores zouden,
om te beginnen met Columbus zelf, hun uiterste best doen
om het paradijs zo snel mogelijk te bezoedelen met
slavernij en het uitmoorden van de oorspronkelijke
bewoners, zoals de dominicaan Bartolomé de Las Casas
aanklaagde in zijn pijnlijke voor Karel V en kroonprins
Filips bestemde
Brevisima relaciòn de la destrucciòn de las Indias -1552
(De verwoesting van de West-Indische landen).
Over de keerzijde van de ontdekkingen, zie ook:
De conquistadores: wereldveroveraars met oogkleppen.
<LINK>
De stroom nieuwe ontdekkingen was even ingrijpend alsof
wij nu zouden geconfronteerd worden met buitenaardse
bezoekers vanuit de ruimte.
De cartografen van de renaissance, die deze stroom
trachtten te kanaliseren in betrouwbare kaarten,
combineerden de erfenis van de oudheid -de Geographia
van Ptolemaeus- met de verhalen van de middeleeuwse
reizigers en latere ontdekkers. Het imaginaire aspect
sluit perfect aan bij wat al eeuwen gebruikelijk was op
landkaarten en in reisverhalen.
Het Europese contact met vreemde volkeren verliep niet
steeds als een eenrichtingsverkeer. Soms was er ondanks
het Europese superioriteitsgevoel sprake van
acculturatie, wederzijdse culturele beïnvloeding. De
tentoonstelling stipt dit even aan met slechts twee,
weliswaar bijzonder strategisch gekozen voorwerpen, een
uit Afrika en een uit Mexico, het voormalige
Aztekenrijk.
Cat. 47. Afro-Portugees luxe tafelsiervat
Ivoren zout- en pepervat. Zijaanzicht links en rechts,
afbeelding van Portugese ruiters met vuurwapens.
Koninkrijk Benin Eerste helft 16de eeuw
Ivoor 19,2 x 7,2 x 8 cm - Antwerpen, Museum aan de
stroom (MAS)
Bij hun stapsgewijze omvaart rond Afrika bereiken de
Portugezen in 1486 het koninkrijk Benin (huidige
Nigeria). Hier maken ze kennis met de kundige
ivoorsnijders aan het koninklijk hof van de Oba.
Voorwerpen als bovenstaande getuigen van deze
ontmoeting.
Voor meer, zie onderaan: Duchateau, 1990;Mendes
Pinto,1991 &
Martens, J.,
Ife en Benin: koninklijk brons &
Een reis door tijd en ruimte, dl.
3, Ife en Benin
Cat. 48. De aanbidding van de koningen
Mexico ca. 1540-1550. Naar Antwerps prototype
Verenmozaïek op amatl-papier* en paneel
43,5 x 31 cm (middenpaneel), 43,5 x 16,5 cm (luiken).
Madrid, Museo de América.
In de Nieuwe Wereld gebeurt iets gelijkaardigs, maar
hier doet zich zeer snel een andere vorm
van acculturatie voor, zowel in Mexico als in het
voormalige Incarijk. Ook hier spelen schilderijen een
vooraanstaande rol bij de missionering. Antwerpse
prenten gaan fungeren als model voor talrijke
geschilderde decoraties in kerken en voor schilderijen
door plaatselijke kunstenaars.
In het Mexicaanse Texcoco richt de franciscaan
Pieter
van Gent (Pedro de Gante) een school op voor
inheemse kunstenaars, die precolumbiaanse technieken kerstenen in functie van de
geloofsverkondiging. Zij vervaardigen bijvoorbeeld
schilderijen in pluimpjes, wat in Meso-Amerika gold als
de hoogste kunstvorm. Dat er zo weinig voorbeelden van
bewaard zijn, komt voornamelijk omdat de Spanjaarden er
veel minder waardering voor hadden.
*Amatl: soort papyrus, maar steviger. Vervaardigd uit
platgeklopte stukken van de binnenste bast van een
vijgenboom.
Zie:
Columbus achterna: een wereld van papier in het kielzog
van de conquistadores
Cat. 50. Hartmann Schedel, Weltchronik, 1493, f° 12v -
13
Folio 12 verso van deze fraaie handmatig ingekleurde
incunabel is een gedrukte kaart van Ptolemaeus, met
links enkele exemplaren van fantasiewezens. F° 13 bevat
aan weerszijden van de Latijnse tekst een kolom met een
inventaris van de ‘monsterrassen’ fantasiewezens die de
uithoeken der aarde bevolken.
Thomas More bezat een gedrukte wereldkaart van
Ptolemaeus. Deze? Zoals bekend gebruikte hij een
exemplaar van Schedels Weltchronik bij het schrijven van
zijn Utopia. Voor zover men weet is Schedel de eerste
die voor kaarten de drukpers gebruikte. De Latijnse
uitgave van zijn kroniek bevat niet minder dan 1804
illustraties, gedrukt van houtsneden. Veel
gereproduceerd is zijn beeld van het heelal, afkomstig
van Aristoteles en later gekerstend door de kerkvaders.
(Zie hiervoor ook hieronder: Vézelay, p. 12).
Jarenlang gebruikte ik in de lessen enkele (ongekleurde)
tekeningen van de monsterrassen uit dit boek om de
gebrekkige aardrijkskundige kennis van de middeleeuwen
te illustreren, vergeleken met de klassieke oudheid, tot
we ontdekten dat ze eigenlijk afkomstig waren van
Plinius de Oudere (+ 79 n.Chr.) en zijn Historia
Naturalis!
Opvallend dat ze de hele middeleeuwen overleven en
voorkomen op en in bouwwerken, schilderijen en
boekminiaturen.
Veel meer hierover in onderstaande
bijdragen; voor de ‘monsterrassen’, voornamelijk het
eerste artikel over Vézelay.
De Magdalenabasiliek te Vézelay en het middeleeuwse
wereldbeeld.
Liber Floridus. 1121 De wereld in één boek.
De grootste Mappae Mundi.
Cat. 55. Pierre Desceliers,Wereldkaart (Mappa mundi)
Dieppe, 1550 - Perkament, 135 x 215 cm
Londen, British Library
Vervaardigd door de Normandische cartograaf Pierre
Desceliers (ca. 1500-1568) als geschenk voor koning
Hendrik II. Bestemd om horizontaal op een tafel te
leggen: beelden en teksten draaien mee met de kijker
rond de tafel. Onderaan op de kaart: La Terre Australle,
Terra Australis. De catalogus suggereert dat dit door
velen geïnterpreteerd wordt alsof Australië toen al
ontdekt was, terwijl Willem Janszoon met het Nederlandse
schip Duyfken pas in 1606 het continent bereikte en het
Nieuw-Holland doopte. Helaas neemt de gratis app bij de
tentoonstelling dit als vaststaand over. Het is onzin!
Van in de middeleeuwen nam men aan dat er een Terra
Australis, een zuidelijk continent moest bestaan als
tegenwicht voor de aardmassa’s in het noorden, om de
aardbol in evenwicht te houden en te beletten dat de
globe zou kantelen.
Wat de catalogus niet vermeldt: deze unieke kaart had de
British Library op zijn minst zeer lange tijd niet meer
verlaten. Waarschijnlijk was dit zelfs de allereerste
gelegenheid. Het ontrollen van het perkament moest in
Leuven zeer voorzichtig gebeuren en nam dagen in beslag.
Ter herinnering: ondertussen had Mercator in 1541 zijn
spraakmakende aardglobe voltooid en een jaar na deze
kaart zou zijn hemelglobe volgen (2).
4. Universum in de hand. Dromen van ruimte en tijd.
Intro: Op zoek naar utopische perfectie: bouwers van
wetenschappelijke instrumenten – de ‘Leuvense school’
De Leuvense school van astronomische instrumenten was
omstreeks 1550 toonaangevend in Europa wegens een
perfect evenwicht tussen nieuw kosmologisch onderzoek,
wetenschappelijke nauwkeurigheid, astronomische
informatie en een uitzonderlijke elegantie in de
uitvoering.
Typisch voor de Leuvense astronomen waren maritieme
toepassingen zoals de mogelijkheid een koers uit te
zetten voor een zeereis. Zowel de grondlegger, Gemma
Frisius, als zijn student Mercator deden zowel
theoretisch onderzoek als praktische toepassingen op dit
gebied, o.m. door een perfectionering van het
astrolabium.
Cat 59. Maarten van Heemskerck, Portret van Gemma
Frisius (1508-1555).
ca. 1545
Olieverf op Paneel, 104 x 83,5 cm
Rotterdam, Museum Boijmans-Van Beuningen
Latijnse inscriptie op tablet, links van portret, onder
leeuwenkop
LUX TENEBRIS RURSUS LUCI TENEBRE FUGIENTI SUCCEDUNT
STABIUS RES TIBI NULLA MANET
Na duisternis komt licht; op het vliedende licht volgt
het duister,
Niets blijvends rest u
Pas in 1994 ontdekte Jan Roegiers, bibliothecaris van de
KU Leuven, dat dit Portret van een anonieme geleerde het
universele genie Gemma Frisius voorstelt. Frisius wijst
naar een globe in de linkerhand. In plaats van landen of
klimaatgordel zijn hierop de seizoenen en daarmee de
verwijzing naar de leeftijden van de mens, de elementen
en temperamenten afgebeeld. Hij beklemtoont zo het
verband tussen de aardse microkosmos en de
macrokosmische werkelijkheid. Alleen al om dit portret
eindelijk te zien zou me een voldoende tweede reden
geweest zijn om naar Leuven te reizen!
Gemma Frisius is in onze geschiedenis vooral bekend
gebleven als helper van Vesalius bij nachtelijke tochten
om het skelet van een gehangene binnen Leuven te
krijgen. Hij had echter veel meer in zijn mars dan dat
en is ten onrechte haast in de vergetelheid geraakt.
Gemma Frisius (Juweel van Friesland) is een spilfiguur,
een universeel genie. Hij studeerde aan de Leuvense
universiteit vanaf 1525 en legde er de grondslag van de
befaamde Leuvense school voor cartografie en
instrumentenbouw. Frisius was een autoriteit op gebied
van geneeskunde, wiskunde en astronomie. Uiteindelijk
koos hij voor de geneeskunde en werd lijfarts van Karel
V, maar ook daarin was er nood aan astronomie, omwille
van de astrologie (toen nog als een volwaardige
wetenschap beschouwd) en voor bepaalde behandelingen
zoals aderlating, waarvan men geloofde dat er invloed
was van de sterrenbeelden (3).
Hij telde onder meer de anatoom Vesalius, de botanicus
Dodoens en de cartograaf Mercator onder zijn leerlingen,
die allen veel beroemder gebleven zijn dan hun
leermeester, tot onze tijd toe.
Frisius was waarschijnlijk de eerste aanhanger van
Copernicus in de Nederlanden. Hij volgde met veel
belangstelling diens werk, al jaren voor de publicatie
van De Revolutionibus Orbium Coelestium (1543). Zijn
persoonlijk exemplaar bleef bewaard in Leeuwarden, vol
eigenhandige glossen (aantekeningen) in het Latijn.
Gemma Frisius overleed in 1555, 46 jaar oud, aan
nierstenen. Boven zijn graftombe in de Leuvens
Predikherenkerk hing zijn portret. Was het dit?
Aan Gemma Frisius is in 2008 een afzonderlijke
tentoonstelling gewijd in de Leuvense
universiteitsbibliotheek.
Zie: Roegiers, Jan (redactie), Meten en weten. Gemma
Frisius 1508-2008, tentoonstellingspublicatie, Leuven,
KU Leuven, 2008, 48blz.
Op diverse plaatsen in de Joos de Rijcke-site is het
werk van Frisius en zijn connectie met zijn discipelen
belicht o.m. in verband met zijn cartografisch werk.
Raadpleeg darvoor de zoekfunctie op de
openingspagina.
Cat 64. Jan Gossaert, Portret van een meisje met een
armillarium, ca. 1530.
Meisje met armillarium (prinses Dorothea van Denemarken)
Olieverf op houten paneel, 38,2 x 29,1 cm
Londen, National Gallery
Dit is een van de allermooiste kinderportretten van de
hele eeuw. Het beeldt een meisje af van 9 of 10 jaar,
uit de allerhoogste kringen te oordelen naar haar kledij
en juwelen. Het gaat om prinses Dorothea (1520-1580) van
Denemarken, oudste dochter van Christiaan II en Isabella
van Oostenrijk, zuster van Karel V (1500-1558).
Het ronduit prachtige portret van zijn dochtertje
Dorothea fungeert als affiche van de tentoonstelling Op
zoek naar Utopia en als omslag van de catalogus.
Haar vader is na onlusten afgezet in 1523. Zijn drie
kinderen werden naar de Nederlanden gebracht en opgevoed
aan het hof van hun groottante Margaretha van Oostenrijk
(1480-1530) en na haar overlijden door hun tante Maria
van Hongarije (1505-1558), weduwe van de Hongaarse
koning Lodewijk (gesneuveld in 1526 in de Slag bij
Mohacs tegen de Turken), zus van Karel V (1500-1558) en
dus ook van hun moeder.
In haar linkerhand houdt Dorothea een armillarium
ondersteboven. Met de rechterhand raakt ze een punt op
de buitenste ring, op ca. 55 graden noorderbreedte,
ongeveer de breedteligging van Kopenhagen. De omgekeerde
hemelsfeer kan betekenen dat de wereld op zijn kop
staat, omdat haar vader uit zijn koninkrijk is
verdreven.
Over Christiaan en zijn belevenissen schreef Brigitte
Raskin twee romans:
Hartenheer. Een koningsverhaal, Leuven, Van Halewyck,
2001, 255 blz.
& De gestolen prinses, Leuven, Davidsfonds/Infodok,
2009, 175 blz.
Meer over Margaretha van Oostenrijk
Cat 66. Gualterus Arsenius, Armillarium
Ptolemaeïsche armillaire sfeer
Leuven, 1573
Messing, hoogte 40 cm (voet inbegrepen), diameter 26 cm
München, Bayerisches Nationalmuseum
Gualterus Arsenius (1530-1580) is een leerling van
Mercator en een neef van Gemma Frisius. En zo signeert
hij de 2 armillaria van zijn hand op de tentoonstelling:
een afkomstig van Chicago, het hierboven afgebeelde uit
Munchen.
Dit is een pracht voorbeeld van de Leuvense school. Een
armillarium is een driedimensionale voorstelling van ons
heelal volgens Ptolemaeus. Dus geocentrisch, de aarde
centraal in het midden, de sterren en planeten in de
banden rondom. Het is een zeer duur en ingewikkeld
instrument, het laat toe de bewegingen van de maan en de
zon te volgen en de posities van 15 sterren. Merk het
kompas in de voet, voor de correcte oriëntering.
Van Arsenius zijn nog 4 armillaria gekend.
Cat 71. Gerard Mercator, Astrolabium, ca. 1545
Astrolabium in messing, diameter: 27,8 cm
Door Mercator, ca. 1545. Voor Karel V? Zeer kostbaar.
Vroegst bekende instrument van de Leuvense school.
Tweedimensionale voorstelling van Ptolemaeus’
wereldbeeld. Toont het universum met de schijnbare
beweging van de sterren boven een bepaalde breedtegraad.
Voor elke breedtegraad moet een ander stel gegraveerde
gegevens aangebracht binnen de verhoogde buitenste ring.
Zijkant van het Astrolabium met initialen van
Mercator:GMR (Gerardus Mercator Rupelmondanus = van
Rupelmonde). De betekenis van het monogram is pas
ontcijferd in 1992.
Dit was 1200 jaar lang het meest gesofisticeerde
astronomische instrument. Volgens de overlevering
uitgevonden op basis van oudere theoretische principes
door de wiskundige en neoplatonische filosofe Hypatia,
door fanatieke christenen vermoord in 415 in Alexandrië.
Werd in de middeleeuwen in Spanje overgenomen van de
Arabieren. Bovenstaand
astrolabium meet bijna 30 cm in diameter, 3x meer dan
vroegere toestellen, waardoor het gemakkelijker was af
te lezen. Uniek voor de Leuvense school is het omzetten
van astronomische theorieën naar elegant uitgevoerde
modellen op mensenmaat. De instrumenten waren zeer
gegeerd in heel Europa en werden verkocht via het
kantoor van de beroemde drukker Plantin in de
drukbezochte havenstad Antwerpen. Aan de bloei kwam een
einde door de Tachtigjarige Oorlog en de inname van
Antwerpen door Alexander Farnese in 1585.
Tot mijn verrassing vermeldt de catalogus hier en bij
nr. 63, Mercators beroemde hemelglobe van 1551: “In het
ontwerp van de hemelglobe toont Mercator dat hij de
recente theorieën van Copernicus’ De revolutionibus
(1543) reeds opneemt, maar het klassieke model van
Ptolemaeus (ca. 150) blijft aan de grondslag liggen.
Deze spanning tussen nieuw onderzoek en het grote
respect voor de antieke kennis, is kenmerkend voor het
werk van Mercator.”
En: “Zo was Mercator een van de eersten om de
sterposities te bepalen volgens Copernicus en niet
langer volgens Ptolemaeus.”
Hierover had ik graag wat meer vernomen, want voor mij
was dat nieuw.
Pas in januari 2020, drie jaar na het schrijven van
bovenstaande zin, vond ik info en bewijs dat dit geen
loze opmerking was. Mercator bezat inderdaad een
exemplaar van De revolutionibus (thans in de Glasgow
University Library), even druk voorzien van eigenhandige
glossen als dat van Gemma Frisius. (Zie: Owen Gingerich,
Het boek dat niemand las. In de voetsporen van Nicolaus
Copernicus, Amsterdam, Ambo/Anthos uitg., 2004, 310
blz., p. 240-243.)
Voor Mercators aard- en hemelglobes van 1541 en 1551:
zie de schitterende foto’s van het Mercatormuseum
(St.-Niklaas) in Nieuw leven voor een oude atlas met een
nieuw wereldbeeld. Gerard Mercator en de heruitgave van
de Mercator - Hondius atlas uit 160, bij voorkeur de
toegevoegde uitgebreidere versie van dit artikel in PDF.
Cat. 75. Pierre de Fobis, Mechanische astronomische
sfeer
Pierre de Fobis (ca. 1507-1580), Mechanische
astronomische sfeer.
Lyon ca. 1540-1550.Verguld brons, zilver en glas,
hoogte: 53,6 cm, diameter van de aardglobe 8 cm,
diameter van de hemelsfeer 15,2 cm, diameter van de
buitenste sfeer met de coördinaten 16,5 cm -
privéverzameling.
Dit meesterwerk van kennis en vakmanschap stamt uit
dezelfde tijd dat Mercator aan zijn beroemde aardglobe
(1541) en hemelsfeer (1551) werkte. Het is in meer dan
één opzicht een uniek stuk, een der fraaiste en zeker
meest complexe instrumenten van de hele 16de eeuw.
Drie Korinthische zuilen dragen een architraaf als basis
voor de mechanische sfeer. Het aandrijfmechanisme is
zichtbaar in een glazen cilinder tussen de zuilen.
Bovenaan zit de mechanische sfeer met drie onderdelen
(van binnen naar buiten): een centrale aardbol, waarrond
een prachtige hemelsfeer zit, omgeven door een sfeer met
astrologische coördinaten. Deze laatste sfeer is uniek
en diende voor astrologische voorspellingen. De
horizontale banden van de buitenste sfeer zijn de
poolcirkels, de keerkringen en de evenaar. De fijne
schuine lijnen tussen de keerkringen dienen om de
ongelijke uren te bepalen. De hemelsfeer was de enige
die roteerde: één omwenteling elke 23 uur en 56 minuten
van oost naar west, aangedreven door het mechanisme
tussen de drie zuilen.
Herinner u: in de 16de eeuw was er geen wezenlijk
onderscheid tussen astronomie en astrologie. Kennis van
de hemel en de bewegingen van de hemellichamen was nodig
om met behulp van wiskunde de kaarten van de nieuwe
ontdekkingen te kunnen tekenen. Van astronomie naar
astrologie is maar een kleine stap. Ook Vesalius schreef
een boekje over aderlaten en de invloed van de planeten
op de menselijke constitutie (3). Een zwakke
afschaduwing van dit geloof vind je tegenwoordig nog in
de dagelijkse of wekelijkse horoscopen in onze dagbladen
en tijdschriften .
Het opzet van de Fobis was, geheel in de geest van zijn
tijd: de heropstanding van de antieke kennis en die
overtreffen.
Wat hij niet kon weten en de catalogus niet vermeldt:
hij slaagde in zijn opzet, maar beter en anders dan hij
bedoelde.
Mij gaf het alleszins een schok. Gescheiden door een
ruimte/tijdkloof van meer dan anderhalf millennium
verwezenlijkte de Fobis hetzelfde als een geniale vakman
hem in het verre verleden had voorgedaan met de
mysterieuze uit de oudheid stammende bronzen
Antikythera-calculator,
waarvan de werking door Cicero in De Republica (ca. 60
v.Chr.) aan dezelfde tekst van Archimedes wordt
toegeschreven waarop de Fobis zich baseerde!
In een andere vormtaal weliswaar. De calculator zou in
1901, eeuwen na de Fobis, opgedoken worden uit een
scheepswrak. Hij was door corrosie zo sterk aangetast
dat er jaren voorzichtige behandeling nodig waren en er
pas in 2006 door computerreconstructie een replica kon
vervaardigd.
De astronomische sfeer van de Fobis blijkt tevens de
miniatuuruitvoering te zijn van een astronomisch
uurwerk, zoals dat in groot formaat in de kathedraal van
Lyon reeds in de 14de eeuw gebouwd was en zoals ze her
en der in heel Europa voorkomen. Om slechts enkele te
noemen: Praag (1410); in Nederland:
Franecker-planetarium en het astronomisch uurwerk van
Lehr; in België: Zimmer in Lier en Festraets in
St.-Truiden- het grootste ter wereld.
Raadpleeg Wikipedia
Op Youtube: een aantal films. Kies de meest recente, bv.
Antikythera mechanisme . Duur : 30 Minuten - Engels
& Engelse (computer gegenereerde) ondertitels.
Veranderend wereldbeeld – veranderende kennis 16de –
21ste eeuw.
Even een vaststelling die buiten het kader van de
catalogus springt.
Deze periode herontdekt een aantal antieke astronomische
instrumenten en ontwikkelt nieuwe. Door die
verrukkelijke nieuwe uitvinding, de boekdrukkunst,
konden de geleerden hun ontdekkingen veel sneller en op
veel grotere schaal verspreiden dan ooit tevoren in de
geschiedenis, geholpen door hun gemeenschappelijke taal:
het Latijn.
Een bloemlezing met het neusje van de zalm van
gloednieuwe ontwikkelingen tref je op het schilderij van
Hans Holbein,
De Franse gezanten: Tijd en wereldbeeld (1533) .
De armillaria en vooral dan dat van de Fobis zijn zeer
dure en ingewikkelde instrumenten. Ze vragen een
interdisciplinaire lange opleiding (met kennis van
wiskunde, astronomie ...) en veel oefening. Zelfs voor
hedendaagse experts. En vooral: ze kloppen niet! Ze
kunnen onmogelijk correct zijn! Wegens de
inconsequenties van het aloude Ptolemaeïsche
geocentrisme: de aarde als vaste centrum van het heelal,
planeten en zon wentelend omheen de aarde. Daarbij
volgen de banen van de planeten in werkelijkheid geen
volmaakte cirkelvormige omwenteling, zoals men toen
dacht. En kon men door dit foutieve axioma
(geocentrisme) ook de omloop van sommige planeten, Mars
bijvoorbeeld, niet adequaat berekenen. Het zou duren tot
Johann Kepler (1571-1630) tegen veel weerstand van
collega’s en christelijke kerken in, de ‘onvolmaakte’
ellipsvormige banen kon bevestigen. Het leek een
aanfluiting van het goddelijk volmaakte heelal!
De befaamde Hollandse cartograaf Johan Blaeu (1596-1673)
was de eerste om in 1648 een heliocentrische (de zon in
het middelpunt) atlas uit te geven. Hiervoor steunde
hij, zoals ook Kepler had gedaan, op de resultaten die
de Deense astronoom Tycho Brahe (1546-1601) na vele
jaren observaties had bereikt in zijn observatorium op
het eiland Hven. Zijn observaties waren honderd keer
nauwkeuriger dan eerdere waarnemingen. Op te merken:
Brahe ging nog steeds uit van de volmaakte cirkelvormige
banen der planeten.
Welke gigantische instrumenten Brahe had ontwikkeld
geeft Blaeu weer met niet minder dan14 gravures in zijn
prachtige wereldatlas uit 1662,ongetwijfeld gebaseerd op
de tekeningen van zijn vader Willem, die in 1596-97
lange tijd bij Brahe had gestudeerd.
In een vorig (Vlaamse) leerprogramma aardrijkskunde
behoorde kosmologie tot de leerstof voor het 4de jaar
voortgezet onderwijs. Om dit stukje te schrijven heb ik
voor alle zekerheid een Algemene Wereldatlas editie 2012
bijgehaald. Op amper één grote dubbelpagina geeft die
alle essentiële gegevens over aarde, planeten en heelal
begrijpelijk, visueel en correct weer. En bovendien kan
hij verbonden worden met het internet voor aanvullingen.
Bovenstaande is een poging om te verduidelijken hoe
achteloos en vanzelfsprekend wij door de technologische
vooruitgang kennis benutten, waarvan het moeizaam
verwerven mensenlevens lang zware studie van vele
geniale geesten heeft gekost. Dat geldt bijvoorbeeld
zowel voor Mercator als voor de astronomische wetenschap
van Copernicus of de anatomische van Vesalius (wiens De
humani corporis fabrica (Over de bouw van het menselijk
lichaam) in hetzelfde jaar 1543 gedrukt werd als De
revolutionibus orbium coelestium (Over de omwentelingen
van de hemellichamen), het postume levenswerk van de
Poolse sterrenkundige).
Eeuwigheid: de tijd verbeeld.
Cat. 73. Simon Bening, Hennessy-getijdenboek, Brugge ca.
1535
Simon Benin, de maanden januari en november
Tempera, goudkleur en bladgoud op perkament,11,7 x 87
mm,
Brussel Koninklijke Bibliotheek van België
Verbaasd een handgeschreven getijdenboekje te treffen
uit ca. 1535? Was de boekdrukkunst dan niet uitgevonden
door Gutenberg, ongeveer een eeuw vroeger?
Natuurlijk wel.
In deze laatste periode van het handgeschreven boek,
waren verluchte getijdenboeken op perkament ideale
pronkstukken voor adel en rijke burgerij. Ook voor
buitenlanders, die in Brugge verbleven waren dergelijke
kleinoden zeer gegeerde kostbaarheden. Dit is letterlijk
te nemen, ook toen al. De waarde van het boekje,
nauwelijks groter dan een pakje sigaretten (maar wel
veel dikker), is letterlijk onschatbaar!
Het getijdenboek wordt beschouwd als een meesterstuk uit
het werk van Simon Bening (1483-1561), ‘de laatste grote
miniaturist’.Op de tentoonstelling lagen de losse
bladzijden met de maanden januari, maart, mei, juli,
september, november. Dat betekent dat het manuscript nog
niet opnieuw is ingebonden. Davidsfonds Leuven maakte
van deze buitenkans gebruik om in 2015 een facsimile uit
te brengen op perkamentpapier.
Getijdenboeken hebben eigenlijk een religieuze functie.
Maar vermits het kerkelijk jaar ieder jaar terugkeert in
dezelfde volgorde, past dit uitstekend in de
traditionele opvatting van de tijd, gezien als een
eeuwigdurende cyclus. Daarom worden de religieuze
teksten en afbeeldingen steeds voorafgegaan door een
reeks bladzijden met de activiteiten van de maanden,
verbonden met de tekens van de dierenriem. Wat dan weer
aansluit bij de astrologie, die we reeds ontmoetten bij
de astronomische instrumenten. Ook dit is een
eeuwenlange traditie die je evengoed gebeiteld in steen
terugvindt op timpanen van kathedralen. Zie hiervoor:
De
Magdalenabasiliek te Vézelay en het middeleeuwse
wereldbeeld.
Bij de illustratie van de maand november komt zowel in
de catalogus als de audio een vrij grove lapsus voor.
Waarmee zijn die mannen aan het schieten? In de tekst
wordt gesproken over handboogschutters. Afgebeeld zijn
uiteraard kruisboogschutters.
Meer hierover in
Landbouw: gebonden aan de seizoenen een bespreking van
de tentoonstelling De Vier Jaargetijden in de kunst van
de Nederlanden, 1500-1750, de laatste die we in
2002 bezochten in het oude Stedelijk Museum Vander
Kelen-Mertens (Leuven), voor het omgebouwd en uitgebreid
werd tot het grandioze Museum M.
Vlaamse miniaturen 1404 – 1482,
met daarin de links naar gelijkaardige tentoonstellingen
En op de Joos de Rijcke - site, ‘Eeuw Joos’,
Handschriften en Boekdrukkunst, hierin onder veel meer
de link naar
Vlaamse minikunst.
Een uitstekende adolescentenroman over Brugge in de 16de
eeuw, de laatste miniaturisten en de opkomende
boekdrukkunst: Lieve Hoet, Tanne en ik, vzw
Scriptomanen, 2014, 306 blz. – ook als e-boek.
Meer informatie – didactische tips
Zie bij de bespreking van Joris Tulkens,
Thomas More. Een leven in vijf vriendschappen.
Hieronder vooral werken, betrokken op de internationale
situatie die in amper een paar tentoongestelde
voorwerpen exemplarisch is aangestipt.
BOOM, H,
De Grote Turk. In het voetspoor van Süleyman de
Prachtlievende (1494-1566). Amsterdam,
Athenaeum-Polak & Van Gennep, 2010.
Bijlage (in PDF): Europa tegen de Turken
CLAES, J. e.a.,
Sanctus. Meer dan 500 heiligen herkennen,
Leuven, Davidsfonds, 2002, 2de druk, 320 blz. <
DUCHATEAU, A., Benin. Hofkunst uit Afrika, Brussel,
Gemeentekrediet, 1990.
MENDES PINTO, M. (redactie) e.a. Via Orientalis.
Europalia Portugal 91, Brussel, ASLK-Galerij, 1991, p.
61-94.
Martens, J., Ife en Benin: koninklijk brons,
in:
De conquistadores: wereldveroveraars met oogkleppen.
NOTEN
1. Precolumbiaanse culturen uit Meso-Amerika. Zeer
uitgebreide PowerPoint presentatie met begeleidende
tekst. De syllabus bestaat uit drie delen,
de Azteken,
Teotihuacan: stad der goden, navel van de wereld en
Maya, kinderen van de tijd. De tekst kan tevens in een
Wordversie gedownload.
Middeleeuwen: De Coene, K., De Reu, M. & De Maeyer, Ph.
(ed.),
Liber Floridus 1121. De wereld in één boek,
Tielt, Lannoo, 2011, 191 blz.
Nieuw leven voor een oude atlas met een nieuw
wereldbeeld. Gerard Mercator en de heruit-gave van de
Mercator - Hondius atlas uit 1607
Een uitgebreidere versie dit artikel met recente
aanvullingen is in PDF toegevoegd. De eerste versie was
de Europese bijdrage op een internationaal colloquium in
2012 over Mercator en zijn tijd in Seoul, Korea.
Aldersey-Williams, H., Anatomie.
De ontdekking van het
menselijk lichaam. Amsterdam: Uitgeverij. Thomas Rap,
2013, 381 blz.
Lyons, Jonathan,
Het huis der wijsheid. Hoe Arabieren de
westerse beschaving hebben beïnvloed, Amsterdam, Bulaaq
- Antwerpen, EPO, 2010, 335 blz.
Een groot deel van de teksten van deze artikelen is
gebaseerd op
Waldseemüller en de geboorte van ‘America’,
Joos de Rijcke-site.
Neil MacGregor,
Shakespeare’s rusteloze wereld. Een
verrassende geschiedenis in twintig voorwerpen,
Amsterdam, Hollands Diep, 2016, 336 blz.
De Magdalenabasiliek te Vézelay en het middeleeuwse
wereldbeeld.
Liber Floridus. 1121 De wereld in één boek.
De grootste Mappae Mundi.
2. Nieuw leven voor een oude atlas met een nieuw
wereldbeeld. Gerard Mercator en de heruitgave van de
Mercator - Hondius atlas uit 1607.
Meer over geschiedenis van de cartografie: deel I,
De wereld in Kaart, in:
Waldseemüller en de geboorte van ‘America’
(2003-04).
Lester, T.,
Het vierde werelddeel, Amsterdam, Mouria, 2009,
519 blz.
Thomas, W. & E. Stols (red.),
Een wereld op papier.
Zuid- Nederlandse boeken, prenten en kaarten in het
Spaanse en Portugese wereldrijk (16de - 18de eeuw),
Leuven - Den Haag, Acco, 2009, 479 blz. &
3. Astrologie: zie in Mercator over Gemma
Frisius & in
Shakespeare’s rusteloze wereld over
John Dee.
Jos Martens,
Januari 2017-februari 2020